Men spreekt voortdurend over de intensie (inhoud, betekenis) van een concept en suggereert daarmee dat een concept een intensie heeft. Zo zeggen we dat het concept ‘huis’ een bepaalde intensie heeft of dat het concept ‘vrijgezel’ een bepaalde intensie heeft. Maar waarom zeggen we niet gewoon dat concepten intensies zijn? Als verklaring hiervoor zou ingebracht kunnen worden dat concepten door de tijd heen kunnen veranderen door het verkrijgen van een andere intensie. Dit is echter onmogelijk indien concepten intensies zijn. Want in dat geval zou een andere intensie neerkomen op een ander concept. Er zou dan geen sprake zijn van een verandering van een en hetzelfde concept.
Deze verklaring lijkt op het eerste gezicht misschien plausibel. Toch gaat het hier om een problematische verklaring. Hoe kan een en hetzelfde concept een andere intensie verkrijgen terwijl het toch over hetzelfde concept blijft gaan? Dit kan alleen als er iets in het concept is dat door de verandering van het concept heen hetzelfde blijft. Zoiets constants in het concept moet er zijn omdat we anders niet zouden kunnen spreken over de verandering van een en hetzelfde concept. Dát wat in het concept constant blijft kan uiteraard niet de intensie van het concept zijn. Het concept verkrijgt immers een andere intensie. Maar wat is het dan in het concept dat tijdens de verandering van het concept constant blijft en er dus voor zorgt dat wij nog steeds over hetzelfde concept kunnen spreken nadat het een andere intensie verkregen heeft? Wat is met andere woorden datgene in het concept dat tijdens de verandering ervan gelijk blijft en dus zorgt voor de identiteit van het concept door de tijd heen? Hiervoor lijkt geen redelijke kandidaat te zijn.* Dit maakt genoemde verklaring diep mysterieus en dus problematisch. Het lijkt daarom beter eenvoudigweg te stellen dat concepten intensies zijn.
Door dit te doen worden concepten hardhandig gereduceerd tot intensies oftewel betekenissen. Concepten vallen restloos met betekenissen samen. Het zijn niets meer of minder dan betekenissen. Toch is met bovenstaande eveneens de deur opengezet voor de gedachte dat concepten op mysterieuze wijze wel eens "meer" zouden kunnen zijn dan betekenissen. Wellicht zit er toch iets "in" concepten dat boven de betekenissen uitstijgt. Maar wat kan dit mysterieuze "meer" dan zijn? Zijn betekenissen immers niet alles wat er over concepten qua concepten te vertellen valt?
Misschien niet. Misschien hebben concepten toch iets wat we heel voorzichtig zouden kunnen aanduiden als "een ziel". De ziel van een concept is dan datgene wat de verschillende betekenissen van een concept door de tijd heen vasthoudt en ze allemaal betekenissen van een en hetzelfde concept laat zijn. Kortom, misschien moeten we voor concepten hetzelfde doen als Aristoteles eerder deed voor tafels en stoelen en andere concreet zintuiglijk waarneembare substanties. Misschien moeten we een onderscheid gaan maken tussen de vorm en de materie van een concept. De materie van een concept is dan de betekenis van het concept. Deze materie is door de tijd heen niet constant. Een concept kan materie oftewel betekenissen winnen en verliezen zonder dat het ophoudt te bestaan. De vorm of ziel van een concept is dan datgene wat dit laatste mogelijk maakt. De ziel van een concept is wezensbepalend voor de identiteit ervan. Het is anders gezegd verantwoordelijk voor de identiteit van het concept door de tijd heen. Al met al lijkt zo een Aristotelisch hylemorfisme voor concepten alsnog een alternatief te zijn voor eerdergenoemde al te harde restloze reductie van concepten naar betekenissen.
*) In elk geval is de naam van het concept geen geschikte kandidaat. Een andere naam levert immers niet direct ook een ander concept op. Het concept 'house' is niet een ander concept dan het concept 'huis' of 'haus'. Evenmin is het concept 'vrijgezel' een ander concept dan 'alleengaande'. Dus waarom zou de naam van een concept wezenlijk zijn voor de identiteit ervan? De naam van een concept is niet wezensbepalend. Niet voor niets kan een en hetzelfde concept meerdere namen hebben (synoniemen) en kunnen twee heel verschillende concepten dezelfde naam hebben (homoniemen).
Posts tonen met het label identiteit. Alle posts tonen
Posts tonen met het label identiteit. Alle posts tonen
zondag 7 oktober 2018
woensdag 15 december 2010
Authenticiteit
Wat is authenticiteit? Authenticiteit heeft te maken met het trouw zijn aan jezelf. Een mens is authentiek wanneer hij of zij 'echt' ofwel 'ongekunsteld' is. De woorden en daden van een authentiek persoon zijn nooit geveinsd of ongemeend. Een authentiek persoon is altijd 'bij zichzelf'. Hij of zij went nooit iets voor. Het gaat bij authenticiteit dus om geloofwaardigheid. De volgende definitie van authenticiteit lijkt daarom adequaat: Iemand is authentiek indien hetgeen hij of zij zegt en doet overeenkomt met zijn of haar innerlijke overtuigingen. Of korter: Je bent authentiek wanneer je nooit ingaat tegen je eigen opvattingen.
