zondag 25 februari 2024

Gebieden en actoren

De meest bepalende ontwikkeling die geleid heeft tot wat in het Westen de moderniteit wordt genoemd, is ontegenzeggelijk de secularisatie. De sociaal-culturele gevolgen ervan zijn nauwelijks te overschatten. Het eerste slachtoffer was God (God is dood!). Het tweede slachtoffer betrof vervolgens de metafysica (Alléén meten is weten!). Het derde slachtoffer werd de waarheid (Er zijn geen objectieve waarheden!). Het vierde slachtoffer betrof de gemeenschapszin (Het individu is allesbepalend!). En de laatste jaren begint pijnlijk zichtbaar te worden dat inmiddels het vijfde slachtoffer de steeds verder polariserende samenleving zelf is. Want geen samenleving kan zonder een gedeeld bovenindividueel zinperspectief. Zo vereist een goed functionerende staat voor haar politieke legitimiteit een geloofwaardige grensbewaking en een sterke krijgsmacht. Beide komen echter zonder een sterke gemeenschapszin niet van de grond. Deze zin gaat in laatste instantie terug op een gemeenschappelijk spiritueel verhaal. Precies zo’n spiritueel verhaal ontbreekt echter al bijna een eeuw in veel Westeuropese landen. De gevolgen hiervan zijn immens. Wat uiteindelijk in deze landen overblijft, is geen samenleving of zelfs maar een staat, maar slechts een gebied. En een gebied is weerloos. Het kan op verschillende manieren ten prooi vallen aan machtige geopolitieke actoren.

zaterdag 24 februari 2024

Another flaw in the argument from ancestrality

While proofreading my paper Prison break? In defense of correlationism, I noticed that Meillassoux’s ancestral argument against correlationism as developed in his book After finitude fails for yet another reason. He takes it that since the correlationist must accept that the transcendental subject is situated in what this subject refers to as ‘the world’, it follows that the correlationist must also accept that the transcendental level is instantiated in the world. But this doesn’t follow. The transcendental subject may be part of the world, but the transcendental level as being a condition for knowledge instead of being an object of knowledge isn’t.

De enkeling - mijmering, droom

Ik schrijf voor de enkeling, voor die ene ziel die het grondwoord op het spoor komt dat mijn denken bezielt en verzamelt, en de kracht bezit dit woord op te nemen en te laten ontvlammen in een wereld waarvoor het bestemd is. Of nog anders. Ik schrijf niet voor deze generatie. Ik schrijf voor alle generaties.

vrijdag 23 februari 2024

Uitverkiezing

Evolutie en theïsme zijn verenigbaar. Denk bijvoorbeeld aan het concept van een door God geleide evolutie. Maar ook ongeleide evolutie is verenigbaar met theïsme en meer specifiek het christendom. Net zoals de discipelen, de profeten, Mozes en Abraham door God uitverkozen werden om een rol te spelen in Gods heilsplan, en logisch daarvoor God eerst het volk Israel als zodanig uitverkoos als het volk waaraan God zich als eerste bekend heeft willen maken, zo kan deze Bijbelse lijn van uitverkiezing door God nog één logische stap verder terug worden gedacht door te overwegen dat op enig moment in de kosmische geschiedenis de geestelijke vermogens van de mensheid door ongeleide evolutie dermate ontwikkeld waren dat God ervoor koos om zichzelf als eerste aan deze soort bekend te maken. Meer precies in deze zin is de mens dan imago Dei oftewel beeld van God.

Naschrift: Bewustzijn kan niet voortkomen uit levenloze materie. Emergentiedenken faalt. Daarover heb ik inmiddels het een en ander geschreven. Wel kan, vanaf het moment dat God bewustzijn de kosmos inbrengt, ook dit bewustzijn zich in interactie met de materie verder ontwikkelen tot hogere vormen van bewustzijn zoals we die bijvoorbeeld bij de mens aantreffen. Wanneer ik dus in de context van het scenario van ongeleide evolutie schrijf dat op enig moment in de mens de geestelijke vermogens dermate ontwikkeld waren dat God besloot zich aan de mens bekend te maken, bedoel ik meer precies dat op enig moment in de mens het door God in de kosmos ingebrachte bewustzijn dermate ontwikkeld was dat God besloot zich aan de mens bekend te maken.

