Posts tonen met het label theisme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label theisme. Alle posts tonen

zaterdag 26 maart 2022

Verschil moet er zijn - column voor filosofisch tijdschrift Sophie (2022-2)

Alles wat bestaat heeft eigenschappen en bij iedere eigenschap hoort een begrip. Zo hoort bij ‘rood-zijn’ het begrip ‘rood’. Als twee simpele enkelvoudige begrippen, zoals ‘bestaan’ en ‘zijn’, of ‘entiteit’ en ‘object’, dezelfde verwijzing hebben, dan zijn hun betekenissen redelijkerwijs gelijk. Hieruit volgt dat er géén universele eigenschappen zijn. Voor iedere eigenschap bestaat er iets dat die eigenschap niet heeft. Want als er een universele eigenschap zou zijn, dan is het een aaneenvoeging van één of meerdere enkelvoudige begrippen die elk dezelfde verwijzing en dus dezelfde betekenis hebben als het begrip ‘bestaan’. Die universele eigenschap is dus ‘bestaan’, wat onmogelijk is omdat ‘bestaan’ als voorwaarde voor het bezitten van eigenschappen zelf geen eigenschap is.

Sommige fysici begrijpen de werkelijkheid als geheel van symmetriebrekingen, zodat de wereld een bundel van splitsingen betreft en universele eigenschappen inderdaad ontbreken. Postmodernen die zich toch aan metafysica wagen, menen dat de wereld teruggaat op differenties of verschillen. Ook dan ontbreken universele eigenschappen. Volgens dialectici ontwikkelt niet alleen het menselijk denken, maar ook de wereld zich door negaties, zodat ontkenning tot het wezen van de wereld behoort. Dit sluit universele eigenschappen eveneens uit.

De afwezigheid van universele eigenschappen heeft grote gevolgen. Zo is niet alles materieel. Er zijn daarom niet-materiële en dus immateriële dingen. Evenzo volgt dat er niet-fysische, niet-natuurlijke (bovennatuurlijke), niet-veroorzaakte (onveroorzaakte), niet-gedetermineerde (vrije), niet-vergankelijke (onvergankelijke), niet-immanente (transcendente) en niet-contingente (noodzakelijke) dingen zijn. Dit is het einde van het materialisme, fysicalisme, naturalisme en vele andere “ismen”.

Elk “Alles is zus” of “Alles is zo” wereldbeeld sneuvelt. De werkelijkheid is radicaal vrij. De wereld laat zich door geen enkel “Alles is dit” of “Alles is dat” keurslijf knechten. Kortom, verschil moet er zijn. Alleen dualistische wereldbeelden, zoals theïsme en platonisme, overleven. Platonisme impliceert echter theïsme zoals ik in mijn vorige column betoogde.

Voor elk bestaand ding bestaat dus ook de negatie ervan. De natuur is daarom, zoals Heraclitus leert, een eenheid van tegendelen. Over deze tegendelen spreekt hij in termen van spanning en strijd. Ze staan op gespannen voet met elkaar en zo is voortdurend alles in beweging. De wereld is dan ook niet alleen radicaal vrij, maar eveneens antagonistisch. Vrijheid is gegrond in subjectiviteit. Vrijheid is een kenmerk van geest. De wereldgrond lijkt dus een vrij geestelijk wezen te zijn en kan daarom passend ‘God’ worden genoemd. Het antagonistische van de wereld hangt dan eveneens samen met Gods aard.

Soφie is een filosofisch tijdschrift dat zesmaal per jaar verschijnt. Zij biedt een intellectuele uitdaging door kritisch na te denken over actuele onderwerpen, geïnspireerd door de christelijke traditie.

zondag 13 februari 2022

Het Platonisme is een theïsme - column voor filosofisch tijdschrift Sophie (2022-1)

Volgens het Platonisme zijn er onvergankelijke Ideeën (zoals ‘Paard’ en ‘Eenhoorn’) die buiten ruimte en tijd bestaan. Maar waarom bestaan er bijvoorbeeld wel paarden, maar geen eenhoorns? Plato lost dit op door een God te veronderstellen die besluit in de materie wel het Idee ‘Paard’, maar niet het Idee ‘Eenhoorn’ te verwerkelijken. Is er echter ook een niet-theïstische oplossing?

De Platonist kan beweren dat er vele universums zijn en dat elk Idee in tenminste één universum concreet gestalte krijgt. Zo worden alle Ideeën uitgedrukt, alleen niet allemaal in hetzelfde universum. Deze oplossing lijkt op het multiversum voorstel dat vaak wordt ingebracht als bezwaar tegen het fine tuning argument voor het bestaan van God. Net zoals dat voorstel houdt deze eerste oplossing geen stand. Want wie of wat bepaalt dan hoe de Ideeën over de verschillende universums verdeeld worden?

