Binnenkort zal ik voor de master Filosofie van cultuur en bestuur aan de Vrije Universiteit wederom een collegereeks verzorgen voor het vak Symbolische leven 1. De inhoud komt overeen met twee jaar geleden en is hieronder weergegeven. Interesse? Benader mij op e.rutten@vu.nl.
Doelstelling
Doel van deze reeks is om studenten in staat te stellen cultureel-historische transformatieprocessen betekenisvol te duiden en te doordenken. Zo kan een adequaat begrip worden ontwikkeld van maatschappelijke veranderingsprocessen. Meer specifiek verkrijgt de student inzicht in de doorwerking van zinperspectieven en bepalende symbolen (zoals religieuze en seculiere sacraliteit) in onze cultuur en het persoonlijke leven.
Inhoud
Reflectie op zinperspectieven
Wat zijn zinperspectieven en hoe beïnvloeden ze onze blik op de wereld? Cultureel-historische processen gaan dikwijls gepaard met een verschuiving van zinperspectief. In dit eerste gedeelte van de reeks zullen we ingaan op wat zinperspectieven of wereldbeelden zijn en hoe deze zinvol doordacht kunnen worden. Hierbij kijken we naar de verschillende aspecten van een wereldbeeld, zoals een cognitief-theoretisch beeld van de wereld en de plaats van de mens daarin, een normatief-praktische visie op wat voor de mens het goede leven is, en een bepaalde grondstemming die bepaalt hoe de wereld innerlijk gevoelsmatig wordt beleefd.
Doordenking van krachtige symbolen uit onze cultuurtraditie
Tot de meest krachtige symbolen van onze cultuurtraditie behoren ongetwijfeld de symbolen die samenhangen met het religieuze, het sacrale of het heilige, het numineuze en het sublieme of het verhevene. Ze spelen in welhaast ieder zinperspectief een bepaalde constitutieve rol. In dit tweede gedeelte zullen we aan de hand van denkers als Longinus, Burke, Kant, Lyotard, Otto en Bataille ingaan op de betekenis en fenomenologie van deze symbolen en hun onderlinge relaties. Daarbij zal ook stilgestaan worden bij hun constitutieve rol voor zowel religieuze als seculiere wereldbeelden. Afsluitend doordenken we de hieraan gerelateerde thematiek van eros en philia.
Literatuur
1. Syllabus materiaal (beschikbaar op de weblinks hieronder)
2. Rutten, Emanuel, Het Retorische Weten, Uitgeverij Leesmagazijn, 2018
3. Rutten, Emanuel, Overdenkingen, Uitgeverij Stad op een berg, 2017
Rooster
Avondcollege 3 maart
1. Meaning of life and worldview deliberation
2. Het hervinden van ons authentieke zelf: Charles Taylor over de malaise van de moderniteit
3. Dat wat zich toont - Filosoferen over niet-feitelijke waarheden
4. Goddelijke verheffing of spel van vrees en lust? Het sublieme bij Longinus, Burke en Kant
5. Over het verhevene bij Longinus en zijn verhouding tot alternatieve concepties van het sublieme VIII-XI (Het retorische weten, pp. 93-107)
6. Toelichting op 'Over het verhevene bij Longinus' (Het retorische weten, pp. 109-113)
Avondcollege 10 maart
7. Over het verhevene bij Longinus en zijn verhouding tot alternatieve concepties van het sublieme (geheel)
8. Over het sublieme bij Longinus en Burke
9. Kant over het mathematisch verhevene
10. Stellingen over het sublieme bij Kant
11. Het Longiniaans sublieme
12. Over De rode boom van Mondriaan
13. Over het heilige bij Otto
14. Over het Goddelijke bij Georges Bataille (I-IX)
Avondcollege 31 maart
15. Over het Goddelijke bij Georges Bataille (geheel)
16. Stellingen over het heilige bij Bataille
17. Over de relatie tussen eros en philia in Ad Verbrugges Staat van Verwarring: het offer van liefde
18. Over Marc De Kesels 'Goden breken'
Avondcollege 7 april
19. Over het begrip ‘aura’ in Walter Benjamins kunstwerkessay (Het retorische weten, pp. 193-202)
20. De vraag naar het lijden (Het retorische weten, pp. 115-129)
21. De amoureuze liefde: een innerlijke explicatie (Het retorische weten, pp. 211-236)
Toetsing
De collegereeks zal worden afgesloten door een schriftelijke toets.
