Posts tonen met het label zondeval. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zondeval. Alle posts tonen

zondag 5 mei 2013

Haar naam was Sarah

Gisteren zag ik de film 'Haar naam was Sarah' van Gilles Paquet-Brenner. Deze hartverscheurende verfilming van het gelijknamige boek van Tatiana de Rosnay bracht me opnieuw op de gedachte dat het kwaad dat mensen elkaar aandoen vaak zo afschuwelijk is dat zelfs een joods-christelijk begrip als zondeval de lading maar nauwelijks lijkt te dekken. Natuurlijk, de betekenis van de zondeval waarover in Genesis gesproken wordt is in essentie dat de mens zich op enig moment van God afkeerde en zo viel in een geringere toestand van gebrekkigheid en onvolkomenheid. Als zodanig speelt de zondeval in de joods-christelijke traditie een cruciale rol in het begrijpelijk maken van de herkomst van het kwaad. Maar verklaart deze val in ontoereikendheid ook in voldoende mate het enorme kwaad, het radicale kwaad, waartoe mensen steeds weer in staat blijken te zijn? Veel door mensen individueel of collectief gepleegde kwaadaardigheden zijn namelijk in feite zo buitengewoon gruwelijk dat men zich kan afvragen of dit louter en alleen het gevolg kan zijn van de gevallen toestand van deze schepselen van God.

Het is deze vraag die mij in het bijzonder interesseert. Kan het joods-christelijke denken volstaan met de zondeval als genealogie van het radicale kwaad? Of vereist dit denken aanvullende concepties om de herkomst van het radicale kwaad te begrijpen? En zo ja, welke? Nu is de zondeval zoals gezegd een joods-christelijke notie. Dit laat echter onverlet dat de vraag of de zondeval als joods-christelijk narratief het radicale kwaad als fenomeen adequaat kan verklaren een algemene hermeneutische vraag betreft. Dat de zondeval een joods-christelijk concept is doet dus niets af aan de objectiviteit van deze vraag.

Bovendien is de vraag niet of een beroep op een zondeval van de mensheid noodzakelijk is om de oorsprong van het radicale kwaad voldoende te duiden. Het gaat mij om de vraag of uitgaande van de zondeval de herkomst van het radicale kwaad überhaupt afdoende inzichtelijk gemaakt kan worden. En natuurlijk is het zo dat het antwoord op de vraag of het joods-christelijke schema van zondeval ons in staat stelt het radicale kwaad adequaat te duiden afhangt van de precieze invulling van dit schema. Wie wil voorkomen dat het joods-christelijke wereldbeeld naast de zondeval additionele elementen vereist voor een afdoende duiding zal dus moeten zoeken naar een specifieke interpretatie van de zondeval die voldoende recht doet aan het verschijnsel van het radicale kwaad, een verschijnsel dat de film 'Haar naam was Sarah' zo aangrijpend in beeld weet te brengen.