donderdag 5 januari 2012

Over het beginsel van niet-tegenspraak

Het beginsel van de niet-tegenspraak (BNT) is het meest fundamentele principe van de logica. Zij stelt dat iets niet tegelijkertijd op dezelfde wijze dezelfde eigenschap wel én niet kan hebben. Een alternatieve formulering van dit principe luidt dat een propositie niet tegelijkertijd waar én onwaar kan zijn. Is BNT universeel geldig? Om deze interessante vraag te kunnen beantwoorden is het van belang dat wij een onderscheid maken tussen enerzijds de wereld zoals deze op en voor zichzelf is (de-wereld-in-zichzelf) en anderzijds de wereld zoals wij als mensen deze denken en ervaren (de-wereld-voor-ons). De-wereld-in-zichzelf verwijst naar de wereld zoals zij geheel onafhankelijk van ons denken en ervaren “echt” bestaat. En de-wereld-voor-ons is daarentegen een verwijzing naar de wereld zoals deze door ons gedacht en ervaren wordt. Nu is het voor ons als mensen onmogelijk om rechtstreeks toegang te krijgen tot de-wereld-in-zichzelf. Wij kunnen immers onmogelijk buiten onze menselijke, al te menselijke cognitieve vermogens treden. Als ons denken blijft onvermijdelijk menselijk, al te menselijk denken, en al ons ervaren menselijk, al te menselijk ervaren. Nooit zullen wij dus kunnen achterhalen hoe de-wereld-in-zichzelf is. Precies daarom kunnen wij de vraag of BNT universeel geldig is voor de-wereld-in-zichzelf nimmer beantwoorden. Het BNT zou geldig kunnen zijn voor de-wereld-in-zichzelf, maar het zou ook kunnen dat dit niet het geval is. We weten het niet en we zullen het ook nooit weten.

Laten wij ons daarom richten tot de-wereld-voor-ons, de wereld zoals wij als mensen deze ervaren en denken. Geldt het BNT universeel binnen de-wereld-voor-ons? Dit is inderdaad het geval. Het BNT is namelijk constitutief voor de-wereld-voor-ons. Als mensen veronderstellen wij onvermijdelijk BNT bij alles wat wij zeggen en denken. En dit is niet iets wat wij vrijwillig doen. Nee, wij kunnen eenvoudig niet anders. Laat me dit toelichten.

Stel ik zeg "Het regent" om anderen erop attent te maken dat het regent. Geen mens zal hieruit de conclusie trekken dat ik bedoel te zeggen "Het regent niet". Nee, natuurlijk niet. Mijn uitspraak "Het regent" sluit haar negatie uit. En dit is noodzakelijk omdat het anders helemaal geen zin heeft om "Het regent" te zeggen, wat natuurlijk absurd zou zijn. Andersom is het verhaal hetzelfde. Als ik zeg "Het regent niet" om anderen erop attent te maken dat het niet regent, dan zal niemand hieruit de conclusie trekken dat ik nu juist bedoel te zeggen dat het regent. Inderdaad, ook hier sluit de uitspraak "Het regent niet" haar negatie uit, omdat het anders wederom geen zin zou hebben om überhaupt iets te zeggen.

Wat leert dit voorbeeld ons? Welnu, het voorbeeld leert ons dat zodra wij iets beweren we reeds de legitimiteit ofwel geldigheid van de wet van de niet-tegenspraak veronderstellen: [Als A, dan niet niet-A] of [niet(A and niet-A)]. BNT is daarom hoe dan ook van toepassing op alles wat wij zeggen. Zij is constitutief voor al ons spreken en denken. En daarom kunnen wij als mensen niets anders dan erkennen dat de wereld zoals wij deze ervaren en denken voldoet aan de wet van de niet-tegenspraak. Kortom, BNT is inderdaad constitutief voor de-wereld-voor-ons.

