maandag 31 oktober 2011
Atomism, Causalism and a First Cause
zaterdag 22 oktober 2011
A metaphysical principle entailing theism? (II)
(A) It is also logically impossible to know that God exists (for someone could, even encountering God, believe that she is dreaming, or hallucinating, or being deceived). But then, by parallel reasoning, it also follows that, necessarily, God does not exist. And hence my argument fails. My response would be that it is not logically impossible to know that God exists. Take a possible world in which God exists. In this possible world there is a subject that knows that God exists, namely God. In that world God knows that God exists. So, it is not logically impossible to know that God exists.
(B) There might be some true mathematical Gödel sentence G that cannot be proven by any proper mathematical system. Hence, G is unknowable. But then not all truths are knowable, and therefore my principle (which entails that all truths are knowable) fails. My response would be that G is in fact knowable. For, there is a possible world in which G is known. Take again a possible world in which God exists. In that world God can be taken to know at least all mathematical truths by immediate intuition, and therefore God knows G as well.
woensdag 19 oktober 2011
Susan Neiman over Karl Marx
Religie is de algemene theorie van de wereld, haar encyclopedie, haar logica in gepopulariseerde vorm, haar spirituele point d’honneur, haar hartstocht, haar morele dwangmiddel, haar heilige complement, en de algemene grond voor de voleindiging en de rechtvaardiging van deze wereld […]. Religieus lijden is tegelijkertijd de uitdrukking van het reële lijden. Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, zoals ze ook de ziel is van zielloze omstandigheden. Godsdienst is de opium van het volk
[…] In de uitleg van Marx is religie de kracht die de wereld alert houdt. Hart van een harteloze wereld evoceert zowel liefde als moed […]. Het oordeel van Marx over de krachten die tegen religie in het veld werden gebracht was al even scherpzinnig als zijn oordeel over de macht ervan […]:
De bourgeoisie […] heeft de meest hemelse extases van religieuze vervoering verdronken in het ijzige water van zelfzuchtige berekening. […] Alles wat vastheid geeft gaat in rook op, alles wat heilig is wordt ontwijd
Natuurlijk is hier sprake van ironie en verbaal vuurwerk, maar daarbij voegt zich ambivalentie. Marx neemt tegenover het religieuze standpunt welbeschouwd geen minachtende houding in. Er ging iets essentieels verloren toen burgerlijke berekening in de plaats kwam van religieuze devotie, zodat het terecht is als we een gemis ervaren. De ambivalentie van Marx tegenover het heilige klinkt door in de hedendaagse kritiek […]”
(Susan Neiman, Morele helderheid, p. 99-100).
A metaphysical principle entailing theism?
Well, on a cartesian view of knowledge, that is, to know p is to be certain that p is true, the above principle has an interesting consequence. For, take for p the proposition 'God does not exist'. It seems reasonable to hold that it is impossible to know that God does not exist. For, whatever the arguments against God, there will always be some (perhaps an extremely remote) possibility that God does exist after all, so that we can never truly say, on the cartesian view, that we know that God does not exist. But then it follows that it is necessarily false that God does not exist. Hence, it is necessarily true that God exists.
One might object that it is also impossible to know that God exists. And thus, by similar reasoning, it would follow as well that it is necessarily true that God does not exist. However, I would argue that there is a possible world in which some subject can truly say that he or she knows that God exists. Take a possible word in which God exists and in which there is an afterlife, such that all who enter the afterlife in that world will encounter the divine. In that case, those subjects who enter the afterlife will in fact know that God exists. So, it is not impossible to know that God exists.
Note that a similar move to reject the argument for theism is not open to the atheist. For, if God does not exist, then, plausibly, there is no afterlife. And besides, even if there would be an afterlife, then entering it would not bring a subject in the epistemic condition of knowing that God does not exist.
