maandag 9 november 2015
Metafysische modellen van sacraliteit
Wie het sacrale of het heilige op formele wijze metafysisch wil duiden, zal merken dat daarvoor maar weinig mogelijkheden zijn. Globaal zie ik er vier. Men kan menen dat het heilige samenvalt met het eerste allerhoogste zijnde. Het heilige is dan weliswaar het meest oorspronkelijke en volmaakte zijnde, maar nog altijd een zijnde onder de zijnden. Een andere mogelijkheid is om het sacrale te identificeren met het zijn van alle zijnden. Het heilige is dan geen zijnde meer, maar de instantie van waaruit alle zijnden überhaupt zijnden zijn, namelijk het zijn zelf. Een derde mogelijkheid is om het sacrale negatief te vereenzelvigen met de grondeloze afgrond van het niets. Hierbij wordt het niets nadrukkelijk geplaatst tegenover de zijnden en het zijn. Een vierde mogelijkheid wordt minder vaak genoemd en wil ik hier nadrukkelijk voor het voetlicht brengen. Men kan het sacrale identificeren met het ontstaan van zijnden of het zijn zelf uit het niets en het vergaan van zijnden of het zijn zelf tot niets. Dit lijkt een alleszins interessant alternatief. Want wat is er immers wonderbaarlijker en mysterieuzer dan ontstaan uit niets en vergaan tot niets? We krijgen zo dus een gedynamiseerde notie van het sacrale welke verder gaat, dieper reikt, dan de duiding van het sacrale als het hoogste zijnde, het zijn zelf of het niets. In zekere zin vormt het vierde model van sacraliteit de culminatie van de overige drie modellen.
Labels:
ex nihilo,
metafysica,
niets,
ontstaan,
sacraliteit,
vergaan,
Zijn,
zijnden
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
7 opmerkingen:
Het sacrale kan zich in de filosofie enkel uiten als het gebruik maakt van vloeiende begrippen, zo zij zich al uiten wil. Zij zal zo moeten vloeien aan beide zijden van de afgrond.
Zo heeft dan het verstand ten overstaan van het sacrale een voorsprong. Een voorsprong die voort lijkt te vloeien uit het feit dat de geestebeschaving zich in het voetspoor begeeft van een Anselmus, een Augustinus, een Thomas van Aquino en zovele andere reuzen op wiens schouders wij mogen staan. De nadruk werd steeds gelegd op het verstandelijke en alle sacrale neigingen werden naar een tweede plan gedrukt, waardoor er sprake kon zijn van een gevangenis.
Als we onze metafysische geestesgang vergelijken met die van het oosten zien we dat de ontwikkeling daar een heel andere weg is gegaan. Het woord heeft, zowel in China als in Indië, zijn symbolische betekenis ,die ongetwijfeld ook in het westen de oorspronkelijke is geweest, bewaard.
Ik herinner me hier een kleine maar waardevolle auto-anekdote. Ik bevond me als Adam in de grot van Plato, keek verbaasd naar het voorbijschuivend beeld en besefte ineens dat achter mij zich een projector bevond. Geheel ontzet, dat ik al die jaren enkel naar wat celluloid had zitten kijken, hief ik mijn hoofd naar het felle licht. Een stem sprak, het is net als chinees, het went wel, en het wendde.
Ik meen oprecht dat de symbolische betekenis van woorden, letters, tokens de diepste oorzaak is van het feit dat daar waar het oosters denken zijn hoogste diepzinnigheid bereikt, zijn uitkomsten nooit volledig passend zullen zijn in het typisch westers filosofisch spraakgebruik. Wij denken meer in ontologische of dankzij jou meer recentelijk modaal epistemologische godsbewijzen daar waar de oosterling zulk een starheid schuwt.
Daar waar in de wetenschap en logica de zuivere ratio viert heeft de oosterling de andere januskop voor ogen.