Laat me nog een ander voorbeeld geven. Wanneer ik naar waarheid zeg: "Vandaag ben ik naar de film geweest”, dan heeft deze uitspraak een zekere betekenis. Over deze betekenis kunnen we eindeloos van mening verschillen, zo kunnen we gaan vragen naar de betekenis van de woorden "vandaag", "ik", "film", etc. Er is echter tenminste één ding waar we niet omheen kunnen, wil deze uitspraak überhaupt zinvol geplaatst kunnen worden, namelijk dat zij impliceert dat het niet waar is dat ik vandaag niet naar de film ben geweest. Immers, indien deze impliciatie niet gegarandeerd is, dan zou het geen enkele zin hebben om te zeggen dat ik vandaag naar de film geweest ben. Maar dit is absurd! Ja, uiteindelijk veronderstelt alles wat wij zeggen BNT. Dit is onvermijdelijk. Het alternatief zou een resoluut zwijgen zijn.

Dat wij inderdaad niet anders kunnen dan accepteren dat BNT constitutief is voor al ons spreken, denken en schrijven, en daarmee dus ook voor de wereld zoals wij deze denken en ervaren (i.e., de-wereld-voor-ons) blijkt dus eigenlijk al uit het feit dat jij als lezer deze tekst begrijpend kunt lezen. Immers, naar analogie van bovengenoemde voorbeelden van uitspraken over regen en naar de film gaan, volgt dat alles wat ik tot dusver schreef BNT veronderstelt. Ik beweerde immers in geen enkele zin die jij tot dusver gelezen hebt het tegendeel van wat ik in die zin uitdruk. En alleen om deze reden ben jij überhaupt in staat om deze tekst begrijpend te lezen. Begrijpend lezen van mijn tekst, of welke tekst dan ook, zou dus inderdaad volstrekt onmogelijk zijn wanneer BNT niet constitutief zou zijn voor al ons spreken en schrijven. Kortom, alléén al het feit dat wij met elkaar überhaupt kunnen communiceren toont al aan dat BNT universeel geldt binnen de-wereld-voor-ons. Wij passen BNT ongemerkt toe in alles wat wij zeggen, denken en schrijven. Zodra wij gaan spreken, denken of schrijven erkennen wij al BNT. We vangen er steeds mee aan. We kunnen niet anders.

Tegen deze achtergrond wordt ook duidelijk waarom het onmogelijk is om zelfs maar te betogen dat BNT niet universeel geldig is voor de-wereld-voor-ons. Immers, al ons denken en spreken gaat impliciet uit van BNT. Het is daarom onmogelijk om door een redenering, welke BNT reeds veronderstelt en dus vanuit BNT vertrekt, te concluderen dat BNT niet universeel geldig zou zijn. Een dergelijke conclusie ondergraaft immers de redeneerweg waarlangs zij tot stand kwam, en daarmee de conclusie zelf. Inderdaad, als we deze conclusie accepteren, dan is er geen reden om te geloven dat haar onderbouwing legitiem gebruikmaakte van BNT. BNT is immers niet universeel geldig, aldus de conclusie. En precies daarom verliest de gegeven onderbouwing van de conclusie dat BNT niet universeel geldig zou zijn alle legitimiteit.

Kortom, elke argument tegen de universele geldigheid van BNT moet noodzakelijkerwijs starten vanuit BNT en daarna op elk moment van BNT gebruikmaken, en de enige manier om dit te legitimeren is aannemen dat BNT in algemene zin geldig is, omdat anders niemand het argument hoeft te accepteren. Maar dan torpedeert de conclusie van elk argument tegen de universaliteit van BNT inderdaad het argument zelf. We zien dus dat het, binnen de context van de-wereld-voor-ons, inderdaad onmogelijk is om te argumenteren tegen de universele geldigheid van BNT.

Maar, zo zou men kunnen tegenwerpen, laat de fysica ons niet zien dat er wel degelijk situaties zijn waarin BNT niet opgaat? Toont bijvoorbeeld het ‘twee spleten experiment’ niet aan dat fotonen en elektronen zowel een golfkarakter als een deeltjeskarakter hebben? En betreft dit dan geen schending van BNT?

