woensdag 29 oktober 2014
Over de relatie tussen eros en philia (2)
De definitie tekst van mijn stuk over de relatie tussen eros en philia zoals deze in Tijdschrift voor Filosofie geplaatst wordt, is hier op mijn website beschikbaar.
Labels:
Ad Verbrugge,
eros,
philia,
Tijdschrijft voor Filosofie
Op de Ten Katemarkt
Het EO televisieprogramma Geloof & 'n Hoop Liefde waarin ik op het eind in mijn buurt in Amsterdam Oud-West wordt geïnterviewd door Herman Wegter over de relatie tussen geloof en wetenschap werd vandaag op NPO2 uitgezonden. Het is hier te bekijken.
maandag 27 oktober 2014
Lezing bij COIN over Quentin Meillassoux
Vanmiddag gaf ik voor de Contemporary Ontology Investigation Network (COIN) van de Universiteit van Amsterdam een lezing over de Franse filosoof Quentin Meillassoux. Het was een mooie middag met veel goede discussie's. Mijn lezing is inmiddels ook hier online beschikbaar.
Labels:
COIN,
Quentin Meillassoux,
world-for-us,
world-in-itself
zondag 26 oktober 2014
Nogmaals Markus Gabriel
Vorig jaar gaf de Duitse filosoof Markus Gabriel in München een TEDx lezing getiteld Why the World does not Exist. Daarin geeft hij twee argumenten voor zijn claim dat de wereld niet bestaat. Zoals ik eerder dit jaar in deze bijdrage heb betoogd, falen beide argumenten. Gisteren gaf Markus opnieuw een lezing. Dit keer op het brainwash festival in Amsterdam. En nu was ik bij zijn lezing aanwezig. Wederom trachtte hij te beargumenteren dat de wereld niet bestaat. Maar in plaats van een beroep te doen op de argumenten die hij in München gaf, schetste hij alleen maar een nogal vaag gedachten experiment over in een glas water levende kleine wezens. En al tijdens zijn betoog gaf hij toe dat dit experiment niet werkt.
Aan het eind van zijn lezing had hij dus nog geen argument voor zijn opzienbarende stelling gegeven. Toen ik hem na afloop van zijn lezing alsnog om een argument vroeg, deed hij nog steeds geen beroep op de argumenten die hij in München gaf. Hij gaf mij een ander argument. Dit argument gaat als volgt. Bestaan is géén eigenschap van dingen. Dit wordt sinds Kant door filosofen nagenoeg algemeen geaccepteerd. Bestaan moet dus iets anders zijn. Maar wat? De enige optie die overblijft, zou zijn dat bestaan 'tot de wereld behoren' betekent. Iets bestaat dan en slechts dan als het tot de wereld behoort. De stoel waarop ik zit bestaat omdat het tot de wereld behoort en als de zaal waarin wij ons gisteren bevonden tot de wereld behoort, dan bestaat die zaal. Tot zover lijkt er weinig aan de hand. Maar bestaat de wereld dan ook? Nee, dat is niet het geval. Want als de wereld zou bestaan, dan zou volgens genoemde definitie de wereld tot zichzelf moeten behoren. Maar het is onzinnig om te zeggen dat de wereld tot zichzelf behoort. We kunnen zeggen dat tafels en stoelen tot de wereld behoren, maar niet dat de wereld zelf tot de wereld behoort. Kortom, de wereld bestaat niet, aldus Gabriels derde argument.
Is dit argument in tegenstelling tot zijn eerdere twee argumenten wel overtuigend? Nee, zeker niet. In de eerste plaats is het, zoals ik in mijn eerdere bijdrage aangaf, nog maar de vraag of we 'bestaan' eigenlijk wel moeten definiëren. Bestaan kan een zogenaamde primitieve niet-nader-analyseerbare term zijn, en in dat geval faalt zijn argument. Ook is het denkbaar dat er een andere definitie van 'bestaan' gegeven kan worden. En dan faalt zijn argument ook.