Misschien weer even tijd voor een kleine auto-anekdote. Ik sta aan de oever van de oceaan, vreemd genoeg draag ik de naam van een vrouw, een naam met wie ik mij slecht kan identificeren. Helga. Ik zie mezelf in eerste instantie niet als een Helga. De naam doet me denken aan Helgoland, dat eilandje ver voorbij de Ost Friese waddeneilanden waar het vervoer verloopt via een blauw-grijs elektrisch bestelwagentje. Ik besluit mijn naam om te vormen tot Helgo, dat past me beter. Op dat moment zie ik aan de andere kant van de oceaan aan een lege kust met een groen telefooncel. Ik herken de situatie onmiddellijk, Het is Waterville in Ierland, een lege kust met een enkele telefooncel, ik belde er mijn moeder ooit. Ik ben blij met het beeld omdat ik nu mijn eigen plaats kan bepalen. In de telefooncel staat een knappe vrouw, nee niet wulps, ze is vrij jong, een studente schat ik in, vrolijke krullen en hier en daar een sprietje, open innemende lach. Ze duwt muntjes in de gleuf van het apparaat en naar verloop van tijd krijgen we herleven contact dat vrij snel weer weg valt, het meisje verdwijnt om even later terug te komen met een handvol nieuwe muntjes, het lijkt te lukken, ik hoor haar warme stem, ze heeft het over een januskop, ik luister niet, verzink in haar stem totdat alles weer wegsterft.
De Januskop van de geestelijke ontwikkeling, typisch een westers rationeel beeld dat het gehaald heeft in de zen-cultuur of andersom. In ieder geval zijn er bruggen te slaan en dat geeft hoop. Want het sacrale moet toch elementen in zich dragen van het universele tot zich toont in haar bijproducten.
Ik zie dat mijn vorige post wel heel erg veel subjectieve elementen bevat. Mijn excuses hiervoor. Ik zal trachten het voortaan wat wetenschappelijker te houden.
Als er iemand een expert is op het gebied van het sacrale is dt natuurlijk Rudolf Otto. Het heilige is in de eerste plaats een religieuze categorie, gevuld met moraal en de zuivere rede tot het moment waarin ze wegzakt in het onzegbare, het irrationele. Van de en kant kun je er niet over praten en van de ander kant is het een gevoelsreflectie die door het numineuze wordt opgeroepen naar de achterkant getrokken en daar omgezet in een besef van een moraal ideaal. Het is wel een mooi idee als het zo zou werken maar ik kan er met mijn pet niet bij waar hij die omslag vandaan haalt. Is er dan toch ergens een klein gaatje geweest in het irrationele, het numineuze? En vooral hoe weet je dat een gaatje in het niets een gaatje is? Maar het blijft wel een mooi idee, kwestie van geloven lijkt me.
Als Rudolf Otto gelijk heeft dan werkt het numineuze tevens een wilsonvrijheid in de hand die Luther beschreef in zijn De Servo Arbi trio.
Beste Ab,
Het is zeker zo dat Rudolf Otto een belangrijk denker over het heilige is. Ik schreef ooit een stuk over zijn notie van het heilige: http://goo.gl/zCMuWJ
Onderschat echter Georges Bataille niet. Hij heeft een buitengewoon fascinerende studie gedaan naar het sacrale, waarover ik ook geschreven heb: http://goo.gl/QFRHWt
Uitgaande van de door mij beschreven metafysische categorieën van het heilige kan Otto vooral als een denker van de eerste en Bataille als een denker van de tweede en derde categorie beschouwd worden. Overigens betoog ik in mijn artikel over Bataille dat volgens hem de tweede en derde categorie uiteindelijk samenvallen. Een denker van de vierde categorie ben ik zelf nog niet tegengekomen. Wellicht heb jij een suggestie?
Groet,
Emanuel
Een suggestie? Tja dat moet te doen zijn, alleen weet ik niet in hoeverre je ervoor open zult staan maar daar zijn het dan ook mijn suggesties voor en ik verzeker je een suggestie is mij niet genoeg zoals je aan mijn breedsprakige anekdotes gemerkt zult hebben, ik werk er nog aan mij daar wat te beperken. Je vraag zou heel goed retorisch kunnen zijn maar ik ben niet van plan hem zo op te vatten.
Schurend tegen het theologische zou ik een centraal joods gebed willen suggereren, het achttiengebed. Ik zal je het werk verder besparen want mijn suggestie is eenregelig, de eerst regel van het gebed. Het luidt : Heer, open mijn lippen en laat mijn mond uw lof verkondigen.