Welnu, het twee spleten experiment is inderdaad fascinerend. Toch denk ik dat we ook hier niet in logische tegenspraken terechtkomen. Voor zover ik weet kunnen alle instanties van genoemd experiment logisch coherent gedacht worden wanneer we erkennen dat een foton of elektron soms een deeltje is en soms een golf, maar nooit beiden tegelijkertijd. Zodra we een elektron waarnemen (zoals bij het afvuren en bij het inslaan op de plaat) gedraagt het zich altijd als een deeltje. De golfkenmerken zijn in en door de waarneming niet aanwezig. Maar tussen beide waarnemingsmomenten in (dus in de periode dat het elektron onderweg is richting plaat) nemen we het elektron niet waar en kan het precies daarom zich als golf manifesteren. We nemen dus nimmer tegelijkertijd het elektron als deeltje én als golf waar. En daarom hoeven we ook niet te concluderen dat het elektron tegelijkertijd als deeltje en als golf bestaat. Hoewel het twee spleten expimerent dus fascinerend is, is er gegeven het voorgaande van een schending van BNT géén sprake.

Sterker nog, het is niet mogelijk om BNT binnen de context van de-wereld-voor-ons door empirische observaties te weerleggen. Immers, ook empirische studie kan slechts plaatsvinden indien wij BNT impliciet veronderstellen. Stel bijvoorbeeld dat we met een empirische studie aan de slag gaan en dat observator O1 vervolgens tegen observator O2 zegt dat hij of zij een of ander empirische observatie, zeg observatie F, heeft gedaan. Observator O1 zegt daarmee niet dat hij of zij observatie F niet heeft gedaan. Ook zegt O1 niet dat hij observatie 'niet-F' heeft gedaan. Maar dit volgt alleen wanneer O1 en O2 voor hun empirische studie BNT reeds veronderstellen. Kortom, ook in empirische studies kunnen wij niet om BNT heen. BNT kan binnen de context van de-wereld-voor-ons dus inderdaad niet door empirische observaties weerlegd worden. BNT maakt immers het vastleggen en communiceren van empirische observaties eerst mogelijk.

Deze bijdrage kwam tot stand naar aanleiding van een recente discussie over de status van de logica met Taede Smedes en Jan Riemersma.

9 opmerkingen:

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Nou ja, een discussie tussen precies de drie heren die ik, afzonderlijk, al een tijdje volg, althans op hun blogs. Maar waar heb ik deze discussie dan gemist? Of was deze intern?

Het beginsel van niet-tegenspraak, het gezonde boerenverstand onderschrijft dat ook meteen natuurlijk!? Survival-waarde nummer één. (Een leugenaar detecteren is zeer zinvol, als je leven je lief is.) Maar dat is te lichtzinnig wellicht.

De fysici moeten zich maar buigen over dat twee-spleten-experiment. Maar ik wil het wel eens even hebben over 'ervaren'.

"Dat wij inderdaad niet anders kunnen dan accepteren dat BNT constitutief is voor al ons spreken, denken en schrijven, en daarmee dus ook voor de wereld zoals wij deze denken en *ervaren* (i.e., de-wereld-voor-ons) blijkt dus eigenlijk al uit het feit dat jij als lezer deze tekst begrijpend kunt lezen."

OK. Ervaren is een groot concept in je denken. Maar wat is de (filosofische) definitie van 'ervaren' eigenlijk? Dat de heren goed kunnen denken (en de grenzen van het kunnen kennen goed kunnen aangeven) en goed kunnen argumenteren, geen twijfel mogelijk. Dat is met veel moeite doen voor de gemiddelde Volkskrant (Trouw et cetera)-lezer allemaal nog te volgen.

