maandag 15 februari 2010

De spiritueel-theïstische 'weltanschauung'

Joods-christelijke geloofservaringen zijn door bijbelverhalen en kerktraditie bemiddelde religieuze ervaringen. Iedere redelijke hermeneutische verantwoording van de joods-christelijke geloofservaring sluit bij dit gegeven aan. Een hermeneutische verantwoording van de joods-christelijke 'weltanschauung' zet immers in op het verstaan en duiden van de betekenis van bijbelteksten en overgeleverde kerktradities.

Het project waar ik zelf aan werk wijkt hier in twee opzichten van af. In de eerste plaats maak ik in mijn project geen gebruik van hermeneutische methoden. In de tweede plaats richt mijn project zich op de redelijke verantwoording van wat ik de spiritueel-theïstische 'weltanschauung' noem. Het joods-christelijk wereldbeeld betreft een specifieke instantie van deze meer algemene wereldbeschouwing. Zij valt er niet mee samen.

Volgens het spiritueel-theïstische wereldbeeld gaat de hele werkelijkheid terug op één unieke zijnsgrond die geldt als de uiteindelijke oorzaak van alle zijnden buiten zichzelf. Deze grond of arche is dus de ultieme onvoorwaardelijke oorsprong van de gehele wereld. De arche ofwel absolute grond van de wereld heeft bovendien subject-karakter. Zij bezit 'persoonskenmerken' en is als zodanig een zijnde waarop ieder mens, op enkele plotselinge kortstondige ogenblikken in zijn leven, relationeel betrokken kan zijn. De arche doet zich langs deze weg van spontane momentane menselijke grenservaringen dus concreet-historisch in onze leefwereld gelden. De toevoeging 'spiritueel' is voor wat betreft genoemd wereldbeeld cruciaal omdat ik zeker niet wil vervallen in een beperkte achttiende eeuwse vorm van schraal rationalistisch theïsme. Onze wereldbeschouwingen zijn immers nooit op ons rationele denkvermogen alléén gestoeld.

De romantische dichter Novalis (1772-1801) schreef ooit: "Niets is voor de ware religiositeit onmisbaarder dan een middelaar die een verbinding legt tussen ons en de godheid. De mens kan nu eenmaal niet direct met de godheid in relatie staan". Deze middelaar zoek ik in lijn met de humanistische traditie niet buiten onze eigen humaniteit. De middelaar die ik in mijn project kies om de spiritueel-theïstische wereldbeschouwing te verantwoorden is ons eigen denken én voelen. Mijn verantwoording vangt aan bij de mens en bij de mens alléén.

Uitgangspunt van mijn project is de these dat onze rede ons doet inzien dat er één unieke allerlaatste onvoorwaardelijke oorsprong van de gehele wereld bestaat. Deze ultieme eerste oorzaak van de wereld duidt ik aan met de term 'arche'. De arche bestaat dus als extramentale gegevenheid los van de mens. Zij is een 'zijnde' dat buiten ons menselijk bewustzijn gegeven is. We zouden daarom kunnen spreken over de verhouding tussen de mens als 'subject' die door inzet van haar redevermogen de arche ontdekt als reëel bestaand 'object'.

Dat de onvoorwaardelijke absolute grond van de wereld ofwel de arche in feite een subject is waarop wij als mens persoonlijk-relationeel betrokken kunnen zijn leert de rede ons niet. De mens is echter ook een wezen met een affectief gemoed. Door een diepgaande fenomenologische reflectie op onze sublieme ervaringen wil ik laten zien hoe wij tot het inzicht kunnen komen dat de arche inderdaad 'persoonskenmerken' bezit. Een fijnzinnige reflectie op onze menselijke ervaringen van het sublieme leert namelijk dat de sublieme ervaring een onverwachtse plotselinge momentane grenservaring betreft van het persoonlijk relationeel betrokken zijn op de arche. De arche bezit dus inderdaad 'subject-karakter'. De arche is kortgezegd een persoon waarop wij als mens, al is het slechts één enkele keer en voor maar héél even, relationeel betrokken kunnen zijn. Pas door het verstaan van onze sublieme ervaringen leren wij dus dat de verhouding tussen ons en de arche in feite een subject/subject verhouding betreft en niet slechts een subject/object verhouding. Verder dan deze constatering gaat mijn project vooralsnog niet.

