‘Hoe denk jij eigenlijk over de verhouding tussen onze geest en ons brein?’, vragen mensen mij vaak. Ik antwoord dan dat volgens mij de geest niet samenvalt met het brein. Zij bestaat er los van en staat ermee in een onderlinge wisselwerking. Vervolgens kijkt men mij meestal raar aan. ‘Geloof jij dat echt? Een dergelijk dualisme is tegenwoordig toch een achterhaalde, onverdedigbare, opvatting?’
Het denkbeeld van een immateriële (lichaamloze) geest die op zichzelf bestaat en interacties aangaat met een materieel brein, wordt ook wel aangeduid als interactie dualisme. Deze opvatting is helemaal niet zo onredelijk als vaak gesuggereerd wordt. Gelukkig maar! Als het bestaan van een werkzame lichaamloze geest intellectueel gezien onacceptabel zou zijn, dan zou het Godsbegrip zelf in moeilijkheden kunnen komen. God wordt immers begrepen als een lichaamloos bewustzijn. Ik betoog hieronder waarom genoemd denkbeeld niet onhoudbaar is.
In de eerste plaats zijn de bezwaren tegen het interactie dualisme niet sterk. Een veelgenoemd bezwaar is dat het volkomen onduidelijk zou zijn hoe een geest een wisselwerking zou kunnen aangaan met de hersenen. ‘Hoe kan een immateriële geest een materieel lichaam in beweging zetten?’, aldus dit bezwaar. Mijn eerste reactie hierop is dat de geest natuurlijk niet het lichaam beweegt op dezelfde manier als waarop bijvoorbeeld materiële dingen, zoals botsende biljartballen, elkaars beweging veroorzaken. Er moet sprake zijn van een ander soort oorzakelijkheid, namelijk mentale veroorzaking.
Vaak werpt men tegen dat het dualisme niet verheldert op welke manier deze mentale veroorzaking precies in zijn werk gaat. Dualisten leggen niet uit hoe iets immaterieels überhaupt kan inwerken op iets materieels. Dit is echter geen overtuigende tegenwerping. We kunnen namelijk niet uitsluiten dat geest behoort tot de fundamentele onherleidbare bouwstenen van de werkelijkheid. In dat geval zou hetzelfde kunnen gelden voor geestelijke vermogens, zoals mentale veroorzaking. En dan kunnen we inderdaad geen nadere uiteenzetting geven van de manier waarop mentale veroorzaking werkt.
Maar ook als dit niet zo is, is het interactieprobleem veel minder nijpend dan gedacht. Zo bedacht Newton ooit zijn beroemde zwaartekrachtstheorie van de werking op afstand, zonder ook maar bij benadering duidelijk te maken hoe deze werking op afstand precies in zijn werk gaat. Dit vormde geen onoverkomelijk bezwaar tegen de acceptatie ervan. En in de moderne fysica worden talloze onvoorstelbare conclusies getrokken, zoals elementaire deeltjes die op enorme afstand met elkaar verstrengeld zijn, deeltjes die ontstaan uit een absoluut vacuüm, deeltjes die terug in de tijd reizen, deeltjes die ook golf zijn, enzovoort. De ondoorgrondelijkheid van dit alles vormt echter geen reden om deze conclusies als onzinnig te verwerpen. En dat is maar goed ook, want de theorieën die fysici ontwikkelen worden de laatste decennia alleen nog maar onbevattelijker.
Waarom zou het ontbreken van een beschrijving van de wijze waarop de wisselwerking tussen geest en lichaam plaatsvindt dan ineens wel een reden zijn om dualisme te verwerpen? Dat is onredelijk. En wie zich enigszins in de analytische filosofie verdiept weet dat er hoe dan ook nog geen adequate theorie is voor het fenomeen van oorzakelijkheid als zodanig.
Een ander bezwaar is dat dualisme geen concrete voorspellingskracht heeft. Maar dat is evenmin een krachtig bezwaar. Want waarom zouden we alleen claims die voorspellende waarde hebben kunnen accepteren? Bovendien is dualisme een metafysische opvatting over de relatie tussen lichaam en geest. Het alternatief ervoor is dus ook een metafysische opvatting, namelijk de gedachte dat geest en brein hetzelfde zijn. Voorspelt dit materialistische alternatief meer dan dualisme? Kan er bijvoorbeeld in de hersenwetenschappen of psychologie meer mee voorspeld worden? Natuurlijk niet.