Maar wat is ervaren? Ik viel bijna van mijn kruk toen ik er de Van Dale van 1984 nog eens op na sloeg: zo kort! (Van Dale, cq het woordenboek, werd ook wel eens omschreven als de 'gestolde ervaring, in VOC-scheepstermen gezien', en in de tijd zal er wel wat veranderd zijn...)

Van Dale:
I ervaren (ervoer, heeft ervaren)
1. ondervinden, door ondervinding leren, gewaarworden
1a ervaren als: beschouwen als
1b ervaren als: (deftig) vernemen
II rijk aan ondervinding, door ondervinding bekwaam.

Dat was alles in 1984!

Nou ja, natuurlijk flauw ook als het om wetenschappelijke denkwijzen gaat, maar toch, hoe moet van Dale dat nuanceren. Wie wijst de gemeenschappelijke taal er op? Zintuiglijk ervaren, fenomenaal ervaren, bijzondere ervaringen hebben, mystieke of sublieme ervaringen hebben.

Waar hebben we het steeds precies over? Mensen kunnen heel veel denken bij 'ervaren'? Daar heeft de psychologie ook nog niet zo veel over te vertellen! Als een waterhoofd een IQ heeft van 141, dan wil dat nog steeds niet meer zeggen dan dat een test dat meet in vergelijking met de rest van de bevolking.

Het woord 'ervaren' ligt ook dichter bij het in het ook niet in Van Dale 1984 genoemde emotionele, instinctmatige, dan het denken.

Kortom, een mooi essay van Rutten, Riemersma of Smedes, speciaal gefocust op het begrip ervaren, het zou velen, vooral de agnosten, vooruit helpen in het begrijpen waarom je zo intelligent in het denken ook 'overtuigd' kunt zijn van een Iemand, die Schepper is van een en ander (zelfs van Kuipers blik, die de lege plekken in de Amazone ziet naast de Chinese Muur) met wie een persoonlijke band mogelijk zou zijn.

Wat is ervaren in de filosofie?

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

Deze discussie was inderdaad 'intern' zoals jij dat noemt. Een essay over het begrip ervaren zou natuurlijk interessant zijn. Voor mijn stuk hierboven is het echter voldoende om ervaring te begrijpen als het geheel van al onze innerlijke en uiterlijke zintuiglijke gewaarwordingen, zoals bijvoorbeeld het zien van planten en dieren, het proeven van wijn, het horen van muziek, het voelen van pijn of lust, of zelfs mystieke en sublieme ervaringen.

Bepaalde innerlijke ervaringen kunnen direct of naderhand (verder) geconceptualiseerd worden. Zo kan een ervaring van pijn overgaan in een ervaring van bijvoorbeeld verdriet, en een ervaring van lust in bijvoorbeeld een ervaring van vreugde. Voor uiterlijke ervaringen geldt iets soortgelijks. Zo kan een ervaring van een gele vorm met zwarte strepen pas een paar tellen later geconceptualiseerd worden als de ervaring van een tijger. Zelf denk ik dat dit principe voor de sublieme ervaring cruciaal is. We hebben enerzijds de onmiddellijke ervaring van het sublieme, en anderzijds haar conceptualisering achteraf, welke eveneens in een bepaald opzicht als ervaring kan gelden.

Groet,
Emanuel

A. Atsou-Pier zei

M.a.w., alles is ervaring, waardoor het woord nietszeggend wordt.

Ook wordt in deze definitie in het midden gelaten of de ervaren zaak in werkelijkheid bestaat of niet. Daar wordt het ook niet duidelijker van.

Emanuel Rutten zei

Beste A. Atsou-Pier,

Niet alles is ervaring. Wanneer ik een tijger waarneem, dan is mijn waarneming van die tijger een ervaring. Echter, de waargenomen tijger zelf is geen ervaring. Zij is iets anders, namelijk het object van ervaring. Overigens onderscheid ik in mijn bijdrage ook nadrukkelijk denken van ervaren.

