In mijn master-thesis verdedig ik de stelling dat toeval niet bestaat. Deze stelling verdedig ik uitsluitend als claim over de wereld zoals zij door ons als mensen verstaan en aangenomen wordt en dus niet als claim over de wereld zoals deze los van ons perspectief op zichzelf bestaat. Over hoe de wereld op zichzelf is kunnen wij als mens namelijk helemaal niets vaststellen omdat wij als mens nimmer buiten onze menselijke cognitieve vermogens kunnen treden.
Mijn argumentatie komt op het volgende neer. Een gebeurtenis waarvoor geen alternatieven gelden is natuurlijk niet toevallig. Gebeurtenissen zonder alternatieven hebben immers hun grond in het gegeven dat er niets anders kon gebeuren dan dat wat er feitelijk gebeurd is. We hebben het hier anders gezegd over onvermijdelijke gebeurtenissen. Er is dus geen toeval indien alle gebeurtenissen alternatiefloos zouden zijn.
Laten we daarom aannemen dat er gebeurtenissen zijn waarvoor wel alternatieven in het spel zijn. Een dergelijke gebeurtenis betreft dus de realisatie van één mogelijkheid uit een aantal alternatieve mogelijkheden. Er is hier dus precies één mogelijkheid uit meerdere mogelijkheden geselecteerd. Op de een of andere manier heeft er dus een identificatie plaatsgevonden, namelijk de identificatie van precies één alternatief uit een aantal eveneens realiseerbare mogelijke alternatieven.
Deze uitverkiezing of selectie heeft hoe dan ook plaatsgevonden. Er moet daarom 'iets' in de natuur zijn dat er uiteindelijk voor verantwoordelijk is dat nu juist deze mogelijkheid en niet één van de andere mogelijkheden tot stand kwam. Deze alternatieven hadden als zijnde alternatieven immers net zo goed gerealiseerd kunnen worden.
Dit 'iets' in de natuur ligt dus uiteindelijk aan de uitverkiezing of selectie en daarmee aan de realisatie van de feitelijk gerealiseerde mogelijkheid ten grondslag. Dit ‘iets’ vormt zo het antwoord op de vraag waarom nu juist de gerealiseerde mogelijkheid werd gerealiseerd en niet één van de alternatieve net zo goed realiseerbare mogelijkheden.
Genoemd 'iets' moet dus een bepaalde eigenschappen bezittende reeël bestaande natuurwerking zijn, welke wij met recht de grond van de gebeurtenis kunnen noemen. Kortom, ook gebeurtenissen waarvoor alternatieven in het spel zijn moeten een voldoende grond hebben. De conclusie moet daarom luiden dat toeval niet bestaat.
Zoals gezegd is deze conclusie natuurlijk niet gerechtvaardigd als claim over de wereld beschouwd vanuit een hypothetisch absoluut archimedisch punt. Over de wereld zoals zij in en voor zichzelf is kunnen wij immers niets weten omdat wij genoemd absoluut standpunt onmogelijk kunnen innemen. De conclusie dat toeval niet bestaat is dus uitsluitend gerechtvaardigd als claim over de wereld zoals wij haar met onze inherente cognitieve vermogens aannemen.
maandag 20 september 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
9 opmerkingen:
"Er moet daarom 'iets' in de natuur zijn dat er uiteindelijk voor verantwoordelijk is dat nu juist deze mogelijkheid en niet één van de andere mogelijkheden tot stand kwam"
"Kortom, ook gebeurtenissen waarvoor alternatieven in het spel zijn moeten een voldoende grond hebben"
Is dit geen cirkelredenering? Je poneert eerst het principe van de voldoende grond (eerste citaat) en daaruit concludeer je dan het principe van de voldoende grond (tweede citaat). Maar wat rechtvaardigt dat principe?
Bedankt voor je reactie. Het tweede citaat is niet bedoeld als logische gevolgtrekking uit het eerste citaat. Met beide citaten breng ik hetzelfde punt onder woorden, namelijk dat de identificatie, selectie ofwel uitverkiezing van nu juist deze mogelijkheid uit allerlei alternatieve evengoed realiseerbare mogelijheden wijst op een bepaalde reeël bestaande, met substantiële eigenschappen behepte, natuurwerking die aan genoemde uitverkiezing ten grondslag ligt.
Zowel het 'iets' van het eerste citaat als de 'voldoende grond' van het tweede citaat verwijzen naar deze reeël bestaande natuurwerking.
Groet,
G.J.E. Rutten
OK, maar wat noodzaakt tot die "bepaalde reeël bestaande, met substantiële eigenschappen behepte, natuurwerking"? Het uiteenvallen van een radioactieve atoomkern is niet te voorspellen. Je kent alleen de halfwaardetijd. Betekent dat dat er op ieder moment zo'n "bepaalde reeël bestaande, met substantiële eigenschappen behepte, natuurwerking" actief is die kiest tussen uiteenvallen en niet uiteen vallen? En was er ook zo'n keuze bij de Big Bang?
In de lijn van mijn betoog zou je kunnen stellen dat er uiteindelijk toch ook een substantiële natuurwerking ten grondslag moet liggen aan het uiteenvallen van een atoomkern en de Big Bang. Uit het feit dat de fysica met kansverdelingen werkt om grip op deze gebeurtenissen te krijgen volgt immers nog niet dat op ontologisch niveau dergelijke gebeurtenissen absoluut willekeurig zijn.