Hierop kan geantwoord worden dat ons universum net als elk ander één van de mogelijke combinaties van Ideeën uitdrukt. Een ongegronde arbitraire verdeling wordt zo vermeden. Maar zo krijgen we een nogal omvangrijk multiversum. Zo omvangrijk dat het veronderstellen van slechts één universum met een God veel zuiniger en dus plausibeler lijkt. Wat stelt een enkel universum met een God immers voor vergeleken met een multiversum waarin alle mogelijke combinaties van de Ideeën – ook de meest bizarre en exotische –gerealiseerd zijn?

Een tweede oplossing is het veronderstellen van een kosmisch natuurproces. Dit proces heeft op elk moment een bepaalde materiële toestand en die bepaalt welke Ideeën wel en niet gerealiseerd worden. Ieder Idee vereist voor de verwezenlijking ervan namelijk specifieke materiële omstandigheden en daaraan is niet altijd voldaan. Het probleem van deze oplossing is dat de materie weinig mogelijkheden uitsluit. Het zijn precies de te realiseren Ideeën die het doel en dus de richting bepalen van genoemd natuurproces. De natuur ontwikkelt zich in de richting die bepaald wordt door de Ideeën die de natuur moet gaan uitdrukken. Maar wie of wat bepaalt dan welke Ideeën het doel vormen waarop de zich ontwikkelende materie zich richt? Wie of wat bepaalt anders gezegd welke Ideeën door de natuur uitgedrukt gaan worden? Zo komen we opnieuw uit bij een wilsbesluit van een goddelijk bewustzijn. Deze tweede oplossing slaagt dus evenmin.

Er is uiteindelijk geen goede niet-theïstische oplossing. Met een knipoog naar Sartres beroemde essay uit 1946 kunnen we dan ook met recht zeggen: Het Platonisme is een theïsme.

Soφie is een filosofisch tijdschrift dat zesmaal per jaar verschijnt. Zij biedt een intellectuele uitdaging door kritisch na te denken over actuele onderwerpen, geïnspireerd door de christelijke traditie.

donderdag 20 december 2012

Het Arminius debat

Gisterenavond ben ik in Rotterdam in denkcafé Arminius in debat gegaan met Maarten Boudry over de vraag of God bestaat. Het was een mooie avond waar ik met veel plezier op terugkijk. Ook de discussies daarna met mensen uit het publiek, en vervolgens in het café om de hoek met Maarten en de redactie van Arminius waren erg leuk en de moeite waard. Het debat is live uitgezonden op internet en is hier te bekijken. Ook langs deze weg wil ik Arminius danken voor het organiseren van deze avond.

dinsdag 2 oktober 2012

In Perspectief

De afgelopen tijd is mij met enige regelmaat gevraagd hoe mijn overige wijsgerige teksten, en dan vooral die over esthetiek en kennisleer, samenhangen met het proefschrift over rationele argumenten voor het bestaan van God waarop ik onlangs promoveerde. Hoewel ik in het verleden over deze samenhang vaker iets heb geschreven, leek het mij goed vanwege genoemde recente vragen er hieronder nog eens kort bij stil te staan.

Mijn proefschrift vormt het tweede deel van een driedelig project. Het eerste deel van dit project betreft mijn masterthesis "Het kenbare noumenale: transcendentie binnen de-wereld-voor-ons" waarin ik een alternatieve 'wereld-voor-ons'-kennisleer ontwikkel in dialoog met Kant, en het derde deel betreft een fenomenologie van de ervaring van het sublieme (in dialoog met vooral Longinus, Burke, Kant en Lyotard) en het heilige (in dialoog met Rudolf Otto en vooral Georges Bataille).

Het tweede deel steunt hierbij op het eerste deel en het derde deel steunt op haar beurt weer op het tweede deel (en dus indirect ook op het eerste deel). Kortgezegd, om te betogen dat (contra Burke, Kant en Lyotard) de fenomenologisch meest adequate duiding van de sublieme ervaring de ervaring van God is (Deel III), zullen we eerst vanuit de rede moeten laten zien dat het redelijk is om te denken dat God bestaat (Deel II), en om vanuit de rede te kunnen laten zien dat het redelijk is om te denken dat God bestaat (Deel II), hebben we een geschikte alternatieve kennisleer nodig waarmee we (contra Kant, het positivisme, het scepticisme en het postmodernisme) uitspraken over het bovenzintuiglijke epistemisch kunnen rechtvaardigen (Deel I). Mijn driedelig project culmineert dus uiteindelijk in een esthetiek, verloopt langs een metafysica en grondt in een kennisleer.