Schrijfopdracht
De schrijfopdracht dient uit maximaal 1500 woorden te bestaan en uitgeprint te worden ingeleverd. Dit is vereist om aan de toets te kunnen deelnemen. Vermeld op de uitdraai naam, studienummer en het aantal woorden. Ga nadrukkelijk in op één of meerdere van de opgegeven teksten en kies voor één van onderstaande onderwerpen:
1. kritiek of aanvulling op de besproken wijze van het redelijk evalueren van wereldbeelden,
2. kritiek of aanvulling op een besproken denker over het sublieme, sacrale of auratische,
3. onderling inhoudelijk vergelijk van twee denkers over het sublieme, sacrale of auratische,
4. reflectie op (i) een concrete persoonlijke ervaring, (ii) een bepaald type ervaring of (iii) een bekend kunstwerk of ander (type) object vanuit één van de besproken concepties van het sublieme, sacrale of auratische,
5. kritiek of aanvulling op de tekst "Over de relatie tussen eros en philia in Ad Verbrugges Staat van Verwarring", "De vraag naar het lijden" of "De amoureuze liefde: een innerlijke explicatie".
Posts tonen met het label lijden. Alle posts tonen
Posts tonen met het label lijden. Alle posts tonen
zaterdag 11 januari 2020
zaterdag 27 mei 2017
De vraag naar het lijden
Onlangs gaf ik bij het Veritas Forum aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een lezing over de vraag naar het lijden. De volledige versie daarvan is nu hier beschikbaar:
zondag 11 december 2016
Zwart gras
"Hoe waar dat was, ondervond zij wanneer Renés greep op haar verslapte - of zij het zich verbeeldde -, wanneer hij verstrooid leek, of bij het afscheid een onverschillige indruk op haar maakte, of wanneer hij haar een tijdlang niet opzocht en haar brieven niet beantwoordde, zodat zij dacht dat hij haar niet meer wilde zien en spoedig niet meer van haar zou houden, of nu al niet van haar hield - alles werd dan in haar gesmoord en ook zelf had zij het gevoel dat zij stikte. Het gras werd zwart, de dag was niet langer dag, de nacht niet langer nacht, maar machines waardoor licht en donker werden afgewisseld om haar te kwellen. Fris water maakte haar misselijk. Zij voelde zich in een aspilaar veranderd, bitter, nutteloos en verdoemd, als de zoutpilaren van Gomorra. Want zij was schuldig. Zij die God liefhebben en die door God in de duisternis worden achtergelaten, zijn schuldig omdat zij door God verlaten worden. Zij gaan hun herinnering na, op zoek naar zonden." (Pauline Réage, Het verhaal van O, Lebowski Publishers, Amsterdam, 2013, pp. 107-108)
Labels:
eros,
liefde,
lijden,
literatuur,
philia
zondag 4 december 2016
De vraag naar het kwaad
De vraag naar het kwaad overweldigt ons. Hoe kunnen wij ook maar in de buurt komen van een wijsgerig bevredigend antwoord op de vraag naar de herkomst van het diabolische? De vraag lijkt zo ontoegankelijk, zo massief, dat iedere poging haar te willen beantwoorden bij voorbaat gedoemd lijkt om te mislukken. Daarom wil ik trachten dit probleem op een andere manier te benaderen. Kleinschaliger, hanteerbaarder en daardoor - zo ik hoop - vruchtbaarder. Mijn inzet is een op het eerste gezicht bedrieglijk eenvoudige vraag. Maar zodra we haar uitspreken is het alsof een bliksem ons treft. De vraag is de volgende. Waarom kan de mens eigenlijk genieten