Don't question why she needs to be so free
Shell tell you it's the only way to be
She just can't be chained
To a life where nothings gained
And nothings lost
donderdag 31 januari 2013
zaterdag 26 januari 2013
Is religieuze ervaring mogelijk?
Het is mogelijk om een ervaring van iets te hebben zonder dat wat we ervaren op dat moment aanwezig is. Zo kan ik in mijn bed thuis in Amsterdam 's nachts in mijn droom een tijger zien. Op dat moment heb ik de ervaring van een tijger zonder dat er een tijger aanwezig is. Ook zouden we ons kunnen voorstellen dat bij mij een tijger-ervaring kan worden opgewekt door in een laboratorium bepaalde delen van mijn hersenen op de juiste wijze te prikkelen. Verder is het ook mogelijk om een ervaring te hebben van dingen die helemaal niet bestaan. Zo kan ik in genoemde droom ook een eenhoorn ervaren, terwijl eenhoorns helemaal niet bestaan. Of denk opnieuw aan het op de juiste wijze prikkelen van mijn hersenen in een laboratorium.
Kortom, als het mogelijk is om X te ervaren, een X-ervaring te hebben, dan betekent dit niet dat X aanwezig is bij iedere X-ervaring. Ook betekent dit niet dat er X'en in de wereld moeten zijn. Ik kan een ervaring van een tijger hebben, een tijger-ervaring, ook al is er op dat moment helemaal geen tijger in de buurt. En ik kan een ervaring van een eenhoorn hebben, een eenhoorn-ervaring, ook al bestaan er helemaal geen eenhoorns.
Hoe zit het in dit verband met religieuze ervaringen? Wie bijvoorbeeld aan een gelovige vraagt waarom hij of zij in God gelooft zal vaak als antwoord krijgen dat hij of zij een ervaring van God heeft gehad. Nu kan iemand tegenwerpen dat het helemaal niet mogelijk is om een ervaring van God te hebben. Deze tegenwerping dient in het licht van voorgaande goed verstaan te worden. De tegenwerping is niet dat God niet bestaat en dat het daarom niet mogelijk is om God te ervaren. De tegenwerping is dat het überhaupt onmogelijk is om een ervaring van God te hebben, een God-ervaring, of God nu bestaat of niet. Indien deze tegenwerping succesvol is, dan volgt dat een beroep op een ervaring van God om geloof in God te rechtvaardigen intellectueel onhoudbaar is. Zo'n ervaring zou immers hoe dan ook onmogelijk zijn, zelfs als God daadwerkelijk bestaat.
Dit lijkt op het eerste gezicht een vreemde tegenwerping. Waarom zou het überhaupt onmogelijk zijn om een ervaring van God te hebben, een God-ervaring, zelfs als God daadwerkelijk bestaat? Het idee achter deze tegenwerping is als volgt. Wij kunnen als mensen van alles ervaren. We zien bomen, planten, dieren, mensen en auto's. We horen vele soorten geluiden, we proeven meerdere smaken en we ruiken allerlei verschillende geuren. Ook hebben we allerlei soorten tactiele ervaringen, zoals de ervaring van de zachtheid van een handdoek, de ervaring van de hardheid van beton, of de ervaring van de gladheid van porselein. Naast dit soort uiterlijke indrukken en voorstellingen hebben we ook allerlei soorten innerlijke aandoeningen en emoties, zoals gevoelens van pijn, lust, vreugde, verdriet, ontzag en verbazing. Bovendien is het zo dat onze ervaringen vaak tegelijkertijd uit uiterlijke indrukken en voorstellingen én innerlijke aandoeningen en emoties bestaan. Denk aan het voelen van ontzag bij het aanschouwen van de sterrenhemel of aan het gevoel van vreugde bij het horen van de muziek van Bach. Zo kunnen dus complexe samengestelde menselijke ervaringen ontstaan. Maar op geen enkele wijze komen we zo uit bij een ervaring van God, aldus de tegenwerping. Een God-ervaring is onmogelijk omdat iedere vermeende ervaring van God volgens deze tegenwerping noodzakelijkerwijs de ervaring van iets anders dan God moet betreffen, zoals genoemde ontzagwekkende sterrenhemel of de vreugdevolle muziek van Bach.
