zondag 16 december 2012

Over de redelijkheid van moreel realisme

Het is alleszins redelijk om te beweren dat bepaalde zaken in objectieve zin verwerpelijk zijn. In de morele ervaring ervaren wij namelijk een sfeer van waarden die voor ons objectieve geldigheid hebben. Zo is lustmoord of het doodmartelen van een kind eenvoudigweg verwerpelijk, wat wie dan ook daar verder ook van mag vinden. Stel dat Hitler de oorlog zou hebben gewonnen en na verloop van tijd iedereen op aarde zou hebben laten uitroeien die de Holocaust niet verwerpelijk acht, zodat op enig moment de wereld alleen nog maar uit mensen bestaan zou hebben die de Holocaust alles behalve verwerpelijk vinden. Zelfs dan is het redelijkerwijs uiteraard nog steeds waar dat het verwerpelijk is om zes miljoen Joden te vergassen. Bepaalde zaken zijn anders gezegd nu eenmaal verwerpelijk los van onze menselijke, al te menselijke, overtuigingen. En inderdaad, natuurlijk is er een significant betekenisvol objectief verschil tussen het liefdevol verzorgen van een kind en het bewerken van het gezicht van een kind met een mes.

Wij kunnen derhalve een beroep doen op onze innerlijke morele ervaringen om de claim dat bepaalde zaken in objectieve zin verwerpelijk zijn te onderbouwen. Het is immers heel normaal om een beroep op onze ervaringen te doen. In het geval van onze uiterlijke zintuiglijke ervaringen doen we niet anders, dus waarom zou dat in het geval van onze innerlijke ervaringen ineens niet mogen? Wie het lijden in het gelaat van de ander aanschouwt, wie daadwerkelijk een fenomenologie van deze aanschouwing ontwikkelt, zal moreel relativisme afwijzen. Ga maar eens het betekenisvolle verschil na tussen het van mening verschillen over de vraag of chocolade ijs lekkerder is dan aardbeiden ijs en het van mening verschillen over de vraag of het beter is een kind liefdevol te verzorgen dan een kind dood te martelen.

In de morele ervaring ervaren wij dat bepaalde zaken werkelijk in en op zichzelf verwerpelijk zijn. Zulke ervaringen hebben op ons dan ook een overduidelijk appel of arrest karakter. En wie in alle oprechtheid erkent dat hij of zij gelooft dat (bijvoorbeeld) verkrachting verkeerd is, kan niet anders dan erkennen dat hij of zij in feite ook gelooft dat het waar is dat verkrachting verkeerd is ("If subject S believes P, then it seems to be true to S that P"). Als je iets gelooft, dan lijkt datgene wat je gelooft immers in jouw ogen waar, zodat iemand die gelooft dat verkrachting verwerpelijk is in feite al gecommitteerd is aan het geloof in de objectieve verwerpelijkheid van verkrachting.

Gegeven onze universele algemeen menselijke diepgewortelde morele ervaringen is het dan ook alleszins redelijk om te concluderen dat de bewijslast ligt bij moreel nihilisten die het bestaan van objectieve morele waarden proberen te ontkennen. Wij mogen immers in onze oordelen redelijkerwijs van onze algemeen menselijke zintuiglijke én innerlijke ervaringen uitgaan todat het tegendeel van deze ervaringen overtuigend beargumenteerd kan worden. Welnu, tot dusver is er nog geen enkel wijsgerig argument voor moreel nihilisme geformuleerd waarvan de premissen overtuigender zijn dan onze morele ervaringen zelf! Niet voor niets is moreel realisme verreweg de meest plausibele interpretatie van ons feitelijke morele taalgebruik en onze feitelijke morele oordelen.

8 opmerkingen:

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

ik zag de reacties op het filosofie-blog op dit stuk en ook je opmerking dat je de discussie daar wilde beëindigen.

Juist, waar ik nog een 'bedenking' had, los van het feit dat je als mede-lezer ook nog wel even 'moet weten' dat er filosofisch ook nog zo'n soort omschrijving van het woord 'objectief' bestaat.

(Wie had dat nou gedacht, in de 'gewone' wereld? Ik niet vooralsnog, en 'intersubjectief' leek me zeker op het gebied van de 'moraal' al een heel nobel doel.)

Dank tegelijk voor de handreikingen die je tegelijk steeds doet om de 'harde logica' van het eigen vak duidelijk te maken.

Maar fenomenologisch iets 'hard' maken lijkt me tegelijk iets van de schouders van een God op je 'eigen' hoofd halen. (Een vorm van ad -hominem, maar niet persoonlijk bedoeld alvast.)