Natuurlijk is het denkbaar om in een ander project ooit nog eens de vervolgstap te maken van een redelijke wijsgerige verantwoording van het spiritueel-theïsme naar een redelijke theologische verantwoording van de joods-christelijke wereldbeschouwing. Hoe zou deze mogelijke vervolgstap er uitgaande van mijn huidige project uit kunnen zien? Welnu, zoals gezegd toon ik als onderdeel van mijn wijsgerige verantwoording van het spiritueel-theïsme aan dat ons redevermogen ons leert dat er exact één unieke arche is die wij door een reflectie op onze sublieme ervaringen nader kunnen leren verstaan als een subject waarop wij als mens relationeel betrokken kunnen zijn. De sublieme ervaring leert ons dat de arche van de wereld persoonskwaliteiten bezit. Nu kunnen sublieme ervaringen door bepaalde teksten worden opgewekt. Het lezen van bepaalde passages van zowel het oude als nieuwe testament resulteert voor velen (zowel gelovigen als vele niet-gelovigen) in een sublieme ervaring. Veel bijbelverhalen gelden als schitterende onweerstaanbare expressies van grootse diepzinnige geestrijke gedachten. Zij wekken zowel bewondering als verbazing. Wij worden door het lezen van deze magistrale geestvervoerende bijbelverhalen gegrepen door een krachtige diepe virtuositeit die ons als mens geheel overweldigt en ons in ons hele menszijn raakt. Tevens ervaren wij iets van een onmiskenbare hogere en diepere oorsprong van deze verhalen. Hoe kunnen zij zonder een bovenindividuele bemiddeling ooit door mensen bedacht en zó opgeschreven zijn? In en door deze grootse verhalen worden wij ontegenzeggelijk geraakt door iets hogers dat ons draagt.

Deze intuïtie klinkt ook bij de godsdienstwetenschapper Rudolf Otto (1869-1937) door wanneer hij in zijn boek 'Het heilige' over bijbelverhalen schrijft: "[...] het overzicht van de gehele samenhang van deze wonderbaarlijke geschiedenis van de Israëlitische geest, zijn profetisme en zijn religie en het optreden van Christus in deze samenhang [...] het totaal van Christus' gehele levensloop en levenswerk. [...] Wie zich bespiegelend in die grotere samenhang verdiept, die wij het oude verbond tot op Christus noemen moet bijna onweerstaanbaar worden overmeesterd door het gevoel dat hier iets eeuwigs beschikkends en scheppends zich manifesteert en tegelijk naar voleinding streeft. En wie in deze samenhang dan de vervulling en de afsluiting aanschouwt en deze grootse situatie, deze geweldige gestalte [...] , deze onverstoorbaarheid en uit geheimzinnige diepte stammende zekerheid en vastheid van overtuiging en handeling, deze geestelijke en gelukzalige levensinhoud, deze strijd, deze trouw en overgave, dit lijden en tenslotte deze overwinnaarsdood, die moet oordelen: dat is goddelijk, dat is het heilige. Als er een God is, als hij zich wil manifesteren, dan moet hij het juist zo doen".

Indien de sublieme ervaring inderdaad aantoonbaar vooral door bijbelverhalen wordt opgewekt en wij weten dat de sublieme ervaring gelijk is aan de ervaring van de arche (hetgeen zoals gezegd als onderdeel van mijn verantwoording van het spiritueel-theïsme betoogd wordt), dan is het redelijk om te veronderstellen dat de arche die wij vanuit ons redevermogen kunnen afleiden en waarop wij in de sublieme ervaring betrokken zijn de goddelijke oorsprong is waarvan juist de joods-christelijke traditie al sinds eeuwen getuigt. Deze redelijke verantwoording van de joods-christelijke traditie is rationeel, fenomenologisch én eveneens hermeneutisch. Zij zet niet alleen in op ons redevermogen en een precieze fenomenologie van sublieme ervaringen, maar ook op het verstaan en zo betekenisvol ontsluiten van bijbelverhalen.