van het pijn doen van de ander? Wat is dit in de mens? Waar komt dit diabolische vandaan en hoe kunnen we het duiden? Hieronder geef ik een eerste en vooralsnog voorlopige inventarisatie van mogelijke antwoorden. Niet ieder antwoord hoeft altijd van toepassing te zijn. Sommige antwoorden kunnen gelden voor andere situaties dan andere. Langs deze weg komt wellicht ook een antwoord op die grote vraag naar het kwaad zelf dichterbij. In de eerste plaats wordt volgens Jean Baudrillard de mens ten diepste aangetrokken door het onzinnige en de ander pijn doen of vernederen is onzinnig. Een andere oorzaak kan zijn dat de mens zelf in laatste instantie is voortgekomen uit het lijden. Het lijden is de bron en oorsprong van de mens, zoals Michel Houellebecq heeft betoogd in zijn metafysica van het lijden. Maar als dit zo is, dan is het niet zo vreemd dat de mens kan genieten van het leed van de ander. Ten derde is het willen vernederen of pijn doen van de ander een vorm van machtswellust en machtswellust heeft een evolutionair voordeel, zodat op enig moment deze eigenschap volop in de populatie aanwezig zal zijn. Daarnaast is het laten lijden van de ander een vorm van transgressie en volgens Georges Bataille is de mens in haar oergrond een transgressief wezen. In het aanschouwen van of laten lijden van de ander wordt de mens voor heel even opgenomen in de continuïteit van het zijn. In de vijfde plaats kan door de ander te laten lijden bij diegene die het lijden veroorzaakt een aangenaam zwevend gevoel van maximale concentratie en toewijding ontstaan. Ten zesde kunnen volgens sommigen twee geliefden pas in het lijden een ultieme onderlinge binding bereiken en zo hun liefde volledig verwerkelijken. Hier is het lijden dus constitutief voor de verwerkelijking van de liefde zelf. Ook is het denkbaar dat de ene geliefde geniet van het lijden van de andere geliefde wanneer dit lijden een offer van liefde betreft. Hier is het offer een diepe bevestiging of erkenning van de reeds verwerkelijkte liefde. Een andere mogelijkheid is dat de mens geniet van het veruitwendigen van de ongrijpbare innerlijke pijnervaring van de ander door deze in het gelaat en op het lichaam concreet en aanschouwelijk te maken. In de negende plaats heeft de mens een diepe welhaast faustische fascinatie om in alles, ook in het beroeren van de ander, te reiken naar het oneindige, naar het meest extreme. Weer een andere reden kan zijn dat de mens kan genieten van de pijn van de ander omdat hij ook zelf geniet van het ondergaan van pijn en in de pijn van de ander zijn eigen genieten van pijn weerspiegelt ziet. Verder wordt door de ander te laten lijden de afstand tussen het welbevinden van de een en het welbevinden van de ander vergroot, zodat hij die de ander pijn doet op dat moment meer kan genieten van zijn eigen geluk. Tenslotte is er nog een twaalfde zeer voor de hand liggende reden. De mens kan ook genieten van het leed van de ander wanneer dit leed een straf of boetedoening voor gedaan onrecht betreft. Het slachtoffer wordt gestraft voor zijn of haar misdragingen. Het gaat hier om het genot dat wraak kan geven en waar Aristoteles al uitgebreid over schrijft in zijn Retorica. Het is een genot dat geen mens vreemd is.