woensdag 14 februari 2024

Plato’s afkeer van retorica

In zijn Politeia verwerpt Plato de kunst omdat kunstwerken beelden van beelden zijn en daarom te ver van de oorspronkelijke Ideeën afstaan. Dit zou zijn wantrouwen tegenover de taal en zijn voorkeur voor intellectuele aanschouwing met het geestesoog kunnen verklaren. Want wellicht had reeds Plato, net zoals pas veel later Wittgenstein, de intuïtie dat de taal als geheel van proposities bestaat uit beelden van standen van zaken. En dus uit beelden van beelden. De taal staat dan dus eveneens te ver van de Ideeën af. Plato’s afkeer van de retorica zou dan niet alleen berusten op de vermeende misleiding van retoren, maar vooral op het gegeven dat retoren nadrukkelijk taal gebruiken. Het zou zijn aanval op de retorica nog problematischer maken dan deze al is.

zondag 11 februari 2024

Een kosmisch amor fati

Nietzsche verheerlijkt de wil tot macht als ultieme drijfveer van al het organische leven. Het is dus de wil tot macht die ook de door Nietzsche veronderstelde en door hem verachte slaafse mensheid voortbracht. Maar waarom veracht Nietzsche deze slaafse mensheid dan? Ook de slaafse mens die Nietzsche meent waar te nemen en afwijst, komt, uitgaande van Nietzsches denken, immers voort uit de door hem geprezen wil tot macht. En het is ongerijmd om iets te verachten dat rechtstreeks voortkomt uit een tegelijkertijd verheerlijkte machtswil. Wie zoals Nietzsche de wil tot macht verabsoluteert en adoreert, kan haast niet anders dan alles wat deze wil voortbrengt, zelfs de volgens Nietzsche slaafse volgzame mens, van harte aanvaarden. Zou dat inderdaad niet een waarachtige amor fati op het niveau van de kosmos zelf zijn?

Misschien moeten we om deze gevolgtrekking te vermijden een onderscheid maken tussen oorspronkelijke en degeneratieve manifestaties van de wil tot macht. Deze suggestie is interessant, maar niet overtuigend. De affectieve en perspectivische wil tot macht is bij Nietzsche immers de rots waarop onze spade afketst. Daarachter of daaronder zit in zijn metafysica niets meer. Het leven, ja alles, dient in laatste instantie begrepen te worden als een differentiële menigvuldigheid van onderling op elkaar inwerkende krachtcentra die alles wat hun kracht doet toenemen positief en alles wat hun kracht doet afnemen negatief waarderen. Hoe kan Nietzsche dan nog een onderscheid maken tussen een eigenlijke of vruchtbare en een oneigenlijke of ontaarde wil tot macht? Op grond van wat zou hij zo’n onderscheid nog kunnen legitimeren? Wil tot macht was immers reeds het laatste woord.

Precies omdat de nee-zeggende slaaf eveneens een op een wil tot macht teruggaande manifestatie is van het leven, zou Nietzsche, vanuit zijn affirmatie van de wil tot macht, ook ja moeten willen zeggen tegen deze manifestatie van de wil tot macht. Het gehele leven in werkelijk al zijn machtsmanifestaties omarmen, zou dan ook inderdaad pas een werkelijke amor fati zijn. Een amor fati op het niveau van de kosmos zelf.

Bovengenoemde conclusie lijkt voor Nietzsche dan ook onontkoombaar. Als één machtsmanifestatie, in dit geval die van de nee-zeggende slaaf, dermate sterk en krachtig is dat het zijn kracht alsmaar weet te vermeerderen ten koste van de andere machtsmanifestaties, dan zijn die andere machtsmanifestaties blijkbaar zwakker en worden ze geheel in overeenstemming met de natuur overweldigd. Hiertegen kan Nietzsche vanuit zijn onversneden machtsdenken geen bezwaar maken. Een dergelijke gang van zaken voltrekt zich dan immers volledig krachtens de machtsnatuur van de kosmos, zodat, zoals gezegd, Nietzsche het op grond van zijn eigen machtsdenken zal moeten omarmen als een kosmisch amor fati. Als een kosmisch “Zo wilde ik het!”