
Posts tonen met het label wereld. Alle posts tonen
Posts tonen met het label wereld. Alle posts tonen
dinsdag 13 augustus 2024
Mens en wereld
maandag 13 november 2023
Geestrijk spreken

Labels:
geest,
maatschappij,
taal,
wereld,
ziel
vrijdag 7 oktober 2022
Aanwijzingen voor en kenmerken van Gods bestaan - column voor filosofisch tijdschrift Sophie (2022-5)

De tweede overweging vertrekt direct vanuit de wereldgrond. Welke kenmerken moet de oorsprong van de wereld hebben om de oorsprong van de wereld te kunnen zijn? Ik noem er vier: (a) de oorsprong van de wereld moet in elk geval actief scheppend zijn, (b) de oorsprong van de wereld kan van niets buiten zichzelf afhankelijk zijn en moet dus volkomen onafhankelijk oftewel vrij zijn, (c) de oorsprong van de wereld moet enkelvoudig en niet samengesteld zijn omdat aan iedere veelheid een diepere eenheid vooraf gaat, (d) de oorsprong van de wereld kan niet lijken op een structuur die voor de hand liggende alternatieven toelaat omdat anders onmiddellijk de onbeantwoordbare vraag gesteld kan worden waarom dan niet een van die alternatieven de oorsprong van de wereld is. Op grond van deze vier kenmerken vallen informatie en materie af. Alleen bewustzijn oftewel geest voldoet eraan, zodat de oorsprong van de wereld geen materie of informatie is, maar een bewust wezen, en opnieuw volgt dat God bestaat.
Soφie is een filosofisch tijdschrift dat zesmaal per jaar verschijnt. Zij biedt een intellectuele uitdaging door kritisch na te denken over actuele onderwerpen, geïnspireerd door de christelijke traditie.
Labels:
Godsargumenten,
Sophie,
wereld,
wereldgrond
zondag 5 april 2015
Garcia's differenties
Tristan Garcia spreekt in zijn Form and Object. A Treatise of Things over het ding als de differentie tussen dat wat het ding omvat en dat wat door het ding omvat wordt, tussen de omgeving waarin het ding is opgenomen en de componenten waaruit het ding bestaat. Maar wat bedoelt hij hier precies mee? Mijns inziens kunnen we zijn gebruik van het concept 'differentie' op drie onderling verschillende manieren interpreteren.
Volgens de eerste interpretatie moet 'differentie' worden opgevat als een operatie die analoog is aan de operatie van het berekenen van het arithmetisch verschil tussen twee rekenkundige kwantiteiten. Het ding is als de differentie van zijn omgeving en zijn componenten het resultaat van het (naar analogie met de wiskunde) bepalen van het verschil tussen beiden. We moeten de een op mathematische wijze van de ander afhalen. Dit is de interpretatie waarvan ik zelf uitga in mijn repliek op Garcia. Ook Graham Harman kiest voor deze interpretatie in zijn bespreking van Garcia's boek.
De tweede interpretatie begrijpt 'differentie' daarentegen als relatie, interactie of wisselwerking. Het ding is dan als differentie tussen omgeving en componenten de relatie of de wisselwerking tussen enerzijds de omgeving waarin het ding is opgenomen en anderzijds de componenten waaruit het ding bestaat. Het ding is deze interactie. Een dergelijke invulling van 'differentie' als wisselwerking vinden we ook in Levi Bryants differentiële ontologie.
Volgens de derde interpretatie is het ding echter de grens of de overgang tussen omgeving en componenten. Het ding is uitgaande van deze interpretatie de rand of scheidingslijn waarop beiden elkaar raken en elkaar ontmoeten. Het ding is de plaats waarop 'het buiten' van de omgeving overgaat in 'het binnen' van de componenten.
De tweede en derde interpretatie hebben met elkaar gemeen dat er zonder omgeving geen ding kan zijn. Zonder omgeving is er immers geen interactie tussen omgeving en componenten of overgang van omgeving naar componenten. De omgeving is dus constitutief voor het bestaan van het ding. En hetzelfde geldt voor de componenten. Er kan immers evenmin een wisselwerking of grens tussen omgeving en componenten zijn als de componenten ontbreken.