Daarnaast is het de vraag of het pijn doen van de ander altijd immoreel is. Het willen ondergaan van pijn en vernedering voor het plezier van de ander is het willen geven van jezelf voor het genot van hem of haar. En met zo'n existentieel geschenk, mits het vrijwillig en in het volle bewustzijn plaatsvindt, is in moreel-ethische zin niets mis. Willen lijden voor het welbevinden van de ander is in de eerste plaats een vorm van overgave, van offerbereidheid, en heeft als zodanig een welhaast spirituele of religieuze dimensie. In veel opzichten is het verwant aan het kruisoffer van Christus, is het een De Imitatione Christi. Niet voor niets staat bijvoorbeeld in het bdsm spel diegene die het lijden ondergaat dichter bij het goddelijke dan diegene die het lijden toebrengt. De onderdanige leidt zo de dominante uiteindelijk het goddelijke binnen, is het voertuig of de mediator voor het ervaren ervan, gelijk Christus zelf dat was in zijn lijden voor de wereld. God die zich in Jezus openbaart, wassende de voeten van de ander. De existentiële positie van hen die willen lijden uit pure liefde voor de ander - ook al beantwoordt hij of zij deze liefde niet - is dan ook alles behalve moreel laakbaar. Sterker nog, het is juist hyper moreel, ja heilig. Want het komt overeen met de positie van Christus zelf die leed uit liefde zonder liefde terug te ontvangen. Maar wat betekent dit dan? Welnu, zo beschouwd is het uit plezier laten lijden van iemand die daarin vrijwillig en met zijn of haar volle verstand meegaat een daad met een hyper morele dimensie, want het is precies deze daad die het voor hem of haar mogelijk maakt om gelijk Christus zelf deed te lijden uit liefde alleen, zonder dat deze liefde wordt beantwoord. Zo worden beide, dader en slachtoffer, geestelijk getransformeerd. En wordt een ware opening naar het heilige gevonden.
Daarnaast is het de vraag of het pijn doen van de ander altijd immoreel is. Het willen ondergaan van pijn en vernedering voor het plezier van de ander is het willen geven van jezelf voor het genot van hem of haar. En met zo'n existentieel geschenk, mits het vrijwillig en in het volle bewustzijn plaatsvindt, is in moreel-ethische zin niets mis. Willen lijden voor het welbevinden van de ander is in de eerste plaats een vorm van overgave, van offerbereidheid, en heeft als zodanig een welhaast spirituele of religieuze dimensie. In veel opzichten is het verwant aan het kruisoffer van Christus, is het een De Imitatione Christi. Niet voor niets staat bijvoorbeeld in het bdsm spel diegene die het lijden ondergaat dichter bij het goddelijke dan diegene die het lijden toebrengt. De onderdanige leidt zo de dominante uiteindelijk het goddelijke binnen, is het voertuig of de mediator voor het ervaren ervan, gelijk Christus zelf dat was in zijn lijden voor de wereld. God die zich in Jezus openbaart, wassende de voeten van de ander. De existentiële positie van hen die willen lijden uit pure liefde voor de ander - ook al beantwoordt hij of zij deze liefde niet - is dan ook alles behalve moreel laakbaar. Sterker nog, het is juist hyper moreel, ja heilig. Want het komt overeen met de positie van Christus zelf die leed uit liefde zonder liefde terug te ontvangen. Maar wat betekent dit dan? Welnu, zo beschouwd is het uit plezier laten lijden van iemand die daarin vrijwillig en met zijn of haar volle verstand meegaat een daad met een hyper morele dimensie, want het is precies deze daad die het voor hem of haar mogelijk maakt om gelijk Christus zelf deed te lijden uit liefde alleen, zonder dat deze liefde wordt beantwoord. Zo worden beide, dader en slachtoffer, geestelijk getransformeerd. En wordt een ware opening naar het heilige gevonden.
Labels:
Baudrillard,
Christus,
Houellebecq,
kwaad,
liefde,
lijden
vrijdag 18 november 2011
Sterfelijkheid
Het meest waardevolle bezit van de mens is haar sterfelijkheid. Stel je namelijk eens voor dat wij het risico zouden lopen op een eeuwig lijden. Wie afstand doet van haar sterfelijkheid komt dan ook terecht in de grootst denkbare nachtmerrie. Hoe afgrondelijk alleen al de gedachte aan een eeuwige eenzame opsluiting, of een eeuwig moeten doorstaan van marteling. Sterfelijkheid is dan ook het grootste geschenk aan de mens gegeven. Het kwaad in de wereld wordt zo gelimiteerd. Juist door onze sterfelijkheid kan een absoluut kwaad in de wereld nooit manifest worden. Niemand kan immers in een toestand van eeuwig lijden worden gebracht. We zouden in onze sterfelijkheid daarom een teken kunnen zien van een goddelijke genade. De dood hoort bij het leven, en behoed ons, en daarin ligt een gemoedsrust en troost besloten.
zaterdag 31 juli 2010
Houellebecq's metafysica van het lijden

"De wereld is een zich ontplooiend lijden. Een kern van lijden ligt aan haar oorsprong. Elk bestaan is een expansie, en een verplettering. Alle dingen lijden, zozeer dat ze beginnen te zijn. Het niets trilt van pijn, zozeer dat het tot aanzijn komt: in een abject paroxisme.