Groet,
Emanuel

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Dank voor deze eerste expliciete vingerwijzing voor het begrip ervaring, althans wat je eigen filosofie betreft. In de context 'begrijp' ik het meestal ook wel. Maar ja, 'begrijpen', je bent niet echt 'zeker' over de woorden. Daarom ben ik ook blij met de opmerking: "Een essay over het begrip ervaren zou natuurlijk interessant zijn."

Voor hetzelfde geld had je gereageerd met: zie die en die boeken (van Augustinus tot Smedes). Daarbij komt dat ik zelf ten opzichte van ervaring vanuit de experimentele psychologie ooit meteen geneigd ben geraakt te denken in operationalisering. (Helpt bidden voor zieken of stervende vaders of moeders of kinderen?)

Ik kan nog steeds wel met respect luisteren naar 'ervaren' van anderen, wat ze er ook mee bedoelen. Maar als het op 'weten' mbt 'ervaren' aan komt: helemaal gepokt en gemazeld in: het *gedrag* (klassiek of operant geleerd op basis van genen en context) dat geacht wordt voort te vloeien uit de ervaring is dan de enige sleutel, die enige (meet)controle kan geven.

Iemand kan bijvoorbeeld beweren dat hij of zij door een bijzondere ervaring of droom of profetie de werkelijkheid heel anders is gaan beleven: de ervaring is dan niet 'inzichtelijk', het samenhangende gedrag eventueel wel.

Anders, waar jij (of de filosofie in het algemeen?) het woord ervaring gebruikt, was ik gewend om over zintuiglijke 'indrukken' te spreken of over 'belevingen' (een droom bijvoorbeeld) als constituenten van een 'al dan niet bijzondere' ervaring, enzovoort.

Best ingewikkeld allemaal. Zoals eerder al mbt dat seculier-religieus. Ook hier, als ik je 'begrippenapparaat' maar steeds helder voor ogen heb (de filosoof die met 'we' meestal het beste van de mens bedoelt en niet alleen in het weten!) is een 'fenomenologisch' doorgronden van jezelf in jouw geval net als bij Smedes en Riemersma zeker de moeite waard, zelfs voor de graag 'metende' mens, en ook al valt er in dit geval niet zoveel te 'meten'.

Gedrag, ook verbaal gedrag, er is gek genoeg wel wat aan te meten, soms. "Meten is weten" is natuurlijk wel erg metafysisch fysicalistisch naturalistisch ontologisch sciëntistisch ;-) maar je kunt ook niet iemand op zijn hel-blauwe (?) ogen of charisma vertrouwen bij woeste uitspraken als Jezus, mens, als de Zoon van God (niet van jou overigens in deze bewoordingen, en / of allegorisch of niet).

We ploeteren voort met het zweet des aanschijns of zoiets intussen, om je te 'begrijpen'. (Dat zelfs erfzonde of zondeval nog zo diep gaan bij Smedes, dat kan ik werkelijk niet goed 'invoelen' met Kuipers in the niet-air, die zoveel ziet in anderhalf uur rond; leg al de religie eens op een hoop daar op aarde: mensheid!, dat zou hij moeten roepen als kardinaal van de nieuwsgierige mens, maar daar is hij ook al te bescheiden voor).

Ik denk dat mevrouw Atsou toch ook nog iets anders bedoelde met de tijger als *object* van de ervaring. Maar dat laat ze ongetwijfeld zelf wel weten.

Jan Riemersma zei

Beste Emanuel, ik vond niet eerder tijd om te reageren. Verder vermoed ik dat we het meeste over deze kwestie ook al gezegd hebben tijdens onze laatste intensieve gedachtenuitwisseling (email). Maar ik begrijp dat je juist graag een reactie hebt op déze tekst omdat dit de meest systematische weergave is van de gedachten die je over dit onderwerp hebt.