Uit de tweede en derde interpretatie volgt dat de wereld niet kan bestaan. De wereld heeft als het allesomvattende namelijk geen omgeving waarin het is opgenomen.* Inmiddels ben ik geneigd de tweede of de derde interpretatie als meest eigenlijk of adequaat te beschouwen. Dit heeft uiteraard gevolgen voor mijn eerdergenoemde repliek. Daarin vertrek ik immers vanuit de eerste interpretatie.
[*] Evenmin kunnen er (mereologische) atomen bestaan. Atomen bevatten immers geen componenten.
Volgens de eerste interpretatie moet 'differentie' worden opgevat als een operatie die analoog is aan de operatie van het berekenen van het arithmetisch verschil tussen twee rekenkundige kwantiteiten. Het ding is als de differentie van zijn omgeving en zijn componenten het resultaat van het (naar analogie met de wiskunde) bepalen van het verschil tussen beiden. We moeten de een op mathematische wijze van de ander afhalen. Dit is de interpretatie waarvan ik zelf uitga in mijn repliek op Garcia. Ook Graham Harman kiest voor deze interpretatie in zijn bespreking van Garcia's boek.
De tweede interpretatie begrijpt 'differentie' daarentegen als relatie, interactie of wisselwerking. Het ding is dan als differentie tussen omgeving en componenten de relatie of de wisselwerking tussen enerzijds de omgeving waarin het ding is opgenomen en anderzijds de componenten waaruit het ding bestaat. Het ding is deze interactie. Een dergelijke invulling van 'differentie' als wisselwerking vinden we ook in Levi Bryants differentiële ontologie.
Volgens de derde interpretatie is het ding echter de grens of de overgang tussen omgeving en componenten. Het ding is uitgaande van deze interpretatie de rand of scheidingslijn waarop beiden elkaar raken en elkaar ontmoeten. Het ding is de plaats waarop 'het buiten' van de omgeving overgaat in 'het binnen' van de componenten.
De tweede en derde interpretatie hebben met elkaar gemeen dat er zonder omgeving geen ding kan zijn. Zonder omgeving is er immers geen interactie tussen omgeving en componenten of overgang van omgeving naar componenten. De omgeving is dus constitutief voor het bestaan van het ding. En hetzelfde geldt voor de componenten. Er kan immers evenmin een wisselwerking of grens tussen omgeving en componenten zijn als de componenten ontbreken.
Uit de tweede en derde interpretatie volgt dat de wereld niet kan bestaan. De wereld heeft als het allesomvattende namelijk geen omgeving waarin het is opgenomen.* Inmiddels ben ik geneigd de tweede of de derde interpretatie als meest eigenlijk of adequaat te beschouwen. Dit heeft uiteraard gevolgen voor mijn eerdergenoemde repliek. Daarin vertrek ik immers vanuit de eerste interpretatie.
[*] Evenmin kunnen er (mereologische) atomen bestaan. Atomen bevatten immers geen componenten.
Labels:
componenten,
differentie,
omgeving,
Tristan Garcia,
wereld
zondag 26 oktober 2014
Nogmaals Markus Gabriel
Vorig jaar gaf de Duitse filosoof Markus Gabriel in München een TEDx lezing getiteld Why the World does not Exist. Daarin geeft hij twee argumenten voor zijn claim dat de wereld niet bestaat. Zoals ik eerder dit jaar in deze bijdrage heb betoogd, falen beide argumenten. Gisteren gaf Markus opnieuw een lezing. Dit keer op het brainwash festival in Amsterdam. En nu was ik bij zijn lezing aanwezig. Wederom trachtte hij te beargumenteren dat de wereld niet bestaat. Maar in plaats van een beroep te doen op de argumenten die hij in München gaf, schetste hij alleen maar een nogal vaag gedachten experiment over in een glas water levende kleine wezens. En al tijdens zijn betoog gaf hij toe dat dit experiment niet werkt.
