Posts tonen met het label ontologisch argument. Alle posts tonen
Posts tonen met het label ontologisch argument. Alle posts tonen
zaterdag 1 maart 2014
Laatste fragment 'Zin in Wetenschap' interview
De rubriek 'Zin in Wetenschap' van de EO plaatste het achtste en laatste fragment uit mijn interview met hen online. Dit keer over de ontologische argumenten voor het bestaan van God van Anselmus van Canterbury en Alvin Plantinga. Het is hier te bekijken.
woensdag 9 januari 2013
Ratio Anselmi
Hieronder een voorstel voor een logische weergave van het ontologisch argument van Anselmus van Canterbury (1033-1109). Het betreft een combinatie van de logische weergave van Anselmus' argument door Robert Maydole in zijn artikel 'The Ontological Argument' in The Blackwell Companion to Natural Theology uit 2009 en de logische weergave van Alvin Plantinga in zijn boek God and Other Minds uit 1967. Anselmus gaat uit van een axiologie op grond waarvan entiteiten geordend kunnen worden in termen van hun ontologische of normatieve grootheid. God wordt door hem dan gedefinieerd als datgene waarboven niets groters gedacht kan worden.
1. De definitie van God wordt begrepen (premisse)
2. Datgene waarvan de definitie begrepen wordt bestaat in het verstand of in de werkelijkheid (premisse)
3. Stel dat God niet in werkelijkheid bestaat (voor reductio ad absurdum)
4. God bestaat in het verstand (uit 1,2,3)
5. Voor iets wat in het verstand bestaat geldt dat het denkbaar is dat er iets is wat dezelfde eigenschappen heeft minus bestaan in het verstand plus bestaan in werkelijkheid (premisse)
6. Voor iets wat in werkelijkheid bestaat geldt dat het groter is dan iets met dezelfde eigenschappen minus bestaan in werkelijkheid plus bestaan in het verstand (premisse)
7. Er is iets denkbaar dat groter is dan God (uit 4, 5, 6)
8. Er is niets denkbaar dat groter is dan God (volgens definitie)
9. God bestaat in werkelijkheid (uit 3, 7, 8)
Anselmus' argument is niet vatbaar voor de kritiek van Kant dat 'bestaan' geen eigenschap is en daarom niet aan een entiteit als eigenschap kan worden toegevoegd. In het argument wordt namelijk gesproken over twee modi van bestaan, namelijk bestaan in het verstand en bestaan in werkelijkheid. En we kunnen wel degelijk spreken over deze twee bestaansmodi als zijnde eigenschappen van entiteiten. Natuurlijk, Kant heeft er terecht op gewezen dat bijvoorbeeld de boom aan de overkant van de straat niet de eigenschap 'bestaan' heeft. Maar dit laat onverlet dat we kunnen zeggen dat de boom aan de overkant van de straat de eigenschap 'bestaan in werkelijkheid' heeft indien we, zoals Anselmus doet, daarnaast uitgaan van de eigenschap 'bestaan in het verstand'.
1. De definitie van God wordt begrepen (premisse)
2. Datgene waarvan de definitie begrepen wordt bestaat in het verstand of in de werkelijkheid (premisse)
3. Stel dat God niet in werkelijkheid bestaat (voor reductio ad absurdum)
4. God bestaat in het verstand (uit 1,2,3)
5. Voor iets wat in het verstand bestaat geldt dat het denkbaar is dat er iets is wat dezelfde eigenschappen heeft minus bestaan in het verstand plus bestaan in werkelijkheid (premisse)
6. Voor iets wat in werkelijkheid bestaat geldt dat het groter is dan iets met dezelfde eigenschappen minus bestaan in werkelijkheid plus bestaan in het verstand (premisse)
7. Er is iets denkbaar dat groter is dan God (uit 4, 5, 6)
8. Er is niets denkbaar dat groter is dan God (volgens definitie)
9. God bestaat in werkelijkheid (uit 3, 7, 8)
Anselmus' argument is niet vatbaar voor de kritiek van Kant dat 'bestaan' geen eigenschap is en daarom niet aan een entiteit als eigenschap kan worden toegevoegd. In het argument wordt namelijk gesproken over twee modi van bestaan, namelijk bestaan in het verstand en bestaan in werkelijkheid. En we kunnen wel degelijk spreken over deze twee bestaansmodi als zijnde eigenschappen van entiteiten. Natuurlijk, Kant heeft er terecht op gewezen dat bijvoorbeeld de boom aan de overkant van de straat niet de eigenschap 'bestaan' heeft. Maar dit laat onverlet dat we kunnen zeggen dat de boom aan de overkant van de straat de eigenschap 'bestaan in werkelijkheid' heeft indien we, zoals Anselmus doet, daarnaast uitgaan van de eigenschap 'bestaan in het verstand'.