Maar stel nu eens dat de door hem genoemde definitie van 'bestaan' de enige optie is. Slaagt zijn argument dan wel? Nee, ook dan niet. De wereld kan namelijk wel degelijk tot zichzelf behoren. In de verzamelingenleer behoort iedere verzameling als deelverzameling namelijk netjes tot zichzelf, en ook in de mereologie (de leer van delen en gehelen) ontstaat er geen enkel probleem indien we stellen dat ieder geheel een deel is van zichzelf. Het is dus helemaal niet absurd om te beweren dat de wereld tot zichzelf behoort.
En zelfs als dat wel absurd is, faalt zijn argument. Zijn argument gaat namelijk uit van de definitie van bestaan als 'behoren tot de wereld' en concludeert vervolgens dat de wereld niet bestaat. Maar als de wereld niet bestaat, dan kan er ook niets tot de wereld behoren. Er volgt dan dus dat er helemaal niets bestaat! En dat is een volstrekt absurde conclusie. Natuurlijk bestaat er iets, bijvoorbeeld Markus Gabriel of de stoel waarop hij gisteren zat. De conclusie van zijn argument moet in dit geval dus niet luiden dat de wereld niet bestaat, maar dat er iets mis is met zijn gekozen definitie van bestaan.
Kortom, vanwege alleen al deze drie redenen is het argument dat hij gisteren gaf al net zo onhoudbaar als de twee argumenten die hij eerder in München inbracht. We hebben dan ook geen reden om zijn onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren. Het was gisteren overigens wel een mooi festival, maar dat terzijde.
Aan het eind van zijn lezing had hij dus nog geen argument voor zijn opzienbarende stelling gegeven. Toen ik hem na afloop van zijn lezing alsnog om een argument vroeg, deed hij nog steeds geen beroep op de argumenten die hij in München gaf. Hij gaf mij een ander argument. Dit argument gaat als volgt. Bestaan is géén eigenschap van dingen. Dit wordt sinds Kant door filosofen nagenoeg algemeen geaccepteerd. Bestaan moet dus iets anders zijn. Maar wat? De enige optie die overblijft, zou zijn dat bestaan 'tot de wereld behoren' betekent. Iets bestaat dan en slechts dan als het tot de wereld behoort. De stoel waarop ik zit bestaat omdat het tot de wereld behoort en als de zaal waarin wij ons gisteren bevonden tot de wereld behoort, dan bestaat die zaal. Tot zover lijkt er weinig aan de hand. Maar bestaat de wereld dan ook? Nee, dat is niet het geval. Want als de wereld zou bestaan, dan zou volgens genoemde definitie de wereld tot zichzelf moeten behoren. Maar het is onzinnig om te zeggen dat de wereld tot zichzelf behoort. We kunnen zeggen dat tafels en stoelen tot de wereld behoren, maar niet dat de wereld zelf tot de wereld behoort. Kortom, de wereld bestaat niet, aldus Gabriels derde argument.
Is dit argument in tegenstelling tot zijn eerdere twee argumenten wel overtuigend? Nee, zeker niet. In de eerste plaats is het, zoals ik in mijn eerdere bijdrage aangaf, nog maar de vraag of we 'bestaan' eigenlijk wel moeten definiëren. Bestaan kan een zogenaamde primitieve niet-nader-analyseerbare term zijn, en in dat geval faalt zijn argument. Ook is het denkbaar dat er een andere definitie van 'bestaan' gegeven kan worden. En dan faalt zijn argument ook.
Maar stel nu eens dat de door hem genoemde definitie van 'bestaan' de enige optie is. Slaagt zijn argument dan wel? Nee, ook dan niet. De wereld kan namelijk wel degelijk tot zichzelf behoren. In de verzamelingenleer behoort iedere verzameling als deelverzameling namelijk netjes tot zichzelf, en ook in de mereologie (de leer van delen en gehelen) ontstaat er geen enkel probleem indien we stellen dat ieder geheel een deel is van zichzelf. Het is dus helemaal niet absurd om te beweren dat de wereld tot zichzelf behoort.
En zelfs als dat wel absurd is, faalt zijn argument. Zijn argument gaat namelijk uit van de definitie van bestaan als 'behoren tot de wereld' en concludeert vervolgens dat de wereld niet bestaat. Maar als de wereld niet bestaat, dan kan er ook niets tot de wereld behoren. Er volgt dan dus dat er helemaal niets bestaat! En dat is een volstrekt absurde conclusie. Natuurlijk bestaat er iets, bijvoorbeeld Markus Gabriel of de stoel waarop hij gisteren zat. De conclusie van zijn argument moet in dit geval dus niet luiden dat de wereld niet bestaat, maar dat er iets mis is met zijn gekozen definitie van bestaan.