Aan het eind van zijn lezing had hij dus nog geen argument voor zijn opzienbarende stelling gegeven. Toen ik hem na afloop van zijn lezing alsnog om een argument vroeg, deed hij nog steeds geen beroep op de argumenten die hij in München gaf. Hij gaf mij een ander argument. Dit argument gaat als volgt. Bestaan is géén eigenschap van dingen. Dit wordt sinds Kant door filosofen nagenoeg algemeen geaccepteerd. Bestaan moet dus iets anders zijn. Maar wat? De enige optie die overblijft, zou zijn dat bestaan 'tot de wereld behoren' betekent. Iets bestaat dan en slechts dan als het tot de wereld behoort. De stoel waarop ik zit bestaat omdat het tot de wereld behoort en als de zaal waarin wij ons gisteren bevonden tot de wereld behoort, dan bestaat die zaal. Tot zover lijkt er weinig aan de hand. Maar bestaat de wereld dan ook? Nee, dat is niet het geval. Want als de wereld zou bestaan, dan zou volgens genoemde definitie de wereld tot zichzelf moeten behoren. Maar het is onzinnig om te zeggen dat de wereld tot zichzelf behoort. We kunnen zeggen dat tafels en stoelen tot de wereld behoren, maar niet dat de wereld zelf tot de wereld behoort. Kortom, de wereld bestaat niet, aldus Gabriels derde argument.
Is dit argument in tegenstelling tot zijn eerdere twee argumenten wel overtuigend? Nee, zeker niet. In de eerste plaats is het, zoals ik in mijn eerdere bijdrage aangaf, nog maar de vraag of we 'bestaan' eigenlijk wel moeten definiëren. Bestaan kan een zogenaamde primitieve niet-nader-analyseerbare term zijn, en in dat geval faalt zijn argument. Ook is het denkbaar dat er een andere definitie van 'bestaan' gegeven kan worden. En dan faalt zijn argument ook.
Maar stel nu eens dat de door hem genoemde definitie van 'bestaan' de enige optie is. Slaagt zijn argument dan wel? Nee, ook dan niet. De wereld kan namelijk wel degelijk tot zichzelf behoren. In de verzamelingenleer behoort iedere verzameling als deelverzameling namelijk netjes tot zichzelf, en ook in de mereologie (de leer van delen en gehelen) ontstaat er geen enkel probleem indien we stellen dat ieder geheel een deel is van zichzelf. Het is dus helemaal niet absurd om te beweren dat de wereld tot zichzelf behoort.
En zelfs als dat wel absurd is, faalt zijn argument. Zijn argument gaat namelijk uit van de definitie van bestaan als 'behoren tot de wereld' en concludeert vervolgens dat de wereld niet bestaat. Maar als de wereld niet bestaat, dan kan er ook niets tot de wereld behoren. Er volgt dan dus dat er helemaal niets bestaat! En dat is een volstrekt absurde conclusie. Natuurlijk bestaat er iets, bijvoorbeeld Markus Gabriel of de stoel waarop hij gisteren zat. De conclusie van zijn argument moet in dit geval dus niet luiden dat de wereld niet bestaat, maar dat er iets mis is met zijn gekozen definitie van bestaan.
Kortom, vanwege alleen al deze drie redenen is het argument dat hij gisteren gaf al net zo onhoudbaar als de twee argumenten die hij eerder in München inbracht. We hebben dan ook geen reden om zijn onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren. Het was gisteren overigens wel een mooi festival, maar dat terzijde.
Aan het eind van zijn lezing had hij dus nog geen argument voor zijn opzienbarende stelling gegeven. Toen ik hem na afloop van zijn lezing alsnog om een argument vroeg, deed hij nog steeds geen beroep op de argumenten die hij in München gaf. Hij gaf mij een ander argument. Dit argument gaat als volgt. Bestaan is géén eigenschap van dingen. Dit wordt sinds Kant door filosofen nagenoeg algemeen geaccepteerd. Bestaan moet dus iets anders zijn. Maar wat? De enige optie die overblijft, zou zijn dat bestaan 'tot de wereld behoren' betekent. Iets bestaat dan en slechts dan als het tot de wereld behoort. De stoel waarop ik zit bestaat omdat het tot de wereld behoort en als de zaal waarin wij ons gisteren bevonden tot de wereld behoort, dan bestaat die zaal. Tot zover lijkt er weinig aan de hand. Maar bestaat de wereld dan ook? Nee, dat is niet het geval. Want als de wereld zou bestaan, dan zou volgens genoemde definitie de wereld tot zichzelf moeten behoren. Maar het is onzinnig om te zeggen dat de wereld tot zichzelf behoort. We kunnen zeggen dat tafels en stoelen tot de wereld behoren, maar niet dat de wereld zelf tot de wereld behoort. Kortom, de wereld bestaat niet, aldus Gabriels derde argument.