Laat ik eerst zeggen op welke punten ik het met je eens ben. Ik geloof ook dat een coherente denkwijze (die op formele wijze kan worden beschreven door onze klassieke wetten van de logica) voor de mens onmisbaar is, of, zoals jij dat zegt, constitutief is.
Verder denk ik ook dat wij geen onbemiddelde toegang hebben tot de gehele werkelijkheid. Je kunt de werkelijkheid in twee delen knippen, namelijk de werkelijkheid waar ik (intellectueel) geen toegang toe heb en de werkelijkheid waar ik (intellectueel) wel toegang toe heb: de wereld voor ons (fenomenale wereld, de wereld zoals deze aan mij verschijnt, enz.)

Nu meen jij dat onze coherente denkwijze wel van kracht moet zijn in de wereld waar ik intellectueel toegang toe heb, aangezien deze ‘constitutief’ is voor de wereld zoals wij die kennen. Deze constructie doet een beetje denken aan die van de man die zijn sleutel zoekt in het licht van de lamp: buiten de lichtkring kan hij de sleutelbos toch niet zien.

Het is natuurlijk waar dat wij een brein hebben dat pas excelleert als het kan nadenken over zaken die een coherente ordening hebben. Laat een klein kind een goochelaar zien die een balletje tegelijkertijd uit het linker en het rechteroor haalt en je zult het denkvermogen van het kind op zijn prille grondvesten doen schudden.

We moeten, om een goed begrip van het probleem te krijgen, echter wel onderscheid maken tussen ons praktische en theoretische vermogen om na te denken over de werkelijkheid. Het praktische vermogen komt voort uit de wijze waarop het brein werkt: de neiging om alle informatie coherent te ordenen is ingebakken (hard wired). Het brein is ‘paraconsistent’. De neiging om de werkelijkheid te ordenen komt, evenal de grondslagen van onze moraal, voort uit evolutionaire noodzaak. Op zich is deze neiging ‘contingent’. Er is geen theoretische onderbouwing voor de neiging om onze gedachten coherent te ordenen.

...

Jan Riemersma zei

... (vervolg van vorig bericht)

Theoretisch is er daarom ook geen enkele noodzaak om onze gedachten coherent te ordenen. En –dit is belangrijk voor onze gedachtenuitwisseling- het lukt ons ook redelijk om na te denken over een niet logische ordening. We zijn zelfs in staat om na te denken over de betekenis van paraconsistente logica’s.

Voorts is het wel mogelijk om aan te geven wat een contradictie is en waar dus het BNT betrekking op heeft. Formeel spreken we van een tegenstelling als de volgende formule wáár is: (P & niet-P). Wel, als dit inderdaad alles is wat we bedoelen met een echte tegenstelling, dan is het eenvoudig om te laten zien dat tegenstellingen bestaan: als ik op een kruispunt ga staan en tegelijkertijd naar links en rechts wijs, dan geldt formeel: (ik wijs naar rechts en ik wijs niet naar rechts). Hiertegen maakt echter elke goed opgeleide filosoof bezwaar: dit is immers geen echte tegenstelling? Er is pas sprake van een echte tegenstelling als men met één en dezelfde hand zowel naar links als niet naar links wijst. Zeker. Maar deze bepaling staat niet in de formule! Theoretici morrelen net zo lang aan het begrip echte tegenstelling totdat ze zeker weten dat geen mens ooit in staat zal zijn om het bestaan van een tegenstelling te demonstreren. Deze theoretische weergave van het BNT is echter artificieel en kan niet verhullen dat wij in de praktijk wel degelijk in staat zijn om aan te geven wat conflicten zijn. Conflicten komen voor in ons gedachteleven. Zodra wij theorieën opstellen die onze conceptuele noties op enigszins geordende wijze moeten vastknopen aan onze waarnemingen, dan duurt het niet lang of wij worden geconfronteerd met tegenstellingen, anomalieën en conflicten. Deze komen dus ruimschoots voor in ‘onze’ wereld. Iedereen die gelooft dat een tegenstelling een ‘ding’ is, is op het verkeerde been gezet. Tegenstellingen komen voor in onze weergave van de werkelijkheid, het zijn constructie.