Kortom, vanwege alleen al deze drie redenen is het argument dat hij gisteren gaf al net zo onhoudbaar als de twee argumenten die hij eerder in München inbracht. We hebben dan ook geen reden om zijn onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren. Het was gisteren overigens wel een mooi festival, maar dat terzijde.
maandag 20 oktober 2014
Towards the meta-epistemic
According to realism there are minds and mind-independent objects. Minds can know these objects. Kantianism also has it that there are minds and mind-independent objects. But these minds cannot know these objects. Idealism asserts that there are only minds. Objects are mind-dependent constructions and known to be such. According to what I call here the epistemic stance there are minds. But we cannot get "outside" our minds. So we do not know whether there are mind-independent objects. And if there are such objects, we do not know whether they are similar to the objects grasped by our minds.
The position I am myself committed to I call here the meta-epistemic stance. According to this view the distinction between "minds" and "mind-independent objects", between the "inside" and the "outside", is itself only justified as a human-relative distinction. The world-in-itself might not even consist of a formal distinction between "minds" and "mind-independent objects". For all we know, the distinction between "inside" and "outside" might not even apply to the-world-in-itself. We will never be able to access the world-in-itself. Absolutely everything we say can only be justified as a claim about the world-for-us. Moreover, even the very distinction between the-world-for-us and the-world-in-itself is merely justified from within the-world-for-us from which we can never escape. I have developed this meta-epistemic stance in detail in various earlier texts.
The position I am myself committed to I call here the meta-epistemic stance. According to this view the distinction between "minds" and "mind-independent objects", between the "inside" and the "outside", is itself only justified as a human-relative distinction. The world-in-itself might not even consist of a formal distinction between "minds" and "mind-independent objects". For all we know, the distinction between "inside" and "outside" might not even apply to the-world-in-itself. We will never be able to access the world-in-itself. Absolutely everything we say can only be justified as a claim about the world-for-us. Moreover, even the very distinction between the-world-for-us and the-world-in-itself is merely justified from within the-world-for-us from which we can never escape. I have developed this meta-epistemic stance in detail in various earlier texts.
zaterdag 18 oktober 2014
A puzzle regarding rationality
Consider the following thought experiment. Adam has been in a state of severe anxiety for years now. Recently he obtained overwhelming evidence that he is going to die if he does not get rid of his anxiety. He also has overwhelming evidence that the only way for him to acquire peace of mind is to believe that God does not exist. Now, suppose that Adam has in fact overwhelming evidence for God's existence. In an ultimate attempt to save his life he nevertheless starts to try to force himself psychologically to believe - contrary to the evidence - that God does not exist. After two weeks he finds himself in a state of believing that God does not exist. As a result he obtains the desired peace of mind and thus loses his anxiety. In this way he manages to save his life. Now consider the following question. Is Adam's believe that God does not exist rational?
Note: For the puzzle it doesn't matter if we would have assumed that Adam has overwhelming evidence for God's non-existence and for the fact that the only way for him to acquire peace of mind is to believe God exists.
Note: For the puzzle it doesn't matter if we would have assumed that Adam has overwhelming evidence for God's non-existence and for the fact that the only way for him to acquire peace of mind is to believe God exists.
dinsdag 14 oktober 2014
Een gespletenheid in het zielenleven?
