vrijdag 29 december 2023

Nieuwe grond - een gedicht van Willem Smit

Nieuwe grond

kom naast mij staan
deze verten gadeslaan
met stijgende verbazing
loskomen van het vlakland
waarin wij zaten vastgedacht

de helling op
staren in dezelfde afgrond
in hoogtevrees verbonden

vragen tot het mistig is
het oude pad naar huis
onttrokken aan het zicht

dan
langzaam dalen
op de tast
steeds nader komen

nooit meer op de vlakte

Willem Smit

zaterdag 16 december 2023

Nussbaum over boosheid

In zijn artikel Over woede en rechtvaardigheid bespreekt Thijs Jansen de kritiek van Martha Nussbaums op woede. Nussbaum baseert haar kritiek op woede op de definitie van boosheid in de Retorica van Aristoteles. Boosheid wordt door Aristoteles gedefinieerd als een met pijn gepaard gaande drang tot openlijke wraakneming wegens een blijk van geringschatting van de persoon zelf of van een van de zijnen, door mensen wie het niet past hen gering te schatten. Nussbaum ziet volgens Jansen de met boosheid gepaard gaande drang tot vergelding als primitief en kwaadaardig. Woede acht ze dan ook volstrekt dwaas en irrationeel. Het is in haar ogen een immorele onbeschaafde emotie. Nussbaum neemt eveneens aanstoot aan het element van geringschatting als motivatie voor de drang tot wraakneming. Ze beschouwt dit zoals Jansen uitlegt als een uiting van moreel laakbaar en infantiel narcisme. Wie woedend is zou volgens Nussbaum alleen maar bezig zijn met zijn of haar status. Nussbaums interpretatie van de definitie van Aristoteles slaat echter de plank mis. Ze laat zien weinig van de Aristotelische duiding van woede begrepen te hebben. Uit de behandeling van boosheid in de Retorica van Aristoteles volgt namelijk dat iemand pas boos wordt indien er sprake is van geleden schade, de schade bovendien onverdiend is, en degene die schade berokkent ook nog eens niet eens op eigen voordeel uit is. Voor boosheid is volgens Aristoteles blijkbaar heel wat nodig. Zo werd men niet boos op rovers. Want rovers zijn uit op eigen voordeel. Rovers schakel je uit, meer niet. Een Griek werd dan ook niet snel boos en had dus geen lange tenen zoals velen tegenwoordig. Dat Grieken uitgaande van de definitie van boosheid pas boos werden indien degene die schade betrokkent dat onverdiend doet en bovendien niet op eigen voordeel gericht is, laat zien dat een Griek juist niet de narcistische neiging had om alles wat er gebeurt te zien als iets wat draait om zijn of haar aanzien. Men voelde zich immers niet snel gekwetst. Zo werd men niet boos op een dief omdat men begrijpt dat een dief het niet specifiek om hem of haar te doen is, maar slechts uit is op eigen gewin. Van een infantiele narcistische nadruk op de eigen status was bij de Grieken daarom geen sprake. Men betrok niet alles wat er gebeurde op zichzelf. Dat in onze eigen tijd mensen snel zaken hoogst persoonlijk nemen en daarom om van alles en nog wat boos worden, zou door mensen uit de tijd van Aristoteles dan ook vreemd gevonden worden. Een Griek werd uitgaande van de definitie van Aristoteles alléén woedend als die woede ook daadwerkelijk terecht is, namelijk wanneer iemand een ander onverdiend en zonder eigen voordeel wil krenken of vernederen. En een dergelijke boosheid is moreel gezien alleszins redelijk en verdedigbaar. Verplaats je maar eens in iemand die gedurende een lange tijd zonder reden gedwarsboomd wordt. Natuurlijk is zijn of haar woede niet irrationeel en evenmin moreel laakbaar. De definitie die Aristoteles van boosheid geeft, heeft dan ook niets met infantiel narcisme te maken. De analyse van Nussbaum zit er dus naast. En omdat zij volgens Jansen de Aristotelische definitie van woede als uitgangspunt neemt voor haar beschouwing over woede, komt haar kritiek op woede als dwaze, ongeciviliseerde en immorele emotie op losse schroeven te staan.

zaterdag 9 december 2023

Een vijfvoudige bepaling van de oorsprong

Er zijn vijf voorwaarden waaraan iets moet voldoen om oorsprong van de wereld te zijn: (a) het moet actief scheppend zijn, (b) het kan van niets buiten zichzelf afhankelijk zijn en moet dus volkomen onafhankelijk oftewel vrij zijn, (c) het moet enkelvoudig en niet samengesteld zijn omdat aan iedere veelheid een diepere eenheid vooraf gaat, (d) het kan niet lijken op een structuur die voor de hand liggende alternatieven toelaat omdat anders onmiddellijk de onbeantwoordbare vraag gesteld kan worden waarom dan niet een van die alternatieven de oorsprong van de wereld is, en (e) het kan niet zintuiglijk voorstelbaar zijn, omdat de afwezigheid van iets voorstelbaars ook voorstelbaar en dus redelijkerwijs mogelijk is, terwijl het onmogelijk is dat de oorsprong van de wereld niet bestaat. Wat is tegelijkertijd scheppend, vrij, enkelvoudig, alternatiefloos en onbepaald? Dit kan alléén geest zijn. Geest is de zijnsgrond.

