Nietzsche verheerlijkt de wil tot macht als ultieme drijfveer van al het organische leven. Het is dus de wil tot
macht die ook de door Nietzsche veronderstelde en door hem verachte slaafse mensheid voortbracht. Maar waarom veracht Nietzsche deze slaafse mensheid dan? Ook de slaafse mens die Nietzsche meent waar te nemen en afwijst, komt, uitgaande van Nietzsches denken, immers voort uit de door hem geprezen wil tot macht. En het is ongerijmd om iets te verachten dat rechtstreeks voortkomt uit een tegelijkertijd verheerlijkte machtswil. Wie zoals Nietzsche de wil tot macht verabsoluteert en adoreert, kan haast niet anders dan alles wat deze wil voortbrengt, zelfs de volgens Nietzsche slaafse volgzame mens, van harte aanvaarden. Zou dat inderdaad niet een waarachtige amor fati op het niveau van de kosmos zelf zijn?
Misschien moeten we om deze gevolgtrekking te vermijden een onderscheid maken tussen oorspronkelijke en degeneratieve manifestaties van de wil tot macht. Deze suggestie is interessant, maar niet overtuigend. De affectieve en perspectivische wil tot macht is bij Nietzsche immers de rots waarop onze spade afketst. Daarachter of daaronder zit in zijn metafysica niets meer. Het leven, ja alles, dient in laatste instantie begrepen te worden als een differentiële menigvuldigheid van onderling op elkaar inwerkende krachtcentra die alles wat hun kracht doet toenemen positief en alles wat hun kracht doet afnemen negatief waarderen. Hoe kan Nietzsche dan nog een onderscheid maken tussen een eigenlijke of vruchtbare en een oneigenlijke of ontaarde wil tot macht? Op grond van wat zou hij zo’n onderscheid nog kunnen legitimeren? Wil tot macht was immers reeds het laatste woord.
Precies omdat de nee-zeggende slaaf eveneens een op een wil tot macht teruggaande manifestatie is van het leven, zou Nietzsche, vanuit zijn affirmatie van de wil tot macht, ook ja moeten willen zeggen tegen deze manifestatie van de wil tot macht. Het gehele leven in werkelijk al zijn machtsmanifestaties omarmen, zou dan ook inderdaad pas een werkelijke amor fati zijn. Een amor fati op het niveau van de kosmos zelf.
Bovengenoemde conclusie lijkt voor Nietzsche dan ook onontkoombaar. Als één machtsmanifestatie, in dit geval die van de nee-zeggende slaaf, dermate sterk en krachtig is dat het zijn kracht alsmaar weet te vermeerderen ten koste van de andere machtsmanifestaties, dan zijn die andere machtsmanifestaties blijkbaar zwakker en worden ze geheel in overeenstemming met de natuur overweldigd. Hiertegen kan Nietzsche vanuit zijn onversneden machtsdenken geen bezwaar maken. Een dergelijke gang van zaken voltrekt zich dan immers volledig krachtens de machtsnatuur van de kosmos, zodat, zoals gezegd, Nietzsche het op grond van zijn eigen machtsdenken zal moeten omarmen als een kosmisch amor fati. Als een kosmisch “Zo wilde ik het!”
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ik vind het een moeilijke redenering van Nietsche, en ben bang dat ik het (de redeneringz) begrjjp als een slang die in haar eigen staart bijt: geen circelredenering, maar een redenering die volgens mij inderdaad tot het Niets leidt. Of ben ik nu zo 'gedesorienteerd'dat ik zelfs de kosmos niet eens meer als een 'deus ex machina'wil aannemen?
Een reactie posten