Is dit een overtuigende tegenwerping? Dit lijkt mij niet het geval. Neem bijvoorbeeld een instantie van wat in de esthetiek een sublieme ervaring wordt genoemd. Wie een nauwkeurige fenomenologie ontwikkelt van zo'n ervaring stuit niet alleen op uiterlijke indrukken en voorstellingen (bijvoorbeeld geluiden, vormen en/of kleuren) en innerlijke aandoeningen en emoties (zoals welbehagen, ontzag en verbazing), maar treft daarnaast ook nog een surplus aan, een aanvullend bestanddeel, iets extra's in de ervaring dat de ervaring pas tot een sublieme ervaring maakt. En hetzelfde kan gezegd worden van schoonheidservaringen. Maar dit alles zou volgens genoemde tegenwerping nu juist onmogelijk zijn. En precies hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de existentiële ervaring van liefde, of morele ervaringen, zoals de ervaring van onrechtvaardigheid. Ook deze ervaringen verdisconteren iets extra's dat uitgaat boven de som van de in de ervaring aanwezige uiterlijke indrukken en voorstellingen en innerlijke aandoeningen en emoties. We ervaren onrechtvaardigheid en liefde namelijk deels direct. En dit is zoals gezegd precies wat volgens genoemde tegenwerping onmogelijk is.
De tegenwerping is dan ook gebaseerd op een te beperkte opvatting van de aard van menselijke ervaringen. We dienen uit te gaan van een fenomenologisch veel rijkere, meer inclusieve, notie van menselijke ervaring, een conceptie die voldoende ruimte biedt voor de mogelijkheid van allerlei existentiële, morele en esthetische ervaringen. Maar dan is er geen reden meer om te beweren dat religieuze ervaringen, zoals een God-ervaring, zelfs als God bestaat onmogelijk zijn.
Kortom, als het mogelijk is om X te ervaren, een X-ervaring te hebben, dan betekent dit niet dat X aanwezig is bij iedere X-ervaring. Ook betekent dit niet dat er X'en in de wereld moeten zijn. Ik kan een ervaring van een tijger hebben, een tijger-ervaring, ook al is er op dat moment helemaal geen tijger in de buurt. En ik kan een ervaring van een eenhoorn hebben, een eenhoorn-ervaring, ook al bestaan er helemaal geen eenhoorns.
Hoe zit het in dit verband met religieuze ervaringen? Wie bijvoorbeeld aan een gelovige vraagt waarom hij of zij in God gelooft zal vaak als antwoord krijgen dat hij of zij een ervaring van God heeft gehad. Nu kan iemand tegenwerpen dat het helemaal niet mogelijk is om een ervaring van God te hebben. Deze tegenwerping dient in het licht van voorgaande goed verstaan te worden. De tegenwerping is niet dat God niet bestaat en dat het daarom niet mogelijk is om God te ervaren. De tegenwerping is dat het überhaupt onmogelijk is om een ervaring van God te hebben, een God-ervaring, of God nu bestaat of niet. Indien deze tegenwerping succesvol is, dan volgt dat een beroep op een ervaring van God om geloof in God te rechtvaardigen intellectueel onhoudbaar is. Zo'n ervaring zou immers hoe dan ook onmogelijk zijn, zelfs als God daadwerkelijk bestaat.
Dit lijkt op het eerste gezicht een vreemde tegenwerping. Waarom zou het überhaupt onmogelijk zijn om een ervaring van God te hebben, een God-ervaring, zelfs als God daadwerkelijk bestaat? Het idee achter deze tegenwerping is als volgt. Wij kunnen als mensen van alles ervaren. We zien bomen, planten, dieren, mensen en auto's. We horen vele soorten geluiden, we proeven meerdere smaken en we ruiken allerlei verschillende geuren. Ook hebben we allerlei soorten tactiele ervaringen, zoals de ervaring van de zachtheid van een handdoek, de ervaring van de hardheid van beton, of de ervaring van de gladheid van porselein. Naast dit soort uiterlijke indrukken en voorstellingen hebben we ook allerlei soorten innerlijke aandoeningen en emoties, zoals gevoelens van pijn, lust, vreugde, verdriet, ontzag en verbazing. Bovendien is het zo dat onze ervaringen vaak tegelijkertijd uit uiterlijke indrukken en voorstellingen én innerlijke aandoeningen en emoties bestaan. Denk aan het voelen van ontzag bij het aanschouwen van de sterrenhemel of aan het gevoel van vreugde bij het horen van de muziek van Bach. Zo kunnen dus complexe samengestelde menselijke ervaringen ontstaan. Maar op geen enkele wijze komen we zo uit bij een ervaring van God, aldus de tegenwerping. Een God-ervaring is onmogelijk omdat iedere vermeende ervaring van God volgens deze tegenwerping noodzakelijkerwijs de ervaring van iets anders dan God moet betreffen, zoals genoemde ontzagwekkende sterrenhemel of de vreugdevolle muziek van Bach.