maandag 10 december 2012
Het ontologisch argument van Robert Maydole
Robert Maydole publiceerde in 2003 in Philo een geheel nieuw intrigerend ontologisch argument voor het bestaan van precies één maximaal perfect wezen, oftewel God. Het argument bestaat uit drie premissen (1, 2 en 3) en één conclusie (C).
(1) De negatie van een perfectie is géén perfectie,
(2) Een perfectie impliceert alléén perfecties,
(3) Het zijn van een maximaal perfect wezen is een perfectie,
(C) Er bestaat een maximaal perfect wezen.
Hierbij is een perfectie een eigenschap waarvoor geldt dat het beter is deze eigenschap wel dan niet te hebben. En een entiteit is een maximaal perfect wezen als het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als deze entiteit.
De afleiding van de conclusie uit de premissen verloopt globaal als volgt. Neem aan dat het niet mogelijk is dat er een maximaal perfect wezen bestaat. In dat geval geldt voor alle X dat het noodzakelijk waar is dat X geen maximaal perfect wezen is. Maar dan volgt dat de logische implicatie 'Als X een maximaal perfect wezen is, dan is X niet een maximaal perfect wezen' waar is in alle mogelijke werelden. Uit (3) en (2) volgt dan dat 'niet maximaal perfect zijn' eveneens een perfectie is. Dit is echter in tegenspraak met (1). We dienen de aanname dus te verwerpen. Maar dan volgt dat een maximaal perfect wezen mogelijk is.
Welnu, als een maximaal perfect wezen mogelijk is, dan volgt uit de Barcan formule van de modale logica dat er een entiteit bestaat, zeg A, dat mogelijk een maximaal perfect wezen is. Het is dus mogelijk dat het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als A. Nu is alles wat mogelijk onmogelijk is daadwerkelijk onmogelijk. Het is dus onmogelijk dat er iets is dat groter of even groot is als A. Kortom, A is een maximaal perfect wezen. Er bestaat dus een maximaal perfect wezen. En dit wezen is uniek. Als er namelijk twee maximaal perfecte wezens zouden bestaan dan zouden ze elk groter moeten zijn dan de ander, wat onmogelijk is.
(1) De negatie van een perfectie is géén perfectie,
(2) Een perfectie impliceert alléén perfecties,
(3) Het zijn van een maximaal perfect wezen is een perfectie,
(C) Er bestaat een maximaal perfect wezen.
Hierbij is een perfectie een eigenschap waarvoor geldt dat het beter is deze eigenschap wel dan niet te hebben. En een entiteit is een maximaal perfect wezen als het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als deze entiteit.
De afleiding van de conclusie uit de premissen verloopt globaal als volgt. Neem aan dat het niet mogelijk is dat er een maximaal perfect wezen bestaat. In dat geval geldt voor alle X dat het noodzakelijk waar is dat X geen maximaal perfect wezen is. Maar dan volgt dat de logische implicatie 'Als X een maximaal perfect wezen is, dan is X niet een maximaal perfect wezen' waar is in alle mogelijke werelden. Uit (3) en (2) volgt dan dat 'niet maximaal perfect zijn' eveneens een perfectie is. Dit is echter in tegenspraak met (1). We dienen de aanname dus te verwerpen. Maar dan volgt dat een maximaal perfect wezen mogelijk is.
Welnu, als een maximaal perfect wezen mogelijk is, dan volgt uit de Barcan formule van de modale logica dat er een entiteit bestaat, zeg A, dat mogelijk een maximaal perfect wezen is. Het is dus mogelijk dat het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als A. Nu is alles wat mogelijk onmogelijk is daadwerkelijk onmogelijk. Het is dus onmogelijk dat er iets is dat groter of even groot is als A. Kortom, A is een maximaal perfect wezen. Er bestaat dus een maximaal perfect wezen. En dit wezen is uniek. Als er namelijk twee maximaal perfecte wezens zouden bestaan dan zouden ze elk groter moeten zijn dan de ander, wat onmogelijk is.
Abonneren op:
Posts (Atom)