Algemeen toegankelijke teksten van mijn driedelig project zijn vooral beschikbaar op mijn website emanuelrutten.nl (e.g., "De mens en het religieuze: opzet driedelig project" [vwb de eenheid van de drie delen], "Het kenbare noumenale: transcendentie binnen de-wereld-voor-ons" [vwb Deel I], mijn proefschrift [vwb Deel II] en "Toelichting op 'Over het verhevene bij Longinus'" [vwb deel III]) en hier op mijn weblog.

En waarom ik op enig moment christen werd? Een mogelijk antwoord is dit. Heel mijn leven zocht ik, bewust dan wel onbewust, naar iets absoluut schoons en perfects. Iets ultiems met een vanuit menselijk perspectief oneindige waarde. Juist toen ik dacht zoiets verhevens nooit te zullen vinden, vond ik het.

donderdag 9 augustus 2012

maandag 6 augustus 2012

Mijn proefschrift

Mijn proefschrift is vandaag naar de drukker gegaan. Deze week zal ik de tekst op mijn site emanuelrutten.nl plaatsen. Wie voor de aardigheid alvast de hele omslag wil zien kan deze hier bekijken. Hieronder ook een zeer beknopte samenvatting van de inhoud.

[Al vanaf Plato zijn er rationele argumenten ontwikkeld voor het bestaan van God. De laatste decennia is de filosofische belangstelling ervoor weer sterk toegenomen. Rutten onderzoekt in zijn proefschrift kosmologische argumenten. Hierbij wordt het bestaan van God afgeleid uit het feitelijke gegeven dat er veroorzaakte dingen bestaan. Hij betoogt dat de onderzochte argumenten gezamenlijk genomen aannemelijk maken dat de kosmos is veroorzaakt door een noodzakelijk bestaand en vrij wezen, maar dat daarmee nog niet is beargumenteerd dat dit wezen ook de eerste onveroorzaakte oorzaak van de gehele werkelijkheid betreft, wat van God doorgaans wel gezegd wordt. In het tweede deel van zijn proefschrift ontwikkelt Rutten een nieuw argument voor het bestaan van een eerste oorzaak van de werkelijkheid. Hij leidt uit atomisme, de claim dat alles wat bestaat uiteindelijk is opgebouwd uit ondeelbare bouwstenen, en causalisme, de claim dat alles wat bestaat een effect is van iets anders of zelf iets anders veroorzaakt, af dat er inderdaad een eerste oorzaak moet zijn. Ook ontwikkelt Rutten een nieuw kennistheoretisch argument voor het bestaan van een vrij wezen dat de eerste oorzaak van de werkelijkheid is. Dit argument vertrekt vanuit het uitgangspunt dat alles wat mogelijk waar is ook kenbaar is en dat het bovendien onmogelijk is om te weten dat God niet bestaat. Door deze nieuwe argumenten te combineren met genoemde kosmologische argumenten ontstaat een hernieuwde casus voor de these dat er een noodzakelijk bestaand en vrij wezen is dat tevens geldt als de eerste oorzaak van de werkelijkheid, oftewel God.]

De openbare verdediging van mijn proefschrift vindt plaats op donderdag 20 september om 11:45 in de aula van het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit in Amsterdam

dinsdag 20 december 2011

Van 'iets' naar iemand

Voor ons als mensen is het lastig, ik zou haast zeggen onmogelijk, om ons een wereld zonder laatste grond voor te stellen. Wij kunnen haast niet anders denken dan dat de wereld tenslotte teruggaat op een absolute onvoorwaardelijke drager, welke het antwoord vormt op de vraag waarom er überhaupt iets is in plaats van veeleer niets. Immers, een wereld waarin alles wat bestaat voor zijn of haar bestaan afhankelijk is van iets anders betreft een grondeloze in het niets wegzinkende wereld van louter contingenties, hetgeen voor ons als mensen inderdaad volstrekt absurd lijkt. Daarom zijn wij als mensen gerechtvaardigd om te denken dat er een uiteindelijke oorsprong van de werkelijkheid moet zijn, een ‘metaphysical ultimate’. De these dat er een laatste soevereine, van niets anders meer afhankelijke, bron van alles is, betreft dus een alleszins verdedigbaar uitgangspunt van metafysisch denken. In laatste instantie moet er een ultieme grond van alles zijn, ‘een eerste beginsel’, ook al hebben wij op voorhand geen idee wat de aard van deze oorsprong van de werkelijkheid is.

Naast natuurlijk zo goed als alle theïsten zullen er ook atheïsten zijn die zich in bovenstaande redenering kunnen vinden. Hoewel deze atheïsten het bestaan van God categorisch ontkennen kunnen zij zich wel vinden in de redenering dat het redelijk is om te denken dat er ‘iets’ moet zijn waarin alle (meta)fysische verklaringen uiteindelijk tot rust komen en waarvoor dus geen verdere verklaring meer gegeven kan worden. Kortom, genoemde atheïsten accepteren, net zoals praktisch alle theïsten, dat de wereld tenslotte teruggaat op een absolute grond.

