woensdag 31 augustus 2022

World-for-us epistemology, Kantianism, constructivism and metaphysical realism

Kant’s distinction between the object-for-us and the object-in-itself is a distinction that isn’t justified as a absolute distinction. That is to say, it isn't justified as a distinction that applies to how the world is in itself. Precisely because on my world-for-us epistemology the world-in-itself is epistemically forever hidden to us, said distinction is only justified as a distinction for us and thus as a distinction within the-world-for-us. So world-for-us epistemology isn't Kantianism.

Constructivists more broadly understood though claim that what we refer to as the world is a human construction of either mind or language or power or even some other medium. World-for-us epistemology isn't constructivism either. In fact, it's fundamentally different from constructivism. Constructivists claim to know that the-world-for-us is a human construction. But how do they know the absolute nature of the-world-for-us? How do they step outside the-world-for-us? That’s for us human beings simply impossible.

The problem for constructivists is not that they have to admit that their own constructivsim is also merely a construction. For they are actually more than happy to admit that. The problem for constructivists is that it’s epistemically unjustified to claim that everything is a construction in the first place. It's the world-for-us epistemologist and not the constructivist that properly withholds judgement. We cannot justify any claim about the 'in itself' of the-world-for-us since we cannot transcend our human condition. Thus for us an absolute stance is impossible. We remain always inescapably within the 'for us'.

So claiming that the 'for us' is a construction, as constructivists do, is simply bad dogmatic metaphysics. For all we know, the 'for us' could indeed be a construction. But also, for all we know, the 'for us' could be the absolute. We will never know. Therefore we do all our projects, even metaphysics, forever and solely within the-word-for-us, while the ontology of the 'for us' remains for us inevitably inaccessible.

Kantians who consider their distinction between the object-for-us and the object-in-itself as an absolute distinction, metaphysical realists who claim that what we call the world coincides with the world as it is in itself, and constructivists who claim that what we call the world is a human construction, are in fact all equally examples of bad dogmatic metaphysics. For all unjustifiably claim to know the inaccessible absolute nature of the world as it is for us.

zondag 21 augustus 2022

Dialectische retorica

De aanklager en verdediger van de beklaagde houden in de rechtbank elk een gerechtelijke redevoering. De aanklager begint en de verdediger volgt. Volgens Quintilianus wijkt de structuur van de redevoering van de aanvaller niet af van die van de verdediger. Na de inleiding en de uiteenzetting volgt de bewijsvoering en de weerlegging van argumenten van de tegenpartij, waarna met een slotwoord wordt afgesloten. Voor zowel aanklager als verdediger geldt dat alleen het derde en vierde deel argumenten bevat. De aanklager heeft de redevoering van de verdediger echter nog niet gehoord zodra hij spreekt. Hij kan daarom een weerlegging achterwege laten of in zijn weerlegging anticiperen op onvermijdelijke dan wel waarschijnlijke of toch op z'n minst mogelijke argumenten van de verdediger. Dit kunnen argumenten zijn die de verdediger geeft als onderdeel van zijn bewijsvoering of als onderdeel van zijn weerlegging van argumenten van de aanklager. De verdediger heeft in tegenstelling tot de aanklager de redevoering van zijn opponent wel gehoord en kan nadat hij zijn eigen bewijsvoering gegeven heeft in zijn weerlegging dus reageren op argumenten die de aanklager in zijn bewijsvoering of weerlegging heeft ingebracht. Zo kan een heuse dialectiek ontstaan. Stel dat de aanklager argument A_1 geeft in zijn bewijsvoering en anticipeert dat de verdediger in zijn weerlegging A_2 als weerlegging van A_1 zal inbrengen. In zijn weerlegging kan de aanklager dan A_3 tegen A_2 inbrengen. De verdediger kan vervolgens in zijn weerlegging A_4 tegen A_3 inbrengen. Er is zelfs nog een diepere dialectiek mogelijk. Want de aanklager kan A_4 anticiperen en in zijn weerlegging A_5 tegen A_4 inbrengen. De verdediger kan dan in zijn weerlegging zelfs nog A_6 tegen A_5 inbrengen. Zo ontstaat er over slechts twee redevoeringen een volledige dialectiek. De drager van deze dialectiek is de aanklager. Want alleen dankzij zijn anticipaties kan er een uitgebreide dialectiek op gang komen.

vrijdag 12 augustus 2022

Een reductie van de wettelijke status van tegenstrijdige wetten naar de logische statussen van hoedanigheid en feitelijkheid

De wettelijke status van tegenstrijdige wetten kan, los van een voor alle wettelijke statussen geldende reductie naar de logische definitiestatus, en net zoals de wettelijke status van letter en geest, gereduceerd worden naar de logische statussen van hoedanigheid en feitelijkheid. Want de tegenstrijdigheid tussen de wetten is schijnbaar of werkelijk. Indien de tegenstrijdigheid schijnbaar is, dan is er van een werkelijke tegenstrijdigheid dus geen sprake en dan komt dat omdat de praktisch-pragmatische betekenis van de letter van tenminste een van de wetten niet overeenkomt met de geest van die wet. De wettelijke status van tegenstrijdige wetten wordt zo gereduceerd tot de wettelijke status van letter en geest welke zoals gezegd gereduceerd kan worden tot de logische statussen van hoedanigheid en feitelijkheid. Maar dan kan in dit geval de wettelijke status van tegenstrijdige wetten dus ook tot die twee logische statussen gereduceerd worden. In het andere geval is de tegenstrijdigheid tussen de wetten werkelijk. In dat geval moet bekeken worden welke wet het oudst is en wat de specifieke concrete omstandigheden van de zaak zijn, en welke wet het eerlijkst, het meest rechtvaardig en het belangrijkst is. De eerste twee aspecten betreffen de feitelijkheidsstatus en de laatste drie de hoedanigheidsstatus. Ook in dit geval kan de wettelijke status van tegenstijdige wetten dus naar de logische statussen van hoedanigheid en feitelijkheid gereduceerd worden.