maandag 10 oktober 2011
Plato en de Idee van het Goede
Maar wat is het dan wel? Mijn voorstel was indertijd om te veronderstellen dat Plato de Idee van het Goede zag als een beginsel ofwel principe dat zó dermate fundamenteel is dat zij inderdaad aan al het zijnde voorafgaat en bovendien als principe logisch impliceert dat er hoe dan ook een wereld moet zijn, zodat zij inderdaad eveneens, zoals Plato stelt, de grond vormt van al het zijnde. Welnu, de Idee van het Goede als principe zou bij Plato wellicht als volgt geformuleerd kunnen worden:
“(Voor alle X) Indien het goed is dat X bestaat, dan bestaat X, en het is goed dat er een wereld bestaat in plaats van niets”
Dit principe handelt louter over het goede en supervenieert dan ook niet op reeds gegeven zijnden, zoals bijvoorbeeld van de natuurwetten wel gezegd kan worden. Zij gaat dus, zoals Plato wil, aan al het zijnde vooraf. Bovendien volgt uit dit principe strikt logisch dat de wereld bestaat. Immers, de wereld bestaat omdat het goed is dat de wereld bestaat. De Idee van het Goede is zo dus inderdaad, zoals Plato eist, zowel aan gene zijde van het zijn gelegen én ook de ultieme oergrond van al het zijn.
dinsdag 4 oktober 2011
Heidegger on religion
(Heidegger, On Religion, 1964)
Evolutie en moraal
Welnu, ook onze allerdiepste morele overtuigingen (zoals dat het kwaadaardig is om een onschuldig kind te martelen, etc.) zijn evolutionair ontstaan, en precies daarom is het eveneens plausibel om te beweren dat ook zij op een bepaalde manier adequaat met de aard van de werkelijkheid zelf overeenstemmen. Zo bekeken is een evolutionaire oorsprong van onze allerdiepste morele overtuigingen juist een indicatie voor de claim dat onze allerdiepste morele overtuigingen op een bepaalde wijze adequaat met de aard van de werkelijkheid zelf corresponderen.
Natuurlijk zijn er manieren om aan dit argument te ontkomen. Zo kan men beweren dat onze allerdiepste niet-morele overtuigingen helemaal niet op een bepaalde wijze adequaat met de werkelijkheid zelf overeen hoeven te stemmen. Immers, zo zou de objectie kunnen luiden, waarom zou de evolutie uitkomen op adequate allerdiepste niet-morele overtuigingen over de aard van de werkelijkheid? Het proces van evolutie kan toch ook op volstrekt inadequate allerdiepste niet-morele overtuigingen over de aard van de werkelijkheid zijn uitgekomen? Deze objectie impliceert echter een vergaande vorm van scepticisme. En dit lijkt mij een zwaktebod, vooral voor hen die de positieve vakwetenschappen een belangrijke status toedichten in ons pogen het hoe en wat van de werkelijkheid te doorgronden.
Een tweede mogelijke objectie is te erkennen dat onze allerdiepste niet-morele overtuigingen op de een of andere manier inderdaad adequaat met de aard van de werkelijkheid zelf corresponderen, maar vervolgens onmiddellijk te claimen dat er een fundamenteel betekenisvol verschil bestaat tussen enerzijds onze evolutionair ontstane allerdiepste niet-morele overtuigingen en anderzijds onze evolutionair ontstane allerdiepste morele overtuigingen. Maar, zo zou mijn repliek op deze tweede objectie luiden, wat zou dit “fundamentele betekenisvolle verschil" dan moeten zijn?
zaterdag 1 oktober 2011
A Swift Argument for Supernaturalism?
[1] The explanans for any given explanandum is either natural or supernatural,
[2] Persistence, i.e., the fact that natural things continue to exist, is an explanandum,
[3] There can be no natural explanans for the continued existence of natural things,
[4] Therefore, there must be a supernatural explanans for the persistence of natural things.
This argument is logically valid in the sense that the conclusion (4) follows logically from the three premises. Let us perform a quick evaluation of the plausibility of each of its premises to see whether the argument might be sound as well. Now, premise (1) seems to me indisputable. For even if all explanations would be natural, it would still be true that any explanation is either natural or supernatural. The second premise is perhaps a bit more controversial. Is the continued existence of natural things indeed an explanandum? Is it adequate to ask why natural things continue to exist, or, in other words, is it cogent to ask for that by virtue of which natural things persist in their existence? The third premise seems quite obvious. Surely, if the continued existence of natural things is an explanandum, then its explanans cannot be natural since naturalistic scientific explanations presuppose the continued existence of natural things (in the absense of any natural disintegrating factor). I take it that this argument has force in case premise (2) is sufficiently supported. It has even some force to support theism if we accept Richard Swinburne's dictum that explanations are either scientific or personal. For in that case supernatural explanations, which cannot be scientific, must be personal.