In zijn boek Staat van verwarring: het offer van liefde analyseert Ad Verbrugge de toestand van de mens in onze sterk geïndividualiseerde en gevirtualiseerde consumptiemaatschappij. Hij laat zien dat de hedendaagse Westerse mens verward is en dat deze verwarring teruggaat op een gespletenheid in het zielenleven. De mens is enerzijds een gemeenschapswezen (gericht op philia) en anderzijds een transgressief wezen (gericht op eros). Verbrugge wil de eenheid in het mensenleven herstellen door eros en philia met elkaar te verzoenen. Twee verschillende pogingen tot verzoening lopen in zijn boek echter voortdurend door elkaar heen. Volgens de eerste is transgressie, zelfverlies door grensoverschrijding, cruciaal om de maatschappelijke orde, de sfeer van de philia, te bekrachtigen en vitaliseren. Volgens de tweede vitaliseert eros de orde niet door grensoverschrijdend zelfverlies, maar zorgt zij voor hechte binding door toewijding en vormende discipline. Beide aspecten van eros (transgressie en intensivering) kunnen in één ongedeelde eros samengaan omdat momenten van extatisch zelfverlies door de tijd heen steeds afgewisseld worden door momenten van intensiverende concentratie. Het is deze gedynamiseerde eros die vervolgens door Verbrugge wordt ingebed in een bestendig leven van duurzame relationele liefde. Hoewel op deze manier inderdaad de verwarring in de menselijke ziel overwonnen lijkt te kunnen worden, kan Verbrugge’s helende benadering ook leiden tot een miskenning van juist het negatieve, het atopische, van de eros. Het lijkt er dan ook op dat hij met zijn vereniging van eros en philia uiteindelijk te weinig recht doet aan eros als werkelijk ontregelende negatieve kracht. Waar het negatieve primair wordt begrepen als een weg naar verzoening, waar de ongrijpbare en onvoorspelbare breuk met de harmonische orde uit beeld verdwijnt, lijkt niet werkelijk sprake te zijn van eros.
Labels:
Ad Verbrugge,
eros,
philia,
Staat van verwarring
woensdag 8 oktober 2014
Paradigms of Rationality
As part of the upcoming VU master course Knowledge, Rationality, and Society I shall give four lectures on 'paradigms of rationality'. During these lectures we ask what it means to say that something is reasonable. The aim is to explicate what rationality is and under what conditions something may be considered rational. Different models for understanding the concept of rationality will be distinguished. Examples include formal evidentialism, social evidentialism, and presumptionism. We discuss what consequences these models have for central areas of human life: science, religion and everyday life. Our discussion includes an overview of the accounts of rationality developed by philosophers such as T. Kuhn, A. MacIntyre, D. Z. Phillips, and A. Plantinga, among others. Drop me an email if you are interested in joining (one or more of) these lectures.
Session 1 (25/11): The nature of rationality - Science and Formal Evidentialism
Session 2 (27/11): The Scientific and the Evidentialist Challenge to Religious Belief - The Practice Oriented View of Science
Session 3 (2/12): Social Evidentialism - Social Evidentialism and Religious Belief - Presumptionism
Session 4 (4/12): The Nature and Function of Religious Belief - Religious Rationality
Literature:
- Mikael Stenmark, 'Rationality in Science, Religion and Everyday life' (Indiana: University of Notre Dame Press, 1995)
Session 1 (25/11): The nature of rationality - Science and Formal Evidentialism
Session 2 (27/11): The Scientific and the Evidentialist Challenge to Religious Belief - The Practice Oriented View of Science
Session 3 (2/12): Social Evidentialism - Social Evidentialism and Religious Belief - Presumptionism
Session 4 (4/12): The Nature and Function of Religious Belief - Religious Rationality
Literature:
- Mikael Stenmark, 'Rationality in Science, Religion and Everyday life' (Indiana: University of Notre Dame Press, 1995)
dinsdag 7 oktober 2014
Interview op NPO2
Onlangs heeft Herman Wegter mij geïnterviewd voor het televisieprogramma 'Geloof op 2' over de relatie tussen geloof en wetenschap. Dit interview vond plaats in een cafe in Oud-West in Amsterdam, vlak bij mijn huis. Ons gesprek wordt op woensdag 29 oktober om 17:05 uitgezonden bij de EO op NPO2.
zondag 5 oktober 2014
Bijdrage RD zaterdag 4 oktober: De God van Abraham, Izak en Jakob of de God van de filosofen?
Na de dood van Blaise Pascal (1623-1662) werd er een opgevouwen perkament gevonden in de voering van zijn jas. Er stond een tekst op die Pascal schreef naar aanleiding van een persoonlijke ervaring: „VUUR. God van Abraham, God van Izaäk, God van Jakob, niet der filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel, Vreugde, Vrede. God van Jezus Christus.”
