zondag 21 augustus 2022

Dialectische retorica

De aanklager en verdediger van de beklaagde houden in de rechtbank elk een gerechtelijke redevoering. De aanklager begint en de verdediger volgt. Volgens Quintilianus wijkt de structuur van de redevoering van de aanvaller niet af van die van de verdediger. Na de inleiding en de uiteenzetting volgt de bewijsvoering en de weerlegging van argumenten van de tegenpartij, waarna met een slotwoord wordt afgesloten. Voor zowel aanklager als verdediger geldt dat alleen het derde en vierde deel argumenten bevat. De aanklager heeft de redevoering van de verdediger echter nog niet gehoord zodra hij spreekt. Hij kan daarom een weerlegging achterwege laten of in zijn weerlegging anticiperen op onvermijdelijke dan wel waarschijnlijke of toch op z'n minst mogelijke argumenten van de verdediger. Dit kunnen argumenten zijn die de verdediger geeft als onderdeel van zijn bewijsvoering of als onderdeel van zijn weerlegging van argumenten van de aanklager. De verdediger heeft in tegenstelling tot de aanklager de redevoering van zijn opponent wel gehoord en kan nadat hij zijn eigen bewijsvoering gegeven heeft in zijn weerlegging dus reageren op argumenten die de aanklager in zijn bewijsvoering of weerlegging heeft ingebracht. Zo kan een heuse dialectiek ontstaan. Stel dat de aanklager argument A_1 geeft in zijn bewijsvoering en anticipeert dat de verdediger in zijn weerlegging A_2 als weerlegging van A_1 zal inbrengen. In zijn weerlegging kan de aanklager dan A_3 tegen A_2 inbrengen. De verdediger kan vervolgens in zijn weerlegging A_4 tegen A_3 inbrengen. Er is zelfs nog een diepere dialectiek mogelijk. Want de aanklager kan A_4 anticiperen en in zijn weerlegging A_5 tegen A_4 inbrengen. De verdediger kan dan in zijn weerlegging zelfs nog A_6 tegen A_5 inbrengen. Zo ontstaat er over slechts twee redevoeringen een volledige dialectiek. De drager van deze dialectiek is de aanklager. Want alleen dankzij zijn anticipaties kan er een uitgebreide dialectiek op gang komen.

Geen opmerkingen: