Posts tonen met het label wereld. Alle posts tonen
Posts tonen met het label wereld. Alle posts tonen

dinsdag 13 augustus 2024

Mens en wereld

Afhankelijk van hoe wij de hamer bejegenen, bestaat deze op verschillende wijzen, namelijk als geheel opgaand in het timmerwerk of als object van aanschouwing. Dat is de kern van Heideggers beroemde voorbeeld van de hamer. Evenzo is de wijze waarop voor ons de gehele wereld bestaat afhankelijk van hoe wij de wereld tegemoet treden. Zo bewonen de transcendente en immanente mens daadwerkelijk andere werelden. Het gaat om twee fundamenteel van elkaar verschillende manieren van zijn. Het zijn is weliswaar één, maar het kan zich desalniettemin op verschillende wijzen tonen of geven, afhankelijk van hoe de mens zich ervoor openstelt en er ontvankelijk voor is. In die zin vormen mens en wereld een samenspel.

maandag 13 november 2023

Geestrijk spreken

De mens bewoont een talige en geestelijke wereld. Geest en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden omdat het precies de geestkracht van de taal is die ons in contact brengt met de geestelijke dimensie van de werkelijkheid. Woorden doen er dan ook toe en moeten steeds zorgvuldig gekozen worden. Want de woorden die wij kiezen bepalen de geestelijke wereld waarin wij leven. De taal opent een geestelijke ruimte waarin de dingen voor ons pas betekenisvol aanwezig kunnen zijn. Dat wat wij wereld noemen is dan ook altijd al een door de geest en de taal bemiddelde wereld. En het is precies de magie van de taal waarlangs de beweging van de geest op zinvolle wijze gestalte krijgt. Goed spreken is dan ook altijd geestrijk spreken. Een dergelijk persoonlijk spreken vereist een sterk bewustzijn van maatschappelijke verhoudingen en een vergaande ontvankelijkheid voor wat er in de samenleving speelt. Door ons passend in te voegen in wat er in de maatschappij gaande is, komen we tot woorden die bezielen en zo anderen daadwerkelijk weten te raken. En wie de ziel van de toehoorder weet te bewegen door de woorden in zijn of haar ziel te leggen, brengt nieuwe en meer oorspronkelijke waardevolle vormen van verbinding tot stand. Zo kan in deze tijd van onzekerheid en verwarring opnieuw gekomen worden tot bezield beleid en aansprekend leiderschap.

vrijdag 7 oktober 2022

Aanwijzingen voor en kenmerken van Gods bestaan - column voor filosofisch tijdschrift Sophie (2022-5)

We kunnen op grond van twee overwegingen inzien dat het redelijk is om te denken dat de oorsprong van de wereld een bewust wezen is en dus dat God bestaat. De eerste overweging vertrekt vanuit de wereld en omvat negen aanwijzingen: (1) het geheel van alle ruimte, alle tijd en alle materie heeft een absoluut begin gehad en is dus gegrond in een onstoffelijke, buitenruimtelijke en buitentijdelijke oorsprong, (2) we leven op de rand van een scheermes omdat er geen leven ontstaan zou zijn indien een of meerdere van de natuurconstanten een iets andere waarde gehad zou hebben, (3) het boek van de natuur is op sublieme wijze in de taal van de wiskunde geschreven, (4) de wereld bezit een rationele structuur die wij succesvol kunnen doorgronden, (5) er is bewustzijn dat niet tot materie herleidbaar is, (6) er is vrije wil dat niet tot natuuroorzaken herleidbaar is, (7) we bewonen een moreel universum waarin sommige zaken werkelijk goed en andere werkelijk kwaadaardig zijn, (8) alle positieve eigenschappen blijken logisch combineerbaar, zodat een wezen dat ze allemaal bezit niet alleen logisch mogelijk is, maar ook bestaat omdat 'noodzakelijk bestaan' een positieve eigenschap is, en (9) er bestaan geen universele eigenschappen, zodat de oorsprong van de wereld radicaal vrij is en dus redelijkerwijs gegrond is in een bewust wezen. Deze aanwijzingen maken gezamenlijk het bestaan van God waarschijnlijk.

De tweede overweging vertrekt direct vanuit de wereldgrond. Welke kenmerken moet de oorsprong van de wereld hebben om de oorsprong van de wereld te kunnen zijn? Ik noem er vier: (a) de oorsprong van de wereld moet in elk geval actief scheppend zijn, (b) de oorsprong van de wereld kan van niets buiten zichzelf afhankelijk zijn en moet dus volkomen onafhankelijk oftewel vrij zijn, (c) de oorsprong van de wereld moet enkelvoudig en niet samengesteld zijn omdat aan iedere veelheid een diepere eenheid vooraf gaat, (d) de oorsprong van de wereld kan niet lijken op een structuur die voor de hand liggende alternatieven toelaat omdat anders onmiddellijk de onbeantwoordbare vraag gesteld kan worden waarom dan niet een van die alternatieven de oorsprong van de wereld is. Op grond van deze vier kenmerken vallen informatie en materie af. Alleen bewustzijn oftewel geest voldoet eraan, zodat de oorsprong van de wereld geen materie of informatie is, maar een bewust wezen, en opnieuw volgt dat God bestaat.