Haal het lof eruit en mijn suggestie blijft over.
Dan is er nog een flauwe suggestie die ik hier niet noemen zal. Het is de suggestie eens uit de theologische en filosofische literatuur te kruipen en een gezonde fietstocht te maken. Zelf vind ik dit een flauwe suggestie vandaar dat ik hem oversla.
Een tweede suggestie ligt in Immanuel Kant zijn a prioriedingetjes verscholen. Met een streek onttrekt hij het analytisch vermogen en de wiskunde uit het niets. Ik neem het niet alleen als kennisgeving aan maar ik kan het ook invoelen. Het enige alternatief zou hier zijn dat wij mensen de wiskunde trekken uit ons voorheen apenbrein of uit de fenomenen maar ook hier staat ons voorheen apenbrein ons in de weg enige diepgang te produceren.
Een derde suggestie komt indirect van Descartes, toen hij doende was zijn ziel te laten twijfelen bedacht hij dat niets zo moeilijk is om aan te twijfelen dan aan de dingen om je heen. En daar zit ik nu te tikken op een witje en wat zie ik voor mijn oog verschijnen uit het niets? Juist ja, zwartjes. Neem ik een stuf dan verdwijnen ze weer met het grootste gemak. Noem het wat je wilt, ik noem het sacraal, indachtig de eerste suggestie.
Voor een vierde suggestie kom ik bij een kleinoodje uit de wereld van de iets minder wetenschappelijk getinte literatuur. H.D. Gideonse Uit het niets komt de mens. De onderhavige materie bezien in verhalende vorm, de vorm die ook franse filosofen zo eigen is omdat een verhaal nu eenmaal minder dogmatisch hoeft te zijn dan wetenschappelijke stellingnames, de wind kan er doorheen.
Voor meer suggesties; klop gerust aan, ik heb hier archieven vol van binnen redelijk handbereik.
In het OT is het sacrale een toestand waarbij een mens een ding, een bepaalde ruimte of tijd afgezonderd is, onttrokken aan het gebied van het profane.
Het woord sacraal behoort zo tot het terrein van de cultus, Israël is een sacraal volk dat is bestemd voor de dienst des heren: de priesters zijn sacraal, de dag waarop de wet wordt voorgelezen is heilig.
Dat Israël sacraal is, betekent dat het niets doen mag wat de Heer mishaagt, in deze sacraliteit van Israël wortelt de naijver des Heren, die niet kan verdragen dat zijn volk andere godsdiensten dient.
De filosoof bij uitstek over het sacrale is George Bataille maar ik kan er maar niet de vinger achter krijgen wat hij precies bedoelt. Het enige wat ik begrijp zijn zijn gedichten, echt prachtig
Je mets mon vit contre ta joue
Le bout frôle ton oreille
Lèche mes bourses lentement
Ta langue est douce comme l’eau
Ta langue est crue comme une bouchère
Elle est rouge comme un gigot
Sa pointe est un coucou criant
Mon vit sanglote de salive
Ton derrière est ma déèsse
Il s’ouvre comme ta bouche
Je l’adore comme le ciel
Je le vénère comme un feu
Je bois dans ta déchirure
J’étale tes jambes nues
Je les ouvre comme un livre
Où je lis ce qui me tue.
Mijn kennis over George Bataille is internetwerk en dat is natuurlijk nooit echt voldoende.
Ik wil best een werkje van hem aanschaffen maar ik weet niet precies welke, heb je daar misschien een tip voor mij.
Je wilt niet weten hoe vaak ik niet boeken koop waar later toch weer niet ontstond wat ik hoopte te vinden.
Maar misschien kun je me helpen aan een titel, van die intertroep hoef ik niet meer.
Beste Maria,
Georges Bataille is inderdaad onmisbaar als het gaat om een adequaat begrip van het sacrale. Zijn belangrijkste werken zijn De erotiek en De innerlijke ervaring. Ooit schreef ik een uitgebreid essay over zijn denken over het heilige. Een ingekorte versie daarvan gaf ik enige tijd geleden als lezing op de VU. Een korte toelichting op en een link naar die lezing vind je hier: http://goo.gl/QTERdJ
Groet,
Emanuel
Een reactie posten