Is dit argument in tegenstelling tot zijn eerdere twee argumenten wel overtuigend? Nee, zeker niet. In de eerste plaats is het, zoals ik in mijn eerdere bijdrage aangaf, nog maar de vraag of we 'bestaan' eigenlijk wel moeten definiëren. Bestaan kan een zogenaamde primitieve niet-nader-analyseerbare term zijn, en in dat geval faalt zijn argument. Ook is het denkbaar dat er een andere definitie van 'bestaan' gegeven kan worden. En dan faalt zijn argument ook.
Maar stel nu eens dat de door hem genoemde definitie van 'bestaan' de enige optie is. Slaagt zijn argument dan wel? Nee, ook dan niet. De wereld kan namelijk wel degelijk tot zichzelf behoren. In de verzamelingenleer behoort iedere verzameling als deelverzameling namelijk netjes tot zichzelf, en ook in de mereologie (de leer van delen en gehelen) ontstaat er geen enkel probleem indien we stellen dat ieder geheel een deel is van zichzelf. Het is dus helemaal niet absurd om te beweren dat de wereld tot zichzelf behoort.
En zelfs als dat wel absurd is, faalt zijn argument. Zijn argument gaat namelijk uit van de definitie van bestaan als 'behoren tot de wereld' en concludeert vervolgens dat de wereld niet bestaat. Maar als de wereld niet bestaat, dan kan er ook niets tot de wereld behoren. Er volgt dan dus dat er helemaal niets bestaat! En dat is een volstrekt absurde conclusie. Natuurlijk bestaat er iets, bijvoorbeeld Markus Gabriel of de stoel waarop hij gisteren zat. De conclusie van zijn argument moet in dit geval dus niet luiden dat de wereld niet bestaat, maar dat er iets mis is met zijn gekozen definitie van bestaan.
Kortom, vanwege alleen al deze drie redenen is het argument dat hij gisteren gaf al net zo onhoudbaar als de twee argumenten die hij eerder in München inbracht. We hebben dan ook geen reden om zijn onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren. Het was gisteren overigens wel een mooi festival, maar dat terzijde.
maandag 10 oktober 2011
Plato en de Idee van het Goede

Maar wat is het dan wel? Mijn voorstel was indertijd om te veronderstellen dat Plato de Idee van het Goede zag als een beginsel ofwel principe dat zó dermate fundamenteel is dat zij inderdaad aan al het zijnde voorafgaat en bovendien als principe logisch impliceert dat er hoe dan ook een wereld moet zijn, zodat zij inderdaad eveneens, zoals Plato stelt, de grond vormt van al het zijnde. Welnu, de Idee van het Goede als principe zou bij Plato wellicht als volgt geformuleerd kunnen worden:
“(Voor alle X) Indien het goed is dat X bestaat, dan bestaat X, en het is goed dat er een wereld bestaat in plaats van niets”
Dit principe handelt louter over het goede en supervenieert dan ook niet op reeds gegeven zijnden, zoals bijvoorbeeld van de natuurwetten wel gezegd kan worden. Zij gaat dus, zoals Plato wil, aan al het zijnde vooraf. Bovendien volgt uit dit principe strikt logisch dat de wereld bestaat. Immers, de wereld bestaat omdat het goed is dat de wereld bestaat. De Idee van het Goede is zo dus inderdaad, zoals Plato eist, zowel aan gene zijde van het zijn gelegen én ook de ultieme oergrond van al het zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)