De vraag is vervolgens of wij in staat zijn om wat meer te achterhalen over de aard van deze ultieme oorsprong van de wereld. Zelf ben ik van mening dat dit inderdaad het geval is. Zo zijn er verschillende argumenten te geven voor het persoonlijk zijn van de wereldgrond.

Neem bijvoorbeeld het bekende kosmologische verschijnsel van fine-tuning. De fundamentele natuurconstanten blijken precies die getalswaarden te hebben die intelligent leven mogelijk maken. Zo goed als alle andere getalswaarden zou dit nagenoeg onmogelijk gemaakt hebben. Er lijken slechts drie verklaringen gegeven te kunnen worden voor dit verschijnsel, namelijk bruut toeval, (meta)fysische noodzakelijkheid en opzettelijke intentionaliteit. Toeval kan redelijkerwijs uitgesloten worden omdat de kans dat de natuurconstanten precies die waarden hebben die nodig zijn om intelligent leven mogelijk te maken onvoorstelbaar verwaarloosbaar klein is. Noodzakelijkheid valt eveneens af omdat de fundamentele natuurconstanten volgens onze huidige inzichten ook andere getalswaarden gehad hadden kunnen hebben. Blijft over gerichte intentionaliteit, maar dat veronderstelt een bewust handelend subject ofwel een persoon. Het is daarom niet onredelijk te stellen dat de ultieme drager van de wereld tevens het ultieme subject van de wereld betreft en dus dat de oorsprong van alles geen ‘iets’ maar een iemand is.

Of neem de gangbare these van de kosmologie dat het universum, het geheel van ruimte, tijd en energie, een eindige tijdsduur geleden is begonnen te bestaan. Het is alleszins redelijk om te veronderstellen dat iets dat begint te bestaan een ontstaansoorzaak heeft welke, indien het gaat om de oorzaak van alle tijd en ruimte, zelf niet anders dan buiten ruimte en tijd kan bestaan. Welnu, wat anders kan, aangenomen dat ‘abstracte entiteiten’ zoals logische wetten causaal inert zijn, redelijkerwijs voor deze oorzaak in aanmerking komen dan een act van een immaterieel bewustzijn? We stuiten hier dus eveneens op de redelijkheid van een persoonlijke verklaring en daarmee persoonlijke oorsprong van de kosmos.[1]

Ook kunnen we denken aan een axiologisch argument. Zo lijkt het verdedigbaar dat de arche, het eerste beginsel van alles, een waardigheid heeft die in elk geval niet lager is dan de waardigheid van ieder mens. Maar dan, precies omdat ieder mens een waardigheid heeft die boven die van alle levenloze objecten uitgaat, volgt uit de transitiviteit van de waardigheidsrelatie dat de wereldgrond geen onpersoonlijk voorwerp of onpersoonlijk fluïdum kan zijn. De oorsprong van de wereld moet derhalve, net zoals de mens, eveneens persoonskenmerken ofwel subjectkarakter bezitten. Zij is derhalve geen ‘iets’, maar een iemand.

Verder kan gewezen worden op een vruchtbare gedachte van D. Georgoudis. Hij ontleent een argument aan de idee van een parallellie tussen de ‘kenorde’ en de ‘zijnsorde’ van de wereld. Indien alle kennis in laatste instantie geen kwestie is van louter formele mechanische ontdekking, maar juist van begripsvorming, van het persoonlijk vertrouwd raken met ofwel het persoonlijk ‘verstaan’ van de wereld, dan is het redelijk om te veronderstellen dat de grond van de wereld evenmin een mechanische natuur heeft, maar in plaats daarvan ook persoonlijk is.

We zien dus dat de overtuiging dat de wereld tenslotte is gegrond in een persoonlijke eerste oorzaak allesbehalve irrationeel is. Wie, zoals ook een deel van de atheïsten doet, erkent dat het niet onredelijk is om te veronderstellen dat er een absoluut oorsprongsprincipe moet zijn waarop de hele werkelijkheid uiteindelijk teruggaat, kan nauwelijks meer volhouden dat het onzinnig is om te denken dat deze eerste oorzaak geen ding, maar een subject is. De ultieme grond van de werkelijkheid kan derhalve plausibel als persoon gedacht worden. Maar dat is wat wij allen God noemen, zou Aquino zeggen.

[1] Dit en het voorgaande kosmologische argument wordt in de literatuur uitgebreid besproken. Zie bijvoorbeeld de Blackwell Companion to Natural Theology, Blackwell Publishing, 2009.