De vraag is nu of het ons ooit zal lukken om een beeld van de werkelijkheid te construeren dat past bij onze waarnemingen en dat geheel vrij is van conflicten. Het antwoord is: nee, dat is onwaarschijnlijk. Onze neiging om een dergelijke wereld te construeren, stoelt namelijk op niets anders dan de evolutionaire noodzaak om ons adequaat te gedragen. Er is geen fysische of rationele noodzaak toe. Wel, als het verstand de werkelijkheid coherent ordent louter en alleen omdat dit adequaat gedrag mogelijk maakt, dan zou het voorts uiterst onwaarschijnlijk zijn als deze neiging toevalligerwijs ook voldoende is om al onze betrouwbare uitspraken (let op: dat zijn er heel erg veel!) over de werkelijkheid zo te ordenen dat er geen conflicten uit af te leiden zijn.

Emanuel Rutten zei

Beste Jan,

Bedankt voor je reactie. In mijn bijdrage ga ik uit van het cruciale verschil tussen wat ik de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf noem. Wij zijn als mensen geworpen in de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons vormt voor ons de onoverschrijdbare horizon van al ons denken en spreken. Het is, zo je wilt, de lichtruimte waarin wij ons bevinden. Speculeren over het 'op zichzelf' van de-wereld-voor-ons heeft dan ook geen enkele zin, precies omdat een dergelijke speculatie veronderstelt dat wij buiten de grenzen van de-wereld-voor-ons zouden kunnen treden, hetgeen principieel onmogelijk is.

De-wereld-voor-ons is dan ook het voor ons allesomvattende, het voor ons volledig hermetische dat wij op geen enkele manier als een object voor ons kunnen plaatsen. Wij kunnen geen positie buiten de-wereld-voor-ons innemen en daarom is het zinloos om uitspraken te doen over de ontologische aard en de uiteindelijke herkomst van de wereld-voor-ons. Ja, zelfs de uitspraak dat er een verschil bestaat tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf betreft uiteindelijk niets meer of minder dan een menselijke, al te menselijke, wereld-voor-ons-uitspraak, net zoals alles wat ik tot dusver in deze reactie schreef (en überhaupt ooit schreef en zal schrijven).

Zie je nu hoe inclusief, hoe allesomvattend, de-wereld-voor-ons is? Nimmer zullen wij als mensen buiten haar kunnen treden om bijvoorbeeld tot de conclusie te komen dat een bepaald voor haar constitutief beginsel (zoals het BNT) al dan niet geldig is voor de-wereld-in-zichzelf. De wereld-in-zichzelf is en blijft voor ons voorgoed verborgen.

Is dit alles problematisch? Nee, dit is geenszins het geval. Er is immers nog steeds objectieve kennis mogelijk, namelijk objectieve kennis binnen de context van de-wereld-voor-ons.

Groet,
Emanuel

MNb zei

"We nemen dus nimmer tegelijkertijd het elektron als deeltje én als golf waar."
Dit is correct maar om iets andere reden dan hier gepresenteerd. Ik heb er mijn Elementary Modern Physics van Weidner en Sells voor de zekerheid op na geslagen.
Het draait hier om het complementariteitsprincipe. Sommige experimenten onthullen het golf-karakter van deeltjes (ook als ze massaloos zijn); dan is het materie-karakter onderdrukt. Andere experimenten doen precies het omgekeerde. Dit leidde tot Heisenberg's Onzekerheidsrelatie, de Schrödervergelijkingen en tot Feinman's padintegralen. Het gaat niet zozeer om gelijktijdigheid, zoals het woord tegelijkertijd suggereert. Het gaat erom dat de experimentator, de waarnemer bepaalt welk karakter het deeltje aanneemt.
Daarmee wordt de tegenstelling deeltje/golf, die onder andere tussen Newton en Huygens verhitte discussies heeft opgeleverd opgeheven. Het zijn twee keerzijden van dezelfde munt.
Dit spreekt uw betoog niet tegen, maar versterkt het integendeel.