Vergelijk in dit verband jouw voorbeeld van de dobbelsteen. Uit het gegeven dat de wetenschap met kansverdelingen werkt om de uitkomst van een worp te voorspellen volgt niet dat de uitkomsten van deze worpen echt toevallig zijn.
In het licht van mijn betoog zou je kunnen verwachten dat er achter de statistiek van de kwantummechanica een fundamentelere theorie schuilgaat die beschrijft wat er daadwerkelijk gebeurd wanneer bijvoorbeeld een atoomkern uiteenvalt.
Je zou krampachtig naar een deterministische theorie kunnen zoeken die de kwantummechanica moet verklaren, en er zijn mensen als David Bohm die dat hebben gedaan. Zonder succes, overigens. Dat zou je kunnen doen, maar waarom? De kwantummechanica is zo’n beetje de best geteste wetenschappelijke theorie. Waarom zou je er dan nog wat achter moeten zoeken? Omdat je zo graag een deterministische verklaring hebt? Er is niets in de wetenschap dat daar om vraagt. En je heft er niet de kwantumonzekerheid mee op, want dat is een experimenteel getoetste natuurwet. Het nadeel van deterministische verklaringen is dat ze zelf steeds weer om een verklaring vragen, namelijk de verklaring van waarom de verklaring is zoals die is. Als je een fundamenteel toeval erkent als een verklaring van zichzelf, houdt het daar vanzelf mee op.
Mijn vorige antwoord volstaat wat mij betreft eveneens als antwoord op jouw laatste reactie.
Toch een kleine aanvulling: Uit de stelling dat toeval niet bestaat volgt niet automatisch dat alle natuurprocessen deterministisch zijn. Ik ga namelijk uit van het bestaan van vrije wil. Het bestaan van vrije wilsacten voorkomt dat een wereld zonder toeval automatisch een wereld is waarin alles deterministisch vastligt. Op mijn blog geef ik een aantal argumenten voor het bestaan van de vrije wil.
Wellicht een stomme vraag hoor, maar ik begrijp niet zo goed hoe een wereld waarin toeval niet bestaat te rijmen valt met een wereld waarin we een vrije wil bezitten en dus keuzevrijheid hebben een alternatief te kiezen, (in plaats van een voorbestemde keuze (die dus geen keuze meer is aangezien een keuze de mogelijkheid impliceert een alternatief te kiezen.))
Je snapt vast wat ik bedoel maar mijn uitlegskills zijn nu niet geweldig.
Daarnaast las ik een artikel van je over het finetuning argument: http://gjerutten.blogspot.com/2013/03/het-finetuning-argument-een-dialoog.html waarin je spreekt over bruut toeval. Wat is de reden waarom toeval enerzijds niet bestaat maar anderzijds gebruikt om het bestaan van God te legitimeren omdat het te toevallig zou zijn dat er leven mogelijk is in dit universum. Daarnaast zeg je het eens te zijn dat het gaat om bruut toeval dat jij of ik geboren worden. Hoe is dit te rijmen met het niet bestaan van toeval? En vanwaar is een onderscheid tussen ''normaal toeval'' en ''bruut toeval'' nuttig?
Daarnaast vraag ik me af in hoeverre een geloof in een niet alwetende God onnodig is. Ik kan me immers een God voorstellen die wel weet hoe het zal vergaan met de levens van mensen in hun toekomst maar hier geen directe invloed op heeft doordat ze, hen laat leven en besluiten laat nemen vanuit een vrije wil.
Neem een regisseur die haar toneelspelers een improvisatie laten doen. Nu is dit een zeer bijzondere regisseur die al van te voren weet wat zijn toneelspelers zullen gaan doen, zelf alvorens die toneelspelers dit zelf weten. De toneelspelers zijn toch wel degelijk degenen die de keuzes voor de improvisatie maken nietwaar? Waarom behoort niet niet tot een mogelijke eigenschap die God bezit, alwetend maar niet ingrijpend in de wereld om zich heen.
En als zelfs God niet weet wat de toekomst brengt. Geeft dit dan juist geen ruimte voor toeval, aangezien zelfs God verrast kan worden. Er is denk ik geen situatie waar het woord toeval toepasselijker op is.
Dit stuk laat mij niet los blijkbaar:
Waarom gelooft u niet in het bestaan van een alwetende God in de zin dat door de vrije wil van de mens zelfs God de keuzes van de mens en de weg die zij zal lopen niet kent, als u gelijktijdig zegt dat God huilde bij de schepping omdat hij wist wat de schepping teweeg zou brengen.
Verder begrijp ik niet zo goed hoe het niet bestaan van toeval niet kan leiden tot determinisme. Als vanaf het begin van de tijd er een causale keten bestaat waardoor alles een gevolg is en dus een oorzaak heeft waaruit niet te breken val dan blijft er toch weinig over van een vrije wil? Hoe kan deze causale keten vanaf het begin van de tijd doorbroken worden zonder toeval?
Geen toeval betekent toch dat alles een causale relatie is, (deterministisch) met als gevolg: geen vrije wil?
Het ontbreken van een intentie, bijvoorbeeld struikelen heeft ook een oorzaak. Maar misschien door het ontbreken van de intentie zou je kunnen zeggen dat het om toeval gaat.
Een reactie posten