De God van de geleerden heeft niets te maken met de God van de Bijbel, aldus Pascal. Deze opvatting is nog steeds wijd verbreid. Is dat terecht? Is er echt een enorme spanning tussen wat de Bijbel zegt over God en wat de filosofie over Hem vertelt?
In filosofische argumenten voor het bestaan van God wordt God vaak opgevat als een lichaamsloze geest die de eerste oorzaak is van de werkelijkheid. Staat dit op gespannen voet met Bijbels spreken over God? Dit lijkt niet het geval. Juist in Bijbelse verhalen komt God naar voren als een immaterieel wezen dat de ultieme oorsprong is van de hele wereld. Zo zegt Johannes 1:3 dat alles is ontstaan door het Woord van God en dat zonder dit Woord niets buiten God bestaat. Of neem Romeinen 11:36: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” En Kolossenzen 1:16 benadrukt nog eens dat met ”alles” ook daadwerkelijk alles wordt bedoeld: alle dingen „die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn.”
Eeuwig
Nu maken filosofen die reflecteren op het wezen van God vaak gebruik van de gedachte van God als ”perfect being”. Uitgangspunt is dat God datgene is waarboven niets groters gedacht kan worden. God is een maximaal perfect wezen en dus bijvoorbeeld alomtegenwoordig, alwetend en almachtig. Is er dan wellicht een spanning tussen het Bijbels Godsbegrip en dit filosofische denken?
Dit lijkt evenmin het geval. Bijbelverhalen spreken over Gods overtreffende majesteit, verhevenheid en heiligheid. Dat sluit juist goed aan bij het denken over God als maximaal perfect wezen. Bovendien komen we veel van de genoemde perfecties ook tegen in Bijbelteksten. Zo lezen we in Psalm 139 en Jeremia 23 dat God overal aanwezig is. En uit Psalm 139 en het boek Job valt op te maken dat helemaal niemand God iets kan leren. God weet alles wat er te weten valt. Ook wordt God in bijvoorbeeld Genesis, Job, Jeremia en Mattheüs, expliciet ”almachtig” genoemd of wordt gesteld dat niets voor God te moeilijk is – dan wel dat God alles kan doen.
Natuurlijk zijn er ook passages te vinden die hiermee in strijd lijken te zijn. Maar daarmee raken we aan een kernpunt. Bijbelverhalen maken niet altijd duidelijk hoe je bepaalde eigenschappen van God moet opvatten. Zo leert de Bijbel dat God eeuwig is. Maar wat betekent dat precies? Bestaat God in de tijd vanuit een eindeloos verleden naar een eindeloze toekomst? Of wordt bedoeld dat God buiten de tijd staat? En hoe moeten we Gods alomtegenwoordigheid begrijpen? Is God overal in de ruimte aanwezig, of staat God buiten de ruimte? Of neem Gods almacht. Betekent dit dat God bijvoorbeeld een steen kan maken die zo zwaar is dat Hij deze niet kan optillen? En zo ja, leidt dat dan niet tot onaanvaardbare paradoxen?
Dit soort vragen kunnen niet alleen vanuit Bijbelteksten beantwoord worden. Hier kan de filosofie een eigenstandige bijdrage leveren. Door wijsgerige reflectie op genoemde eigenschappen kan het Godsbegrip nader doordacht worden. Op die manier kun je systematiek en samenhang aanbrengen. Neem die steen. Godsdienstfilosofen hebben voorgesteld om almacht te begrijpen als het in staat zijn om al het logisch mogelijke te doen. Gods almacht betekent dan niet dat God ook het logisch onmogelijke kan doen.
Aanvulling
Een ander voorbeeld betreft Gods (on)veranderlijkheid. Het filosofische denken over God als volmaakt wezen leidt volgens sommigen tot de conclusie dat God onveranderlijk is. Hoewel er in de Bijbel passages zijn aan te wijzen waaruit opgemaakt kan worden dat God onveranderlijk is, zijn er ook passages waarin God wel degelijk lijkt te veranderen. Uit het perfect being denken volgt echter niet dat God onveranderlijk is. Zo weet God nu dat er 7,1 miljard mensen op aarde wonen, en over enige tijd 7,2 miljard. Dit soort bijkomstige veranderingen van God doen niets af aan Gods volmaaktheid. Wat wel uit het perfect being denken volgt is dat Gods essentie onveranderlijk is. En dat is niet in tegenspraak met een God die bijkomstige veranderingen kan ondergaan. Bijbel en perfect being denken sluiten dus ook in dit voorbeeld goed op elkaar aan.