Het begrip authenticiteit heeft dan ook een andere betekenis dan de begrippen originaliteit, identiteit en uniciteit. Zo kan iemand zeer authentiek zijn en tegelijkertijd volstrekt niet origineel. We zeggen dan dat het authentiek zijn tot de identiteit van die persoon behoort, terwijl het origineel zijn nu juist niet tot zijn of haar identiteit behoort. Andersom kan een persoon enorm origineel zijn maar tevens totaal niet authentiek. In dat geval behoort omgekeerd originaliteit, maar niet authenticiteit, tot de identiteit van deze persoon. En hoe zit het dan met uniciteit? Welnu, uniciteit betekent eenvoudigweg 'eenmaligheid'. Iets is uniek indien er geen tweede exemplaar van bestaat. In die zin is dus ieder mens inderdaad uniek. Ieder mens heeft anders gezegd uniciteit. Uniciteit is dus van toepassing op zowel authentieke als niet-authentieke mensen, en op zowel originele als niet-originele mensen.
We zijn zoals gezegd authentiek indien dat wat we zeggen of doen overeenstemt met wat we denken of voelen. Wanneer er in een bepaalde situatie sprake is van een conflict tussen denken en voelen, dan zal een authentiek persoon dus ofwel zijn gevoel volgen (wanneer [hij of zij meent dat] in die situatie voelen boven denken gaat), ofwel zijn denken volgen (wanneer [hij of zij meent dat] in die situatie denken boven voelen gaat), ofwel twijfelen (wanneer [hij of zij meent dat] denken en voelen in die situatie evenveel gewicht in de schaal leggen).
Het begrip authenticiteit heeft dan ook een andere betekenis dan de begrippen originaliteit, identiteit en uniciteit. Zo kan iemand zeer authentiek zijn en tegelijkertijd volstrekt niet origineel. We zeggen dan dat het authentiek zijn tot de identiteit van die persoon behoort, terwijl het origineel zijn nu juist niet tot zijn of haar identiteit behoort. Andersom kan een persoon enorm origineel zijn maar tevens totaal niet authentiek. In dat geval behoort omgekeerd originaliteit, maar niet authenticiteit, tot de identiteit van deze persoon. En hoe zit het dan met uniciteit? Welnu, uniciteit betekent eenvoudigweg 'eenmaligheid'. Iets is uniek indien er geen tweede exemplaar van bestaat. In die zin is dus ieder mens inderdaad uniek. Ieder mens heeft anders gezegd uniciteit. Uniciteit is dus van toepassing op zowel authentieke als niet-authentieke mensen, en op zowel originele als niet-originele mensen.
We zijn zoals gezegd authentiek indien dat wat we zeggen of doen overeenstemt met wat we denken of voelen. Wanneer er in een bepaalde situatie sprake is van een conflict tussen denken en voelen, dan zal een authentiek persoon dus ofwel zijn gevoel volgen (wanneer [hij of zij meent dat] in die situatie voelen boven denken gaat), ofwel zijn denken volgen (wanneer [hij of zij meent dat] in die situatie denken boven voelen gaat), ofwel twijfelen (wanneer [hij of zij meent dat] denken en voelen in die situatie evenveel gewicht in de schaal leggen).
Labels:
Authenticiteit,
identiteit,
originaliteit,
uniciteit
donderdag 11 november 2010
De natuurlijke onvergankelijkheid van de persoonlijke identiteit
Volgens het antropologisch dualisme bestaat ieder mens uit een (materieel) lichaam en een (immateriële) persoonlijke identiteit. Het enige argument uit de wijsgerige traditie dat ik ken voor de natuurlijke onvergankelijkheid van de persoonlijke identiteit betreft het argument dat ik hieronder schematisch weergeef.
1) Ieder object is enkelvoudig (ondeelbaar) óf samengesteld (opgebouwd uit twee of meer enkelvoudige objecten),
2) Een object vergaat op natuurlijke wijze wanneer de twee of meer enkelvoudige objecten waaruit het object is opgebouwd uit elkaar gaan en dus niet langer genoemd object constitueren,
3) Uit 2 volgt dat enkelvoudige objecten niet op natuurlijke wijze kunnen vergaan,
4) De persoonlijke identiteit van ieder mens is enkelvoudig
5) Uit 3 en 4 volgt de natuurlijke onvergankelijkheid van de persoonlijke identiteit.
1) Ieder object is enkelvoudig (ondeelbaar) óf samengesteld (opgebouwd uit twee of meer enkelvoudige objecten),
2) Een object vergaat op natuurlijke wijze wanneer de twee of meer enkelvoudige objecten waaruit het object is opgebouwd uit elkaar gaan en dus niet langer genoemd object constitueren,
3) Uit 2 volgt dat enkelvoudige objecten niet op natuurlijke wijze kunnen vergaan,
4) De persoonlijke identiteit van ieder mens is enkelvoudig
5) Uit 3 en 4 volgt de natuurlijke onvergankelijkheid van de persoonlijke identiteit.
Labels:
enkelvoudig,
identiteit,
lichaam,
samengesteld,
vergankelijkheid
Abonneren op:
Posts (Atom)