dinsdag 26 maart 2013

Geloof en wetenschap

Dat er geen conflict bestaat tussen geloof in God en het beoefenen van wetenschap lijkt mij eerlijk gezegd een open deur. Geloof in God is voor gelovige wetenschappers iets wat ten diepste bij hen hoort. Het maakt deel uit van hun persoonlijke identiteit. Zij geloven in God vanwege redenen die hoogst persoonlijk zijn. Daarnaast houden gelovige wetenschappers zich, net zoals hun ongelovige vakbroeders, hartstochtelijk bezig met prachtig wetenschappelijk onderzoek. Ook dat hoort bij hun identiteit. Zolang gelovige wetenschappers geen wetenschappelijk erkende status toeschrijven aan persoonlijke overtuigingen die geen resultaat van wetenschap zijn, is er niets aan de hand.

Toch werd onlangs in de Volkskrant door M. Keulemans, de chef van de wetenschapsredactie van die krant, op z’n minst de suggestie gewekt dat wetenschappers die in God geloven eigenlijk geen echte wetenschappers kunnen zijn. Hij sprak over “de christenen” die “toch lekker maling hebben” aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. En hij gunde “christenwetenschappers” (wat natuurlijk in dit verband op zich al een suggestieve term is) van harte de vrijheid om “iets anders te gaan doen”.

Het is daarom wellicht geen overbodige luxe om nog eens nader stil te staan bij de redenen waarom geloof en wetenschap niet met elkaar in conflict zijn. In de eerste plaats heeft de wetenschap niet aangetoond dat God niet bestaat. Wie in God gelooft kan dan ook niet verweten worden in iets te geloven dat in strijd is met de resultaten van de wetenschap. Hetzelfde geldt voor alle wezenlijke geloofsovertuigingen van bijvoorbeeld het christendom, en dan hebben we het natuurlijk niet over de leeftijd van de aarde, of de vraag of de aarde al dan niet stilstaat. Een gelovige hoeft dus geen opvattingen als waar te aanvaarden die in tegenspraak zijn met wetenschappelijke inzichten.

Nu zou tegengeworpen kunnen worden dat geloof en wetenschap alsnog met elkaar in conflict zijn omdat het irrationeel is om uitspraken over de aard van de werkelijkheid te geloven die niet door wetenschappelijk onderzoek bevestigd zijn. De onderliggende veronderstelling is blijkbaar dat alleen wetenschap een legitieme bron van uitspraken over de werkelijkheid is. Deze aanname wordt veelal sciëntisme genoemd. Sciëntisme is echter zelf geen resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Wie dus sciëntisme aanneemt, heeft een hele goede reden om sciëntisme direct weer te verwerpen!

De suggestie dat geloof en wetenschap met elkaar in conflict zijn staat daarnaast uiteraard ook in schril contrast met het feit dat vele van de allergrootste wetenschappers uit de geschiedenis van de mensheid overtuigd gelovigen waren. Denk in ons werelddeel bijvoorbeeld alleen al aan Copernicus, Kepler, Galilei, Newton, Planck en Heisenberg. De lijst van gelovige wetenschappers is lang, heel lang.

Sterker nog, de opkomst van de moderne wetenschap in het westen kan historisch gezien zelfs voor een belangrijk deel aan geloof in God worden toegeschreven. Wie in God gelooft heeft namelijk een uitstekende reden om te denken dat onze menselijke cognitieve vermogens betrouwbare informatie over de wereld opleveren, en dat de kosmos wordt geregeerd door vaste natuurwetten die door ons gekend kunnen worden. Gelovige wetenschappers begonnen tijdens de wetenschappelijke revolutie in Europa bovendien actief de natuur te onderzoeken om zo Gods scheppingswerk beter te leren kennen, en op die manier ook God te eren. Dat hiervoor de veilige studeerkamer moest worden verlaten om concrete waarnemingen in de natuur te verrichten stond voor velen van hen vast. Als God immers de kosmos uit vrije wil schiep, dan had God ook een heel andere kosmos kunnen scheppen, zodat we met onze ratio alleen de natuurwetten van de kosmos niet kunnen achterhalen. Het was mede dit soort empirisch onderzoek dat de wetenschappelijke revolutie mogelijk maakte.

De gedachte dat er sprake zou zijn van een conflict tussen geloof en wetenschap is daarom eveneens vanuit historisch perspectief onhoudbaar. De conflictstelling is vooral een laatmoderne mythe. Maar helaas wel een hardnekkige, zoals ook uit genoemd stuk uit de Volkskrant weer blijkt.

Deze column schreef ik voor de website van het Abraham Kuyper Center for Science and Religion

2 opmerkingen:

Sander van der Wal zei

Wetenschap en geloof kunnen elkaar wel bijten. Een wetenschapper formuleert hypotheses, andere wetenschappers proberen z'n hypotheses onderuit te halen. Dat likt alleen als die hypotheses falsificeerbaar zijn, dus dat elk lnderdeel van de hypothese aan testen kan worden onderworpen.

Een wetenschapper die gelooft, denkt dat een bepaalde godsdienst waar is. Dus als in die godsdienst uitspraken worden gedaan over verifieerbare zaken, dan diemen die zaken getest te worden op met wetenschappelijke methoden. Een geloof is namelijk ook een wetenschapstheoretische theorie, een verklaring waarom dingen zijn zoals ze zijn, en een startpunt voor testbare voorspellingen.

De cesuur ligt bij Popper. Voor Popper kom je nog met een gerust hart een gelovig wetenschapper zijn, maar na Popper niet meer. Zie hoe het karakter van het Christendom na Popper veranderd is, van een "theory of everything" tot een volledig metafysische, dus niet-verifieerbare theorie.

Anders gezegd, als je gelooft in een almachtige Christelijke God, dan kan je geen theorie verzinnen waarin God gen rol speelt. God is immers volgens jou de first cause, en waarom zou je dan een theorie verzinnen waarin dat niet het geval is? Als je dat constant doet geloof je niet.

Emanuel Rutten zei

Beste Sander,

Uit de onjuistheden en conceptuele verwarringen in jouw reactie maak ik op dat je weinig affiniteit hebt met het vraagstuk van de relatie tussen geloof en wetenschap.

Ik voel er weinig voor om deze onjuistheden en verwarringen een voor een te gaan aanwijzen en bespreken. Laat me daarom slechts een voorbeeld geven. De wetenschap doet geen metafysische uitspraken over het al dan niet bestaan van een first cause, laat staan over de aard ervan. De metafysische uitspraak dat God de eerste oorzaak is, is dan ook compatibel met de uitspraken van de positieve vakwetenschappen.

Groet,
Emanuel