De zijnden worden diverser en complexer, zonder iets van hun aanvankelijke aard te verliezen. Vanaf een bepaald bewustzijnsniveau verschijnt de schreeuw. De poëzie komt daaruit voort. De gearticuleerde taal eveneens.
De eerste dichterlijke stap bestaat erin terug te gaan naar de oorsprong. Te weten: het lijden.
De verschijningsvormen van het lijden zijn belangrijk; ze zijn niet wezenlijk. Elk lijden is goed; elk lijden is nuttig; elk lijden werpt zijn vruchten af; elk lijden is een hele kosmos.
[...]
De wereld bestaat uit lijden omdat ze in essentie vrij is. Het lijden is het noodzakelijke gevolg van de vrije ruimte tussen de delen van het systeem. Dat moet u weten en zeggen.
U kunt het lijden niet in een doel veranderen. Het lijden is, en kan derhalve onmogelijk een doel worden."
woensdag 9 juni 2010
Een drievoudige theodicee
Het sterkste en wellicht enige argument tegen het bestaan van God is het 'argument from evil'. Dit argument komt neer op de claim dat het onrechtvaardige lijden van veel mensen in de wereld aantoont dat God niet bestaat. Een goede en almachtige God zou dit onrechtvaardige lijden toch immers nooit toelaten?
Dit argument heeft prima facie zeker enige zeggingskracht. Toch is het argument uiteindelijk niet houdbaar. Waarom? Vaak wordt als reden voor de onhoudbaarheid van het 'argument from evil' aangevoerd dat de mens een vrije wil bezit en dat er mensen zijn die deze vrijheid blijkbaar misbruiken door moreel verwerpelijke daden te verrichten. De mens en niet God is daarom uiteindelijk verantwoordelijk voor het onrechtvaardige lijden in onze wereld. Dit lijkt mij een juiste analyse. Het is echter geen reden om het 'argument from evil' als weerlegd te beschouwen.
Iemand die het 'argument from evil' verdedigt zou namelijk kunnen opmerken dat zelfs wanneer God niet verantwoordelijk is voor het onrechtvaardigde lijden in onze wereld het desondanks niet voorstelbaar is dat een goede en almachtige God dit lijden laat voortbestaan in plaats van in te grijpen. Precies daarom zou de conclusie, aldus de aanhanger van het 'argument from evil', alsnog moeten zijn dat God niet bestaat.
Nu zijn er echter goede redenen om het 'argument from evil' te verwerpen. In de eerste plaats heeft de filosoof W.L. Craig erop gewezen dat de proposities 'God bestaat' en 'Kwaadaardigheid bestaat' niet logisch tegenstrijdig zijn. God zou immers moreel voldoende redenen kunnen hebben om een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden in onze wereld te accepteren. Het 'argument from evil' moet daarom, om voldoende zeggingskracht te hebben, laten zien dat het onmogelijk is dat er een God bestaat die beschikt over moreel voldoende redenen voor het accepteren van een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden in onze wereld. Het zal duidelijk zijn dat het onbegonnen werk is om dit aan te tonen.