Juist van de 'intuïtieve' morele (fenomenologische) overtuiging gebruik makend, denk ik dat je te veel gebruik maakt van de lustmoord als voorbeeld voor veel. Er zijn gradaties van kwaad tot erger, en waarom is dat 'gemiddelde' of 'modale' desnoods niet het 'centrum' van het denken van de filosoof?

Waarom moet het altijd via de extremen? Ok, ik accepteer haar (min of meer) onmiddellijk in de wiskunde en die 'pure logica' (modaal of wat ook), scherp gesteld willende hebbend, maar ik 'geloof' echt niet dat de moraliteit een 'zweem' van die exactheid buiten de (persoonlijke) fenomenologie verdraagt.

De betrekkelijkheid (of althans de ervaring daarvan) ondergraaft steeds de waarneming ook. Dat kan ik gerust zo zeggen, omdat ik ooit helderziend was en profetische uitspraken kon doen. (Haha, wordt er ook nog eens gelachen, nee natuurlijk niet!)

Wáár in de door jou ook erkende 'evolutie' van de moraliteit a la Verplaetse zou die lustmoord dat 'objectieve' verwerpelijke gekregen kunnen hebben? Heb je je daarin ook verdiept, Emanuel?

Nog anders, de bloggende filosoof moet een zekere communicatieve rationaliteit ook steeds in de gaten houden. Het is niet anders. Of anders, beste Emanuël, eerst een 'definitie' van een 'lustmoord'. Volgens mij bestaan ze niet eens buiten de definitie in je hoofd?

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

Ik beweer niet dat de evolutie de ontologische grond vormt voor de objectiviteit van de verwerpelijkheid van lustmoord. Evenmin is de evolutie de ontologische grond voor de objectiviteit van de boom aan de overkant van de straat. De evolutie kan aan de basis liggen van onze cognitieve vermogens om de morele verwerpelijkheid van lustmoord en de boom aan de overkant te ervaren. Maar hieruit volgt uiteraard niet dat zij de waarheidsmaker is van de waarheid van de uitspraken 'Lustmoord is verwerpelijk' en 'Daar staat een boom'. Lees mijn reacties onder mijn bijdrage op filosofieblog.be nog maar eens goed na.

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Dat er een ‘moraal’, of ‘waarheid’ bestaat los van de mensen, verraadt een Platonisch rijk van ideeën.
Een antwoord op mijn vraag waar(in) dit ‘moreel realisme’ dan is verankerd, heb ik nog niet gekregen. Het bleef bij een op zichzelf staand gegeven.
Nu wil ik proberen dit idee toch een plaats te geven. In jouw onderscheid tussen de-wereld-voor-ons en de wereld-in-zichzelf, bevindt alles wat los van de mens bestaat, zich in de-wereld-in-zichzelf.
We kunnen immers over de wereld-in-zichzelf niets weten. Dat betekent volgens mij dat ‘moreel realisme’ niet rationeel gefundeerd kan worden. Het is er ‘gewoon’ zeg je, binnen de individuele fenomenologische ervaring?

Mocht het geval zo zijn dat we er wel iets over kunnen zeggen, dan verhuist ‘het moreel realisme’ direct naar de wereld-voor-ons en heft het zichzelf op, want in de leefwereld stellen we ons de vraag hoe we aan die - algemeen menselijke zintuiglijke en innerlijke – morele ervaringen zijn gekomen en hoe dat proces wetenschappelijk verloopt.

In het geval we er niets over kunnen zeggen, kun je het moreel realisme alleen maar koppelen aan je rationele argumenten die je al aandraagt voor het mogelijke bestaan van god. Dus het Kalam argument en het fine-tuning argument. Maar ondersteunen die argumenten ook een objectieve moraal los van god?
Nee, je kunt niet anders doen dan het objectief moreel realisme aan god te koppelen, waarbij je jezelf terdege zult beseffen dat je daarmee in de knoop komt met het gegeven dat niet alles ‘goed’ is in de-wereld-voor-ons.

Een ander punt wat voor mij uitwerking behoeft, komt in jouw volgende citaat goed naar voren.

“Deze bewering is geldig ongeacht wat wie van ons daar verder ook over mag denken. Het blijft waar dat de aarde niet de enige planeet in het heelal is, ook als morgen geen mens dit nog langer zou geloven.”

Je voorbeeld betreft hier een object (de planeet. Soms boom of Eifeltoren). Moraal behoort niet tot de wereld der objecten, maar tot de wereld van overeengekomen situatiedefinities. Het is ‘waar’ dat als er morgen geen mens dit nog langer zou geloven, dat de aarde dan niet de enige planeet is in het universum. Maar daartegenover staat dat als alle mensen morgen zijn verdwenen, ook de moraal is verdwenen. Je gelooft toch werkelijk niet dat er dan nog zoiets als een (objectief) moreel realisme bestaat, los van ons bewustzijn? Dat zou absurd zijn!