In de tweede plaats kunnen we ons afvragen of het alternatief voor dualisme onontkoombaar is. Wat zijn de argumenten voor de opvatting dat onze geest identiek is aan ons brein? Vaak wordt gewezen op het principe van de ‘oorzakelijke geslotenheid’ van de fysische natuur. Alle materiële gevolgen zouden slechts materiële oorzaken hebben. Wil onze geest iets materieels kunnen veroorzaken, dan moet ze dus zelf materieel zijn. De geest is daarom niets anders dan ons brein. Genoemd principe volgt echter niet uit modern natuurkundig onderzoek en wordt er evenmin door verondersteld. Het is vooral een metafysische overtuiging van materialisten. Een dualist hoeft het niet te accepteren.
Een ander argument komt voort uit modern hersenonderzoek. Hersenscans laten zien dat mentale ervaringen nauw samenhangen met activiteit op specifieke plaatsen in de hersenen. Ze lijken zelfs één op één met elkaar te corresponderen. Bij elke mentale gewaarwording hoort een neuraal patroon van hersenactiviteit en omgekeerd. Door deze ontdekkingen zijn hersenwetenschappers steeds beter in staat om door het prikkelen van bepaalde hersengebieden specifieke mentale ervaringen op te wekken. Uit deze hechte structurele verwantschap tussen geest- en hersentoestanden concludeert men dan dat mentale ervaringen in feite hersentoestanden zijn, en dus dat onze geest ons brein is.
Een dergelijke conclusie is echter voorbarig. Neem de volgende analogie. Een hoeveelheid water neemt een bepaalde ruimtelijke vorm aan indien deze in een plastic zakje wordt gegoten. Het water in het zakje zal uiteraard van vorm veranderen indien het zakje wordt vervormd. Omgekeerd zal iedere vormverandering van het water gepaard moeten gaan met een identieke vormverandering van het plastic. De vorm van het water hangt dus nauw samen met de vorm van het zakje. Er is zelfs sprake van een één op één correspondentie tussen beiden. Toch volgt hieruit niet dat het water en het plastic zakje identiek zijn. Evenmin volgt dat het water voor zijn bestaan afhankelijk is van het zakje. Ook los van het plastic zakje bestaat het water immers. En precies hetzelfde geldt voor de relatie tussen ons brein en onze geest. Hoewel mentale toestanden en breintoestanden inderdaad hecht samenhangen, zoals de moderne hersenwetenschappen laten zien, volgt hieruit niet dat ze identiek aan elkaar zijn. Correspondentie is inderdaad nog geen identiteit.
Bovendien is er een goede reden om te denken dat mentale ervaringen inderdaad niet identiek zijn aan neurale processen in de hersenen. Wij kennen onze mentale gewaarwordingen alleen van binnenuit, vanuit het eerstepersoonsperspectief. Het zijn innerlijke subjectieve ervaringen en dus van een heel andere orde dan groepjes vurende neuronen. Zo hebben mentale ervaringen geen massa of volume, en hebben neuronen geen gevoel. Daarom zijn mentale gewaarwordingen niet hetzelfde als de neurale processen die zich in ons brein afspelen. De geest is ongelijk aan het brein omdat zij metafysisch van een andere aard is. En dit is precies wat de dualist beweert.
Kortom, de bezwaren tegen dualisme zijn geenszins overtuigend en argumenten voor materialisme zijn minder sterk dan vaak wordt gedacht. Dualisme is dan ook zo gek nog niet.
Deze bijdrage betreft een uitgebreidere versie van mijn stuk voor de rubriek 'weerwoord' in het Reformatorisch Dagblad van 14 september 2013
vrijdag 13 september 2013
Dualisme van lichaam en geest zo gek nog niet
Labels:
Brein,
dualisme,
geest,
lichaam,
materialisme,
Reformatorisch Dagblad,
Weerwoord
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
5 opmerkingen:
@ Emanuel
“Waarom zou het ontbreken van een beschrijving van de wijze waarop de wisselwerking tussen geest en lichaam plaatsvindt dan ineens wel een reden zijn om dualisme te verwerpen?”