Is dit een overtuigende tegenwerping? Dit lijkt mij niet het geval. Neem bijvoorbeeld een instantie van wat in de esthetiek een sublieme ervaring wordt genoemd. Wie een nauwkeurige fenomenologie ontwikkelt van zo'n ervaring stuit niet alleen op uiterlijke indrukken en voorstellingen (bijvoorbeeld geluiden, vormen en/of kleuren) en innerlijke aandoeningen en emoties (zoals welbehagen, ontzag en verbazing), maar treft daarnaast ook nog een surplus aan, een aanvullend bestanddeel, iets extra's in de ervaring dat de ervaring pas tot een sublieme ervaring maakt. En hetzelfde kan gezegd worden van schoonheidservaringen. Maar dit alles zou volgens genoemde tegenwerping nu juist onmogelijk zijn. En precies hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de existentiële ervaring van liefde, of morele ervaringen, zoals de ervaring van onrechtvaardigheid. Ook deze ervaringen verdisconteren iets extra's dat uitgaat boven de som van de in de ervaring aanwezige uiterlijke indrukken en voorstellingen en innerlijke aandoeningen en emoties. We ervaren onrechtvaardigheid en liefde namelijk deels direct. En dit is zoals gezegd precies wat volgens genoemde tegenwerping onmogelijk is.
De tegenwerping is dan ook gebaseerd op een te beperkte opvatting van de aard van menselijke ervaringen. We dienen uit te gaan van een fenomenologisch veel rijkere, meer inclusieve, notie van menselijke ervaring, een conceptie die voldoende ruimte biedt voor de mogelijkheid van allerlei existentiële, morele en esthetische ervaringen. Maar dan is er geen reden meer om te beweren dat religieuze ervaringen, zoals een God-ervaring, zelfs als God bestaat onmogelijk zijn.
Labels:
ervaring,
esthetiek,
existentialisme,
fenomenologie,
god,
moraliteit,
religieuze ervaring
donderdag 17 januari 2013
Van Anselmus naar Pruss
Vandaag gaf ik in het kader van het vak Inleiding Ontologie een college over ontologische argumenten. De slides van dit college zijn hier beschikbaar. Eventuele vervolgvragen naar aanleiding van het college kunnen hieronder gesteld worden.
Labels:
Anselmus,
Gaunilo,
Kant,
mogelijke werelden,
Ontologische argumenten,
plantinga,
Pruss
woensdag 9 januari 2013
Ratio Anselmi
Hieronder een voorstel voor een logische weergave van het ontologisch argument van Anselmus van Canterbury (1033-1109). Het betreft een combinatie van de logische weergave van Anselmus' argument door Robert Maydole in zijn artikel 'The Ontological Argument' in The Blackwell Companion to Natural Theology uit 2009 en de logische weergave van Alvin Plantinga in zijn boek God and Other Minds uit 1967. Anselmus gaat uit van een axiologie op grond waarvan entiteiten geordend kunnen worden in termen van hun ontologische of normatieve grootheid. God wordt door hem dan gedefinieerd als datgene waarboven niets groters gedacht kan worden.
1. De definitie van God wordt begrepen (premisse)
2. Datgene waarvan de definitie begrepen wordt bestaat in het verstand of in de werkelijkheid (premisse)
3. Stel dat God niet in werkelijkheid bestaat (voor reductio ad absurdum)
4. God bestaat in het verstand (uit 1,2,3)
5. Voor iets wat in het verstand bestaat geldt dat het denkbaar is dat er iets is wat dezelfde eigenschappen heeft minus bestaan in het verstand plus bestaan in werkelijkheid (premisse)
6. Voor iets wat in werkelijkheid bestaat geldt dat het groter is dan iets met dezelfde eigenschappen minus bestaan in werkelijkheid plus bestaan in het verstand (premisse)
7. Er is iets denkbaar dat groter is dan God (uit 4, 5, 6)
8. Er is niets denkbaar dat groter is dan God (volgens definitie)
9. God bestaat in werkelijkheid (uit 3, 7, 8)
Anselmus' argument is niet vatbaar voor de kritiek van Kant dat 'bestaan' geen eigenschap is en daarom niet aan een entiteit als eigenschap kan worden toegevoegd. In het argument wordt namelijk gesproken over twee modi van bestaan, namelijk bestaan in het verstand en bestaan in werkelijkheid. En we kunnen wel degelijk spreken over deze twee bestaansmodi als zijnde eigenschappen van entiteiten. Natuurlijk, Kant heeft er terecht op gewezen dat bijvoorbeeld de boom aan de overkant van de straat niet de eigenschap 'bestaan' heeft. Maar dit laat onverlet dat we kunnen zeggen dat de boom aan de overkant van de straat de eigenschap 'bestaan in werkelijkheid' heeft indien we, zoals Anselmus doet, daarnaast uitgaan van de eigenschap 'bestaan in het verstand'.