Met kerstgroet, Prot.

Emanuel Rutten zei

Beste Prot,

Je schrijft dat moraal een kwestie is van overeengekomen definities, van conventies dus. Welnu, dit is precies wat door moreel realisten wordt ontkend. In mijn bijdrage gaf ik een aantal redenen voor moreel realisme. Zelf ben je gelet op jouw uitspraak geen moreel realist. Om jouw positie te onderbouwen in het licht van mijn bijdrage zul je daarom twee dingen moeten doen. In de eerste plaats zul je inhoudelijk op mijn argumenten moeten ingaan en betogen waarom deze argumenten volgens jou niet houdbaar zijn. In de tweede plaats zul je zelf met argumenten voor moreel anti-realisme moeten komen, argumenten die bovendien een genetic fallacy vermijden.

Verder schrijf je dat de moraal ook is verdwenen als alle mensen morgen zijn verdwenen. Dit is echter een geval van 'begging-the-question' tegen theïsme, volgens welke immers God bestaat en God op z'n minst een morele actor is. Je zult dan ook eerst moeten proberen om theïsme te weerleggen voordat je kunt beginnen met betogen dat er zonder mensen ook geen morele waarheden meer zijn.

Groet,
Emanuel

Prot. zei

“Dit is echter een geval van 'begging-the-question' tegen theïsme, volgens welke immers God bestaat en God op z'n minst een morele actor is. Je zult dan ook eerst moeten proberen om theïsme te weerleggen voordat je kunt beginnen met betogen dat er zonder mensen ook geen morele waarheden meer zijn.”

Dag Emanuel,

Je vraagt me naar het onmogelijke. Zoals Protagoras al zei: “Van de goden weet ik niets; niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan. Deze vraag valt dus in principe niet te beantwoorden en daarom is het beter de goden naast ons neer te leggen en ons te verbazen over wat de evolutie zoal heeft voortgebracht.
Maar stel dat er toch een bewezen god bestaat die bovendien een morele actor is, om even in jouw straatje te blijven, dan ligt de bewijslast nogmaals bij het theïsme, dat moet aantonen welke god de juiste is? De christelijke, Arabische, Joodse, Japanse, Chinese, of zijn het toch meerdere goden? Blijft verder over de meerkeuzevraag, wat is juist: deïsme, theïsme of pantheïsme? Wordt het zo niet een opeenstapeling van metafysische vermoedens?

Ik houd het bij het rationalisme, zodat ik mijn eigen positie wat betreft de moraal kan onderbouwen met de evolutieleer. De evolutie impliceert eveneens een sociale evolutie. Binnen de sociale evolutie hebben we te maken met een ontwikkelingslogica en een ontwikkelingsdynamica. Met andere woorden, er voltrekt zich in het bewuste dier dat we tegenwoordig zijn, een leerproces vanuit de logica met daarnaast een proces van contingente factoren die vanuit de omliggende objecten een (groot) deel van ons handelen en ‘zijn’ bepaalt.

“Gegeven onze universele algemeen menselijke diepgewortelde morele ervaringen is het dan ook alleszins redelijk om te concluderen dat de bewijslast ligt bij moreel nihilisten die het bestaan van objectieve morele waarden proberen te ontkennen.”

Moreel realisme kan geen objectief goed of kwaad bewijzen, daarvoor zijn haar wetenschappelijke veronderstellingen te zwak. Moreel rationeel handelen gebaseerd op taal kan dat ook niet objectief bewijzen, maar wel kan het aantonen of iets als goed of kwaad wordt ervaren, omdat dat binnen situatiedefinities zo is afgesproken. De sterkste papieren heeft tegenwoordig diegene die wetenschappelijke instrumenten zoals verificatie, falsificatie en paradigmatische wendingen kan inzetten.
Verder is een ervaring menselijk en niet zozeer gegeven door een god. Met dat begrip bevestig je dat de moraal menselijk is. Ook een diepgewortelde morele ervaring blijft een menselijke ervaring. Een door god gegeven moraal is geen ervaring maar een instinct (De Waal), een drift (Freud), of een metafysische logica (Rutten)?

De relatie tussen moreel realisme en evolutionair denken bevat een intern conflict, of op z’n minst een groot spanningsveld, waar het gaat om het wel of niet bestaan van een morele objectiviteit. Hoe ga je daarmee om als theïst?