Soφie is een filosofisch tijdschrift dat zesmaal per jaar verschijnt. Zij biedt een intellectuele uitdaging door kritisch na te denken over actuele onderwerpen, geïnspireerd door de christelijke traditie.

zondag 5 april 2015

Garcia's differenties

Tristan Garcia spreekt in zijn Form and Object. A Treatise of Things over het ding als de differentie tussen dat wat het ding omvat en dat wat door het ding omvat wordt, tussen de omgeving waarin het ding is opgenomen en de componenten waaruit het ding bestaat. Maar wat bedoelt hij hier precies mee? Mijns inziens kunnen we zijn gebruik van het concept 'differentie' op drie onderling verschillende manieren interpreteren.

Volgens de eerste interpretatie moet 'differentie' worden opgevat als een operatie die analoog is aan de operatie van het berekenen van het arithmetisch verschil tussen twee rekenkundige kwantiteiten. Het ding is als de differentie van zijn omgeving en zijn componenten het resultaat van het (naar analogie met de wiskunde) bepalen van het verschil tussen beiden. We moeten de een op mathematische wijze van de ander afhalen. Dit is de interpretatie waarvan ik zelf uitga in mijn repliek op Garcia. Ook Graham Harman kiest voor deze interpretatie in zijn bespreking van Garcia's boek.

De tweede interpretatie begrijpt 'differentie' daarentegen als relatie, interactie of wisselwerking. Het ding is dan als differentie tussen omgeving en componenten de relatie of de wisselwerking tussen enerzijds de omgeving waarin het ding is opgenomen en anderzijds de componenten waaruit het ding bestaat. Het ding is deze interactie. Een dergelijke invulling van 'differentie' als wisselwerking vinden we ook in Levi Bryants differentiële ontologie.

Volgens de derde interpretatie is het ding echter de grens of de overgang tussen omgeving en componenten. Het ding is uitgaande van deze interpretatie de rand of scheidingslijn waarop beiden elkaar raken en elkaar ontmoeten. Het ding is de plaats waarop 'het buiten' van de omgeving overgaat in 'het binnen' van de componenten.

De tweede en derde interpretatie hebben met elkaar gemeen dat er zonder omgeving geen ding kan zijn. Zonder omgeving is er immers geen interactie tussen omgeving en componenten of overgang van omgeving naar componenten. De omgeving is dus constitutief voor het bestaan van het ding. En hetzelfde geldt voor de componenten. Er kan immers evenmin een wisselwerking of grens tussen omgeving en componenten zijn als de componenten ontbreken.

Uit de tweede en derde interpretatie volgt dat de wereld niet kan bestaan. De wereld heeft als het allesomvattende namelijk geen omgeving waarin het is opgenomen.* Inmiddels ben ik geneigd de tweede of de derde interpretatie als meest eigenlijk of adequaat te beschouwen. Dit heeft uiteraard gevolgen voor mijn eerdergenoemde repliek. Daarin vertrek ik immers vanuit de eerste interpretatie.

[*] Evenmin kunnen er (mereologische) atomen bestaan. Atomen bevatten immers geen componenten.

zondag 26 oktober 2014

Nogmaals Markus Gabriel

Vorig jaar gaf de Duitse filosoof Markus Gabriel in München een TEDx lezing getiteld Why the World does not Exist. Daarin geeft hij twee argumenten voor zijn claim dat de wereld niet bestaat. Zoals ik eerder dit jaar in deze bijdrage heb betoogd, falen beide argumenten. Gisteren gaf Markus opnieuw een lezing. Dit keer op het brainwash festival in Amsterdam. En nu was ik bij zijn lezing aanwezig. Wederom trachtte hij te beargumenteren dat de wereld niet bestaat. Maar in plaats van een beroep te doen op de argumenten die hij in München gaf, schetste hij alleen maar een nogal vaag gedachten experiment over in een glas water levende kleine wezens. En al tijdens zijn betoog gaf hij toe dat dit experiment niet werkt.

Aan het eind van zijn lezing had hij dus nog geen argument voor zijn opzienbarende stelling gegeven. Toen ik hem na afloop van zijn lezing alsnog om een argument vroeg, deed hij nog steeds geen beroep op de argumenten die hij in München gaf. Hij gaf mij een ander argument. Dit argument gaat als volgt. Bestaan is géén eigenschap van dingen. Dit wordt sinds Kant door filosofen nagenoeg algemeen geaccepteerd. Bestaan moet dus iets anders zijn. Maar wat? De enige optie die overblijft, zou zijn dat bestaan 'tot de wereld behoren' betekent. Iets bestaat dan en slechts dan als het tot de wereld behoort. De stoel waarop ik zit bestaat omdat het tot de wereld behoort en als de zaal waarin wij ons gisteren bevonden tot de wereld behoort, dan bestaat die zaal. Tot zover lijkt er weinig aan de hand. Maar bestaat de wereld dan ook? Nee, dat is niet het geval. Want als de wereld zou bestaan, dan zou volgens genoemde definitie de wereld tot zichzelf moeten behoren. Maar het is onzinnig om te zeggen dat de wereld tot zichzelf behoort. We kunnen zeggen dat tafels en stoelen tot de wereld behoren, maar niet dat de wereld zelf tot de wereld behoort. Kortom, de wereld bestaat niet, aldus Gabriels derde argument.

Is dit argument in tegenstelling tot zijn eerdere twee argumenten wel overtuigend? Nee, zeker niet. In de eerste plaats is het, zoals ik in mijn eerdere bijdrage aangaf, nog maar de vraag of we 'bestaan' eigenlijk wel moeten definiëren. Bestaan kan een zogenaamde primitieve niet-nader-analyseerbare term zijn, en in dat geval faalt zijn argument. Ook is het denkbaar dat er een andere definitie van 'bestaan' gegeven kan worden. En dan faalt zijn argument ook.

Maar stel nu eens dat de door hem genoemde definitie van 'bestaan' de enige optie is. Slaagt zijn argument dan wel? Nee, ook dan niet. De wereld kan namelijk wel degelijk tot zichzelf behoren. In de verzamelingenleer behoort iedere verzameling als deelverzameling namelijk netjes tot zichzelf, en ook in de mereologie (de leer van delen en gehelen) ontstaat er geen enkel probleem indien we stellen dat ieder geheel een deel is van zichzelf. Het is dus helemaal niet absurd om te beweren dat de wereld tot zichzelf behoort.

En zelfs als dat wel absurd is, faalt zijn argument. Zijn argument gaat namelijk uit van de definitie van bestaan als 'behoren tot de wereld' en concludeert vervolgens dat de wereld niet bestaat. Maar als de wereld niet bestaat, dan kan er ook niets tot de wereld behoren. Er volgt dan dus dat er helemaal niets bestaat! En dat is een volstrekt absurde conclusie. Natuurlijk bestaat er iets, bijvoorbeeld Markus Gabriel of de stoel waarop hij gisteren zat. De conclusie van zijn argument moet in dit geval dus niet luiden dat de wereld niet bestaat, maar dat er iets mis is met zijn gekozen definitie van bestaan.

Kortom, vanwege alleen al deze drie redenen is het argument dat hij gisteren gaf al net zo onhoudbaar als de twee argumenten die hij eerder in München inbracht. We hebben dan ook geen reden om zijn onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren. Het was gisteren overigens wel een mooi festival, maar dat terzijde.

maandag 10 oktober 2011

Plato en de Idee van het Goede

Enige tijd geleden had ik een aardige discussie met iemand over een wellicht controversiële, maar toch ook mogelijk vruchtbare interpretatie van Plato’s Idee van het Goede. Volgens Plato is de Idee van het Goede de oergrond ofwel ultieme oorsprong van alle zijnden. De Idee van het Goede is zelf dan ook geen zijnde, het is zoals Plato in Politeia stelt “gelegen aan gene zijde van het zijn”. Welnu, wat kan Plato hiermee nu bedoelen? Wat voor een mysterieuze entiteit is de Idee van het Goede? De Idee van het Goede is volgens Plato zoals gezegd geen zijnde. Het kan dus niet één of andere mysterieuze “bron” of “fontein” betreffen waaruit de wereld noodzakelijkerwijs uitstroomt, zoals latere neo-Platonici meenden.

Maar wat is het dan wel? Mijn voorstel was indertijd om te veronderstellen dat Plato de Idee van het Goede zag als een beginsel ofwel principe dat zó dermate fundamenteel is dat zij inderdaad aan al het zijnde voorafgaat en bovendien als principe logisch impliceert dat er hoe dan ook een wereld moet zijn, zodat zij inderdaad eveneens, zoals Plato stelt, de grond vormt van al het zijnde. Welnu, de Idee van het Goede als principe zou bij Plato wellicht als volgt geformuleerd kunnen worden:

“(Voor alle X) Indien het goed is dat X bestaat, dan bestaat X, en het is goed dat er een wereld bestaat in plaats van niets”

Dit principe handelt louter over het goede en supervenieert dan ook niet op reeds gegeven zijnden, zoals bijvoorbeeld van de natuurwetten wel gezegd kan worden. Zij gaat dus, zoals Plato wil, aan al het zijnde vooraf. Bovendien volgt uit dit principe strikt logisch dat de wereld bestaat. Immers, de wereld bestaat omdat het goed is dat de wereld bestaat. De Idee van het Goede is zo dus inderdaad, zoals Plato eist, zowel aan gene zijde van het zijn gelegen én ook de ultieme oergrond van al het zijn.