1. De definitie van God wordt begrepen (premisse)
2. Datgene waarvan de definitie begrepen wordt bestaat in het verstand of in de werkelijkheid (premisse)
3. Stel dat God niet in werkelijkheid bestaat (voor reductio ad absurdum)
4. God bestaat in het verstand (uit 1,2,3)
5. Voor iets wat in het verstand bestaat geldt dat het denkbaar is dat er iets is wat dezelfde eigenschappen heeft minus bestaan in het verstand plus bestaan in werkelijkheid (premisse)
6. Voor iets wat in werkelijkheid bestaat geldt dat het groter is dan iets met dezelfde eigenschappen minus bestaan in werkelijkheid plus bestaan in het verstand (premisse)
7. Er is iets denkbaar dat groter is dan God (uit 4, 5, 6)
8. Er is niets denkbaar dat groter is dan God (volgens definitie)
9. God bestaat in werkelijkheid (uit 3, 7, 8)
Anselmus' argument is niet vatbaar voor de kritiek van Kant dat 'bestaan' geen eigenschap is en daarom niet aan een entiteit als eigenschap kan worden toegevoegd. In het argument wordt namelijk gesproken over twee modi van bestaan, namelijk bestaan in het verstand en bestaan in werkelijkheid. En we kunnen wel degelijk spreken over deze twee bestaansmodi als zijnde eigenschappen van entiteiten. Natuurlijk, Kant heeft er terecht op gewezen dat bijvoorbeeld de boom aan de overkant van de straat niet de eigenschap 'bestaan' heeft. Maar dit laat onverlet dat we kunnen zeggen dat de boom aan de overkant van de straat de eigenschap 'bestaan in werkelijkheid' heeft indien we, zoals Anselmus doet, daarnaast uitgaan van de eigenschap 'bestaan in het verstand'.
zondag 6 januari 2013
Sixto Rodrigues
Sugar Man (1970)
Crucify Your Mind (1970)
I Wonder (1970)
Forget It (1970)
Hate Street Dialogue (1970)
(Some songs from his 1970 studio album 'Cold Fact')
Cause (1971)
I'll Slip Away (1971)
To Whom It May Concern (1971)
I Think of You (1971)
Sandrevan Lullaby – Lifestyles (1971)
(Some songs from his 1971 studio album 'Coming from Reality')
See this for more background.
Crucify Your Mind (1970)
I Wonder (1970)
Forget It (1970)
Hate Street Dialogue (1970)
(Some songs from his 1970 studio album 'Cold Fact')
Cause (1971)
I'll Slip Away (1971)
To Whom It May Concern (1971)
I Think of You (1971)
Sandrevan Lullaby – Lifestyles (1971)
(Some songs from his 1971 studio album 'Coming from Reality')
See this for more background.
dinsdag 1 januari 2013
Rilkes 'Weltinnenraum'
"De vogel is een schepsel met een heel bijzonder gevoel van vertrouwen in de buitenwereld, alsof ze weet dat ze één is met het diepste mysterie ervan. Daarom zingt zij daarbuiten alsof zij in haar eigen diepten zingt, en daarom ook dringt de roep van een vogel zo gemakkelijk door tot onze eigen diepten; we lijken die zonder enige reserve naar onze emoties te kunnen vertalen; sterker nog, zo'n roep kan de hele wereld voor een moment in innerlijke ruimte veranderen, omdat we aanvoelen dat er voor een vogel geen onderscheid bestaat tussen haar eigen hart en dat van de wereld." (Rainer Maria Rilke in een brief aan Lou Andreas-Salomé)
Repliek op Gijsbers
In het deze week verschenen vierde nummer van jaargang 38 van het tijdschrift Radix staat een uitgebreide kritiek van filosoof Victor Gijsbers op mijn nieuwe modaal-epistemisch argument voor het bestaan van God, gevolgd door mijn repliek op Gijsbers kritiek. Genoemde repliek is inmiddels ook beschikbaar op mijn website.
Labels:
kritiek,
modaal-epistemisch argument,
Radix,
repliek,
Victor Gijsbers
Abonneren op:
Posts (Atom)