Om te komen tot een verantwoord Godsbegrip is er naast het bestuderen van de Bijbel dan ook wel degelijk plaats voor filosofisch nadenken over de aard van God. Beiden vullen elkaar juist goed aan en fungeren onderling als elkaars toetssteen.
Kortom, meerdere wegen leiden naar een weloverwogen begrip van God: niet alleen Bijbelteksten, maar ook filosofische reflectie. Dit hoeft ons niet te verbazen. God schiep de mens immers als een wezen behept met vele verschillende vermogens, waaronder ons kritisch redeneervermogen.
Ook daarin is de mens beeld van God.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
De God van de geleerden heeft niets te maken met de God van de Bijbel, aldus Pascal. Deze opvatting is nog steeds wijd verbreid. Is dat terecht? Is er echt een enorme spanning tussen wat de Bijbel zegt over God en wat de filosofie over Hem vertelt?
In filosofische argumenten voor het bestaan van God wordt God vaak opgevat als een lichaamsloze geest die de eerste oorzaak is van de werkelijkheid. Staat dit op gespannen voet met Bijbels spreken over God? Dit lijkt niet het geval. Juist in Bijbelse verhalen komt God naar voren als een immaterieel wezen dat de ultieme oorsprong is van de hele wereld. Zo zegt Johannes 1:3 dat alles is ontstaan door het Woord van God en dat zonder dit Woord niets buiten God bestaat. Of neem Romeinen 11:36: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” En Kolossenzen 1:16 benadrukt nog eens dat met ”alles” ook daadwerkelijk alles wordt bedoeld: alle dingen „die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn.”
Eeuwig
Nu maken filosofen die reflecteren op het wezen van God vaak gebruik van de gedachte van God als ”perfect being”. Uitgangspunt is dat God datgene is waarboven niets groters gedacht kan worden. God is een maximaal perfect wezen en dus bijvoorbeeld alomtegenwoordig, alwetend en almachtig. Is er dan wellicht een spanning tussen het Bijbels Godsbegrip en dit filosofische denken?
Dit lijkt evenmin het geval. Bijbelverhalen spreken over Gods overtreffende majesteit, verhevenheid en heiligheid. Dat sluit juist goed aan bij het denken over God als maximaal perfect wezen. Bovendien komen we veel van de genoemde perfecties ook tegen in Bijbelteksten. Zo lezen we in Psalm 139 en Jeremia 23 dat God overal aanwezig is. En uit Psalm 139 en het boek Job valt op te maken dat helemaal niemand God iets kan leren. God weet alles wat er te weten valt. Ook wordt God in bijvoorbeeld Genesis, Job, Jeremia en Mattheüs, expliciet ”almachtig” genoemd of wordt gesteld dat niets voor God te moeilijk is – dan wel dat God alles kan doen.
Natuurlijk zijn er ook passages te vinden die hiermee in strijd lijken te zijn. Maar daarmee raken we aan een kernpunt. Bijbelverhalen maken niet altijd duidelijk hoe je bepaalde eigenschappen van God moet opvatten. Zo leert de Bijbel dat God eeuwig is. Maar wat betekent dat precies? Bestaat God in de tijd vanuit een eindeloos verleden naar een eindeloze toekomst? Of wordt bedoeld dat God buiten de tijd staat? En hoe moeten we Gods alomtegenwoordigheid begrijpen? Is God overal in de ruimte aanwezig, of staat God buiten de ruimte? Of neem Gods almacht. Betekent dit dat God bijvoorbeeld een steen kan maken die zo zwaar is dat Hij deze niet kan optillen? En zo ja, leidt dat dan niet tot onaanvaardbare paradoxen?