Je VU-collega Gerrit Glas denkt daar, volgens mij, toch anders over:
http://wapenveldonline.nl/artikel/18/wat-kunnen-de-neurowetenschappen-verklaren/
“Psychofarmaca veroorzaken mentale veranderingen. Deze uitspraak is gewettigd zolang men dicht bij de dagelijkse ervaring blijft. Ze bewijst niet, zoals het dualistisch interactionisme wil, dat er eerst veranderingen zijn in het brein (opgevat als fysisch/biotische entiteit) die even later oorzaak zijn van mentale verschijnselen (opgevat als onlichamelijke gebeurtenissen). Er is wel een volgorde in de gebeurtenissen, maar die gebeurtenissen hebben steeds zowel lichamelijke als mentale aspecten. Het kost enige tijd voor antidepressieve middelen hun bedoelde effect hebben. Dat komt niet omdat de interactie tussen lichaam en geest tijd kost, maar omdat pas na enige tijd zich een nieuw evenwicht instelt in het functioneren van allerlei neuronale circuits, zodanig dat daardoor ook op andere niveaus van functioneren ruimte ontstaat voor herstel van het normale functioneren.”
Beste Nand,
In de door jou geciteerde passage staat niets waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat het ontbreken van een model voor lichaam/geest interactie een goede reden is om interactie dualisme te verwerpen.
Groet,
Emanuel
@ Emanuel
Herman Philipse is het wel met je eens dat wij niet ons brein zijn, maar het substantiedualisme wijst hij ook af met argumenten in onderstaand artikel:
http://www.ziedaar.nl/article.php?id=182
Hij heeft het in dat artikel regelmatig over mereologische dwaling, eigenlijk ook de kern van de kritiek van Gerrit Glas op “wij zijn ons brein” en het substantiedualisme.
Beste Emanuel,
Een heel interessante gedachte, het dualisme van Descartes in een nieuw jasje, waarbij zijn pijnappelklier vervangen moet worden niet alleen door ons brein, maar eigenlijk door ons gehele organisme met zijn specifieke genen en dna in iedere lichaamscel. Dat het brein daarin een zeer bijzondere en steeds beter te traceren rol speelt is onmiskenbaar.
Ik heb hierbij een vraag. Wat denk je van de gedachte dat niet
"onze" geest en ons brein een verbinding aangaan, maar dat er slechts één ongedeelde geest is, één al-bewustzijn, dat met een voldoende ontwikkeld lichamelijk substraat in contact treedt?
Het unieke van de persoon zou dan wel eens meer gelegen kunnen zijn in het unieke van zijn door genen, dna en persoonlijke geschiedenis bepaalde brein dan in de geest of in het al-bewustzijn.
Volgens deze gedachte putten wij allemaal uit dezelfde bron en dragen er ook aan bij, ieder naar eigen vermogen of onvermogen en met zijn eigen verantwoordelijkheden.
Als het lichamelijk substraat aftakelt worden de geestelijke verrichtingen belemmerd en als het lichamelijk substraat afsterft verdwijnen de geestelijke vermogens van deze persoon.
Misschien mogen wij dan ook niet zeggen dat "zijn" geest blijft voortbestaan. Wat dan wel blijft voortbestaan is het "effect" van zijn deelhebben aan de geest of aan het "al-bewustzijn".
Dit zijn maar wat losse gedachten, maar ze dringen zich van tijd tot tijd aan mij op.
met vriendelijke groet,
Peter
Beste Emanuel,
Als geest materie wil beïnvloeden en vice versa, moeten ze dan niet ten minste één eigenschap gemeenschappelijk hebben?
En stel dat substantie dualisme geen bevredigende oplossing is van het lichaam-geest probleem. Reductionisme en 'emergentie' zijn dat evenmin. Impliceert dat dan geen idealisme? (Binnen de wereld-voor-ons ;)). Met andere woorden, dat alles ten diepste mentale constructies zijn geproduceerd door de geest.
Groeten,
Bas
Een reactie posten