Het spreken kan alléén reflexief worden, zich uitspreken over de ontologische en epistemische status van het spreken zelf en van wat ze zegt, indien ze vertrekt vanuit het axioma dat ze rechtstreeks en onmiddelijk contact heeft met een absolute werkelijkheid buiten zichzelf ten opzichte waarvan ze geldigheid claimt voor haar ontologische en epistemische claims over zichzelf en haar uitspraken.
Zonder deze directe en onbemiddelde toegang is spreken over de ontologische en epistemische status van het spreken zelf namelijk betekenisloos. Want reflexief spreken impliceert eenvoudigweg het bestaan van een absoluut archimedisch punt van waaruit gesproken wordt en van waaruit geldigheid wordt geclaimd. Ook wanneer het spreken claimt dat zo'n punt voor de spreker onmogelijk is. Een dergelijke claim vertrekt immers eveneens vanuit een absoluut standpunt.
Het loutere feit dat reflexief spreken blijkbaar betekenisvol kan plaatsvinden wijst er bovendien op dat genoemd axioma ook daadwerkelijk uitgangspunt van spreken kan zijn. En gelet op het voorgaande is het zelfs een mogelijkheidsvoorwaarde van reflexief spreken en daarmee van zelfbewustzijn. Maar dan is ze eveneens mogelijkheidsvoorwaarde voor het mens-zijn. Wie niet altijd al vertrekt vanuit het postulaat van een rechtstreeks onmiddelijk contact met een absolute werkelijkheid, kan niet als zelfbewustzijn en dus evenmin als mens existeren.
Het sterke correlationisme, volgens welke een direct onbemiddeld contact met een absolute werkelijkheid voor de mens onmogelijk is, leidt dus onvermijdelijk tot een performatieve tegenspraak. Dit levert een argument op om haar te verwerpen. Is dit argument echter voldoende steekhoudend? Daarover een andere keer wellicht meer.
Posts tonen met het label sterk correlationisme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label sterk correlationisme. Alle posts tonen
zaterdag 10 oktober 2015
Abonneren op:
Posts (Atom)