woensdag 6 december 2023

Bijdragen voor Filosofieblog

In de periode 2009-2015 schreef ik met enige regelmaat filosofische bijdragen voor het online platform Filosofieblog. In die jaren was Filosofieblog een levendig platform met veel reacties en discussies. Zo herinner ik mij de talloze uitgebreide twistgesprekken met Kweetal, en daarnaast bijvoorbeeld ook de gesprekken met Benedict Broere en Porphyrius. Helaas bestaat dit platform al vele jaren niet meer. Wel is een beperkt deel van mijn bijdragen aldaar bewaard gebleven. Deze bijdragen heb ik hier beschikbaar gemaakt. Onder de bijdragen die verloren zijn gegaan, bevinden zich de volgende bijdragen:

1. De logica van logicomix (don, 8 oktober 2009, reacties: 5),
2. Wordt de filosofie in haar bestaan bedreigd? (zat, 24 oktober 2009, reacties: 9),
3. Contingentie, noodzakelijkheid en causaliteit (di, 15 december 2009, reacties: 9),
4. Het schijnbare dilemma tussen klassiek dogmatisme en postmodern scepticisme (woe, 10 maart 2010, reacties: 66),
5. Het extramentale karakter van Heideggers Zijn (zon, 20 februari 2011, reacties: 23),
6. Wanneer boekt de filosofie vooruitgang? (zon, 2 januari 2011, reacties: 73),
7. Over het begrip 'aura' in Walter Benjamins kunstwerkessay (vrij, 26 november 2010, reacties: 7),
8. Over Marc De Kesels 'Goden breken' (woe, 3 november 2010, reacties: 24),
9. Over Leibniz' beginsel van voldoende reden (don, 5 augustus 2010, reacties: 4),
10. Kant's mathematisch en dynamisch sublieme (zat, 5 juni 2010, reacties: 1),
11. Bonjour over a priori rechtvaardiging (vrij, 30 april 2010, reacties: 22),
12. Kripke over de betekenis van algemene termen (vrij, 2 april 2010, reacties: 5),
13. Kripke's verdediging van het spreken over essentiële en accidentele eigenschappen (zat, 27 maart 2010, reacties: 5),
14. Heeft het universum een eeuwig verleden? (di, 28 februari 2012, reacties: 117),
15. God of de singulariteit? (vrij, 16 september 2011, reacties: 81),
16. Het wetenschappelijke en het religieuze II (di, 30 augustus 2011, reacties: 41),
17. Een semantisch argument tegen 'Alles is X'-reductionisme (woe, 3 augustus 2011, reacties: 41),
18. Het verband tussen wording en eindigheid (zon, 17 juli 2011, reacties: 10),
19. Het sublieme en de Poëtica van Aristoteles (vrij, 22 april 2011, reacties: 6),
20. Is het christendom platonisme voor het volk? (vrij, 8 april 2011 reacties: 193).

Deze verloren gegane Filosofieblog bijdragen zijn geheel of gedeeltelijk, en al dan niet in iets gewijzigde vorm, te vinden op dit blog en op mijn website.

zaterdag 2 december 2023

Nietzsche en metafysica

Uit Nietzsches in beginsel adequate vitalistische duiding van de metafysica als ultieme sublimatie van het organische en psychische leven, concludeert hij dat metafysica basale dwalingen betreft die dieren tot mensen gemaakt heeft. Zijn spreken over dwalingen staat op z'n zachts gezegd op gespannen voet met zijn erkenning dat bepaalde metafysische presupposities als sublieme manifestaties van het menselijk leven constitutief en daarom noodzakelijk voor dit leven zijn. Want juist daarom zijn het geen dwalingen. Integendeel. Metafysica is productief als leer van de aard van de wereld zoals deze voor ons als mensen is. De vruchtbare mogelijkheid van een metafysica-voor-ons, van een metafysica gericht op de wereld zoals deze door ons als mensen gedacht wordt - inclusief ons menselijke, al te menselijke denken over het bovenzintuiglijke - ontgaat hem.

Dit blijkt ook uit zijn spreken over de status van het synthetisch a priori. Volgens Nietzsche vinden onze a priori synthetische oordelen hun oorsprong in hun onmisbare waarde voor de instandhouding van het menselijk leven. In plaats van vervolgens deze oordelen te omarmen als legitieme kennisoordelen over de wereld zoals deze door ons ervaren en gedacht wordt, devalueert hij deze oordelen. Daarmee laat hij zien onbewust alsnog gevangen te zijn in een fetisjistische hang naar inzicht in het absolute.

Kortom, precies omdat Nietzsche genoemde oordelen meent te “ontmaskeren” als slechts praktische voorwaarden voor de menselijke existentie, meent hij deze oordelen pejoratief te kunnen benaderen. Maar waarom? Dat verraadt bij hem de onuitgesproken en wellicht zelfs onbewust aangehangen vooronderstelling dat alleen een rede die het absolute ontsluit het verdient om niet gedevalueerd en pejoratief benaderd te worden. Zo blijft hij gevangen in het dogma van de klassieke metafysica en blijft het potentieel van mijn wereld-voor-ons-kennisleer met bijbehorende wereld-voor-ons metafysica voor hem verborgen. Hij dacht anders gezegd niet menselijk, al te menselijk genoeg.