In de tweede plaats is het 'argument from evil' innerlijk incoherent. Het argument veronderstelt immers, zoals ieder argument, dat elk weldenkend mens de geldigheid van haar premissen inziet. De eerste premise van het 'argument from evil' stelt dat er sprake is van onrechtvaardig lijden in onze wereld. Het 'argument from evil' veronderstelt dus dat iedereen inziet dat er sprake is van onrechtvaardig lijden. Als zodanig impliceert het argument dat er in objectieve zin onrechtvaardig lijden bestaat. Het bestaan van onrechtvaardig lijden is volgens het argument een objectief feit: er zijn gevallen van lijden die onrechtvaardig zijn ongeacht hoe mensen daarover denken. Dit lijkt mij een adequate veronderstelling. Bepaalde daden zijn inderdaad in objectieve zin moreel verwerpelijk. Iemand die bij zijn volle verstand en in vrijheid louter voor zijn of haar eigen lustbeleving een medemens onder dwang martelt verricht ontegenzeggelijk een verwerpelijke daad, los van wat wie dan ook daar verder van mag vinden. Het is bovendien onmiskenbaar het geval dat er door mensen daden verricht worden die in genoemde zin objectief verwerpelijk zijn. In onze wereld is daarom inderdaad in objectieve zin sprake van onrechtvaardig lijden.
Het probleem voor het 'argument from evil' is echter dat het in objectieve zin bestaan van onrechtvaardig lijden onverenigbaar is met atheïsme! Indien er geen God bestaat, dan is onze wereld niets meer dan slechts 'materie in beweging'. In dat geval is er dus helemaal niets objectief moreel verwerpelijk. In een restloos naturalistisch universum is en voltrekt alles zich eenvoudigweg zoals het is en zich voltrekt. Een ontologische grond voor het objectief verwerpelijk zijn van bepaalde daden ontbreekt in een dergelijk universum eenvoudigweg. De uitspraak dat er in onze wereld moreel verwerpelijke gebeurtenissen plaatsvinden is dus voor een atheïst 'self-defeating'. Niet omdat een atheïst geen moreel besef heeft (de aanhangers van het 'argument from evil' hebben dat immers juist wel!), maar omdat het naturalisme geen ontologische grond biedt voor de objectieve verwerpelijkheid van bepaalde daden. Uit het bestaan van objectief onrechtvaardig lijden in onze wereld volgt dus dat atheïsme onhoudbaar is. De terechte constatering dat er mensen zijn die onrechtvaardig lijden door het toedoen van anderen levert dus een weerlegging op van de claim dat God niet bestaat. De eerste premise van het argument from evil blijkt derhalve juist een argument op te leveren vóór het bestaan van God!
In de derde plaats lijkt mij ook onderstaand argument een goede reden om het 'argument from evil' te verwerpen. Het hieronder weergegeven argument laat namelijk zien dat de premise dat God bestaat juist impliceert dat er in onze wereld sprake moet zijn van een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden. De constatering dat er in onze wereld sprake is van onrechtvaardig lijden kan daarom niet ingezet worden in een argument tegen het bestaan van God.
1. God bestaat (premise)
2. God is volmaakt goed (premise)
3. Geen aan God toekomende eigenschap komt univook aan de mens toe (premise)
4. Geen mens is volmaakt goed (uit 2, 3)
5. Er zijn mensen die verwerpelijke daden verrichten (uit 4)
6. Er is onrechtvaardig lijden in de wereld (uit 5)
Dit argument heeft prima facie zeker enige zeggingskracht. Toch is het argument uiteindelijk niet houdbaar. Waarom? Vaak wordt als reden voor de onhoudbaarheid van het 'argument from evil' aangevoerd dat de mens een vrije wil bezit en dat er mensen zijn die deze vrijheid blijkbaar misbruiken door moreel verwerpelijke daden te verrichten. De mens en niet God is daarom uiteindelijk verantwoordelijk voor het onrechtvaardige lijden in onze wereld. Dit lijkt mij een juiste analyse. Het is echter geen reden om het 'argument from evil' als weerlegd te beschouwen.
Iemand die het 'argument from evil' verdedigt zou namelijk kunnen opmerken dat zelfs wanneer God niet verantwoordelijk is voor het onrechtvaardigde lijden in onze wereld het desondanks niet voorstelbaar is dat een goede en almachtige God dit lijden laat voortbestaan in plaats van in te grijpen. Precies daarom zou de conclusie, aldus de aanhanger van het 'argument from evil', alsnog moeten zijn dat God niet bestaat.