Dit soort vragen kunnen niet alleen vanuit Bijbelteksten beantwoord worden. Hier kan de filosofie een eigenstandige bijdrage leveren. Door wijsgerige reflectie op genoemde eigenschappen kan het Godsbegrip nader doordacht worden. Op die manier kun je systematiek en samenhang aanbrengen. Neem die steen. Godsdienstfilosofen hebben voorgesteld om almacht te begrijpen als het in staat zijn om al het logisch mogelijke te doen. Gods almacht betekent dan niet dat God ook het logisch onmogelijke kan doen.
Aanvulling
Een ander voorbeeld betreft Gods (on)veranderlijkheid. Het filosofische denken over God als volmaakt wezen leidt volgens sommigen tot de conclusie dat God onveranderlijk is. Hoewel er in de Bijbel passages zijn aan te wijzen waaruit opgemaakt kan worden dat God onveranderlijk is, zijn er ook passages waarin God wel degelijk lijkt te veranderen. Uit het perfect being denken volgt echter niet dat God onveranderlijk is. Zo weet God nu dat er 7,1 miljard mensen op aarde wonen, en over enige tijd 7,2 miljard. Dit soort bijkomstige veranderingen van God doen niets af aan Gods volmaaktheid. Wat wel uit het perfect being denken volgt is dat Gods essentie onveranderlijk is. En dat is niet in tegenspraak met een God die bijkomstige veranderingen kan ondergaan. Bijbel en perfect being denken sluiten dus ook in dit voorbeeld goed op elkaar aan.
Om te komen tot een verantwoord Godsbegrip is er naast het bestuderen van de Bijbel dan ook wel degelijk plaats voor filosofisch nadenken over de aard van God. Beiden vullen elkaar juist goed aan en fungeren onderling als elkaars toetssteen.
Kortom, meerdere wegen leiden naar een weloverwogen begrip van God: niet alleen Bijbelteksten, maar ook filosofische reflectie. Dit hoeft ons niet te verbazen. God schiep de mens immers als een wezen behept met vele verschillende vermogens, waaronder ons kritisch redeneervermogen.
Ook daarin is de mens beeld van God.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
zaterdag 4 oktober 2014
Is creatio ex nihilo possible?
How could God have created the world out of nothing? Isn't that metaphysically impossible? Now, surely, ex nihilo nihil fit. From nothing nothing comes. This principle seems to me indisputable. Yet, creatio ex nihilo does not violate it. For God creating the world from nothing isn't the same as the world coming out of nothing. After all, God is the originating cause of the world and God clearly is something instead of nothing. More specifically, the potency to create the world can be understood to reside in Gods power. Nevertheless, one might respond that it is also metaphysically impossible for an agent (even as powerful as God) to create something out of nothing. But is that indeed the case? It might very well be metaphysically impossible for any agent, even God, to create concrete substances, such as planets, trees, animals and humans directly out of nothing. But that is not the way creatio ex nihilo needs to be understood. Here is an alternative picture of creatio ex nihilio that is not only in accord with modern science, but does in fact seem metaphysically possible (or at least less impossible than the first scenario). God created initially no concrete objects. In the beginning God formed abstract objects from his thoughts. Afterwards God reified or hypostatized these thoughts as separately existing abstract objects. These abstracta were subsequently transformed by God into non-substantive concrete particulars (e.g., one or more singularities, space-times having radius zero or virtual particles having mass and charge zero). From these non-substantive particulars, God brought substantive concrete objects into being. These substantive concreta evolved over a long period of time into the world of concrete substances as we know it. This multi-pass picture of creatio ex nihilo might in fact be the only metaphysically possible way to create a world of concrete substances out of nothing. If so, it explains why God created our world via a lenghtly process of evolution from some non-substantive singularity instead of bringing it directly into being out of nothing.
vrijdag 3 oktober 2014
A concise Hegelian theogony
Consider the following concise Hegelian theogony. The force of negation is the arche, that is to say, in the beginning there was nothing but the potency of negation, i.e. negation is the absolute. Now, negation needs an object to negate. Originally the only object available to negate was the operator of negation itself. Therefore negation acted upon itself. Negation negated itself. Since the force of negation was all there is, the result of negating it was total nothingness. But nothingness, no-thingness, no-thing, actually *is* negation. Therefore, by negating itself negation in fact merely affirmed itself. So it absolutized itself. In this way negation became something positive: being. This is how being originated. And subsequently being evolved. It evolved through further negations.
Abonneren op:
Posts (Atom)