Prot. zei

Volgens Habermas verloopt de algemeen menselijke zintuiglijke- en innerlijke ervaring als volgt.
De ontwikkeling van maatschappijvormen is een proces van rationalisering, van toename van rationaliteit. De stadia zijn het resultaat van een leerproces. Habermas laat zien dat rationaliteit alleen als communicatieve rationaliteit gerechtvaardigd kan worden.

Op het gebied van de cultuur worden de wereldbeelden steeds rationeler, dat wil zeggen dat maatstaven van argumentatie en discussie in toenemende mate de geldigheid van wereldbeelden bepalen; dat op het gebied van de sociale integratie de normen steeds universeler worden (in de zin van Kant) en dat het individu in toenemende mate in staat gesteld wordt zelf zijn eigen leven te bepalen in relatieve zelfstandigheid ten opzichte van cultuur (wereldbeelden) en maatschappij (normen). Het zijn drie trends: rationalisering van wereldbeelden, generalisering van waarden en universalisering van recht en moraal en ten slotte individualisering. Dit alles komt tot stand door de talige communicatie die druk uitoefent op rationalisering, universalisering en individualisering, zonder er de motor van te zijn, die rol is namelijk weggelegd voor de dynamische factoren.

Het verplichtende karakter van normen wordt uiteindelijk gefundeerd in de ‘feitelijke werkelijkheid’ of de natuur van de mens. Pas in het laatste stadium treden recht en moraal in de vorm van legaliteit en moraliteit uit elkaar of wel de normering volgens legale procedures wordt dan onderscheiden van legitimering en fundering van principes in discussies, waarbij moraliteit uiteindelijk het recht fundeert.

Mijn (morele)ontologie is aldus gestoeld op de evolutie en de sociale evolutie, welke voor het gronden van de zeden van het mensdom in zijn huidige situatie afdoende is. Consequentie van deze aanname is dat de moraal niet correspondeert met een vaste goddelijke moraal. En wie zegt trouwens dat een goddelijke moraal, gegrond in een antropomorfe (theïstische) god, een constante betreft? De Griekse en Romeinse goden leerden ons wel anders, of zie het verschil van god als sociale actor in het OT en het NT.
Nu is het aan jou Emanuel om uit te leggen waar jij de moraal precies positioneert. Is dat in je wereld-in-zichzelf of is dat in de-wereld-voor-ons?

Groet, Prot.

Ps bij mijn andere vragen verwacht ik natuurlijk ook goede antwoorden.

Prot. zei

Beste Emanuel,

De allerbeste wensen voor 2013.
Eén van mijn wensen is ook dit jaar weer wat wijsheid op te doen, en daar heb ik anderen bij nodig. Kun je me uitleggen wat er volgens jou niet deugt aan mijn argumenten waarmee ik jouw wereldbeeld van repliek dien?

De simpele vraag, in welke wereld (voor-ons, in-zichzelf) we de moraal moeten vinden, blijft me intrigeren.

Met nieuwjaarsgroet,

Prot.

Emanuel Rutten zei

Beste Prot.,

Jij ook de beste wensen. Natuurlijk zijn de allerdiepste ervaringen waarop moreel realisten een beroep doen menselijke ervaringen. Dit is evident. Maar daaruit volgt niet dat hetgeen waar deze ervaringen op wijzen slechts een menselijk construct is. Natuurlijk niet. Zo zijn onze ervaringen van stoelen en tafels ook menselijke ervaringen. Maar dit betekent natuurlijk niet dat we moeten concluderen dat stoelen en tafels slechts menselijke constructies zijn. Verder is er helemaal geen spanningsveld tussen moreel realisme en de evolutietheorie. Wie dit denkt is niet in staat om een onderscheid te maken tussen morele ontologie en morele epistemologie (zie mijn eerdere bijdragen op dit blog en elders). En verder zou ik in dit verband ook willen wijzen op mijn bijdrage getiteld 'Evolutie en moraal' op dit blog. Tot slot nog de opmerking dat je theïsme als algemene positie niet moet verwarren met een specifieke geloofsovertuiging zoals het christendom. Wanneer ik beweer dat bepaalde morele waarden objectief zijn gegrond in Gods natuur, dan betreft dit een uitspraak die binnen de context van een algemeen theïsme, dus zonder beroep op bijvoorbeeld het christendom, uitstekend wijsgerig gerechtvaardigd kan worden. Om vervolgens de stap te maken van theïsme naar de God van Abraham, Isaäk en Jacob is echt meer nodig. Ook daarover heb ik in diverse bijdragen het nodige gezegd.

Groet,
Emanuel