Nu zijn er echter goede redenen om het 'argument from evil' te verwerpen. In de eerste plaats heeft de filosoof W.L. Craig erop gewezen dat de proposities 'God bestaat' en 'Kwaadaardigheid bestaat' niet logisch tegenstrijdig zijn. God zou immers moreel voldoende redenen kunnen hebben om een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden in onze wereld te accepteren. Het 'argument from evil' moet daarom, om voldoende zeggingskracht te hebben, laten zien dat het onmogelijk is dat er een God bestaat die beschikt over moreel voldoende redenen voor het accepteren van een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden in onze wereld. Het zal duidelijk zijn dat het onbegonnen werk is om dit aan te tonen.
In de tweede plaats is het 'argument from evil' innerlijk incoherent. Het argument veronderstelt immers, zoals ieder argument, dat elk weldenkend mens de geldigheid van haar premissen inziet. De eerste premise van het 'argument from evil' stelt dat er sprake is van onrechtvaardig lijden in onze wereld. Het 'argument from evil' veronderstelt dus dat iedereen inziet dat er sprake is van onrechtvaardig lijden. Als zodanig impliceert het argument dat er in objectieve zin onrechtvaardig lijden bestaat. Het bestaan van onrechtvaardig lijden is volgens het argument een objectief feit: er zijn gevallen van lijden die onrechtvaardig zijn ongeacht hoe mensen daarover denken. Dit lijkt mij een adequate veronderstelling. Bepaalde daden zijn inderdaad in objectieve zin moreel verwerpelijk. Iemand die bij zijn volle verstand en in vrijheid louter voor zijn of haar eigen lustbeleving een medemens onder dwang martelt verricht ontegenzeggelijk een verwerpelijke daad, los van wat wie dan ook daar verder van mag vinden. Het is bovendien onmiskenbaar het geval dat er door mensen daden verricht worden die in genoemde zin objectief verwerpelijk zijn. In onze wereld is daarom inderdaad in objectieve zin sprake van onrechtvaardig lijden.
Het probleem voor het 'argument from evil' is echter dat het in objectieve zin bestaan van onrechtvaardig lijden onverenigbaar is met atheïsme! Indien er geen God bestaat, dan is onze wereld niets meer dan slechts 'materie in beweging'. In dat geval is er dus helemaal niets objectief moreel verwerpelijk. In een restloos naturalistisch universum is en voltrekt alles zich eenvoudigweg zoals het is en zich voltrekt. Een ontologische grond voor het objectief verwerpelijk zijn van bepaalde daden ontbreekt in een dergelijk universum eenvoudigweg. De uitspraak dat er in onze wereld moreel verwerpelijke gebeurtenissen plaatsvinden is dus voor een atheïst 'self-defeating'. Niet omdat een atheïst geen moreel besef heeft (de aanhangers van het 'argument from evil' hebben dat immers juist wel!), maar omdat het naturalisme geen ontologische grond biedt voor de objectieve verwerpelijkheid van bepaalde daden. Uit het bestaan van objectief onrechtvaardig lijden in onze wereld volgt dus dat atheïsme onhoudbaar is. De terechte constatering dat er mensen zijn die onrechtvaardig lijden door het toedoen van anderen levert dus een weerlegging op van de claim dat God niet bestaat. De eerste premise van het argument from evil blijkt derhalve juist een argument op te leveren vóór het bestaan van God!
In de derde plaats lijkt mij ook onderstaand argument een goede reden om het 'argument from evil' te verwerpen. Het hieronder weergegeven argument laat namelijk zien dat de premise dat God bestaat juist impliceert dat er in onze wereld sprake moet zijn van een bepaalde mate van onrechtvaardig lijden. De constatering dat er in onze wereld sprake is van onrechtvaardig lijden kan daarom niet ingezet worden in een argument tegen het bestaan van God.
1. God bestaat (premise)
2. God is volmaakt goed (premise)
3. Geen aan God toekomende eigenschap komt univook aan de mens toe (premise)
4. Geen mens is volmaakt goed (uit 2, 3)
5. Er zijn mensen die verwerpelijke daden verrichten (uit 4)
6. Er is onrechtvaardig lijden in de wereld (uit 5)
Abonneren op:
Posts (Atom)