A preprint version of my academic paper titled 'A Renewed Argument for the Existence of a First Cause' is now online available on my website.
The article is intended for publication in a peer-reviewed scientific journal. Comments on the preprint are highly appreciated.
woensdag 25 augustus 2010
zondag 22 augustus 2010
Een nieuw argument voor de vrije wil?
Leibniziaanse cosmologische argumenten, zoals die van Leibniz zelf, Clarke, Koons en Pruss betreffen argumenten voor een noodzakelijk bestaande oorzaak van de cosmos.
Stel dat tenminste één van deze argumenten voldoende plausibel is. In dat geval is er dus een noodzakelijk bestaand object, zeg A, dat geldt als de oorzaak van de cosmos.
Welnu, de cosmos bestaat zelf niet noodzakelijk. De natuurwetten hadden immers onvergelijkbaar anders kunnen zijn. Eveneens had er sprake kunnen zijn van volstrekt andere natuurentiteiten. De cosmos bestaat dus contingent.
Hieruit volgt dat A de cosmos niet noodzakelijk veroorzaakt. Het is anders gezegd niet noodzakelijk dat A de cosmos veroorzaakt. Immers, object A bestaat zelf noodzakelijk. Indien A de cosmos noodzakelijk zou veroorzaken, dan zou de cosmos eveneens noodzakelijk bestaan, hetgeen, zoals we zagen, niet het geval is.
Het gegeven dat A de cosmos veroorzaakt is dus contingent. Maar hoe is dit mogelijk? Wanneer we 'bruut toeval' als metafysische categorie uitsluiten, hetgeen plausibel lijkt, dan is er maar één redelijk antwoord mogelijk: een vrije wilsact van A.
Er bestaat dus een object, i.e. A, met een vrije wil. Kortom, de vrije wil bestaat.
Stel dat tenminste één van deze argumenten voldoende plausibel is. In dat geval is er dus een noodzakelijk bestaand object, zeg A, dat geldt als de oorzaak van de cosmos.
Welnu, de cosmos bestaat zelf niet noodzakelijk. De natuurwetten hadden immers onvergelijkbaar anders kunnen zijn. Eveneens had er sprake kunnen zijn van volstrekt andere natuurentiteiten. De cosmos bestaat dus contingent.
Hieruit volgt dat A de cosmos niet noodzakelijk veroorzaakt. Het is anders gezegd niet noodzakelijk dat A de cosmos veroorzaakt. Immers, object A bestaat zelf noodzakelijk. Indien A de cosmos noodzakelijk zou veroorzaken, dan zou de cosmos eveneens noodzakelijk bestaan, hetgeen, zoals we zagen, niet het geval is.
Het gegeven dat A de cosmos veroorzaakt is dus contingent. Maar hoe is dit mogelijk? Wanneer we 'bruut toeval' als metafysische categorie uitsluiten, hetgeen plausibel lijkt, dan is er maar één redelijk antwoord mogelijk: een vrije wilsact van A.
Er bestaat dus een object, i.e. A, met een vrije wil. Kortom, de vrije wil bestaat.
vrijdag 13 augustus 2010
Kan volgens Kierkegaard een esthetisch leven ethisch zijn?
Kierkegaard maakt in zijn Of/Of een onderscheid tussen een esthetische en ethische manier van leven. De esthetische ironische levenswijze wordt gekenmerkt door een algehele vrijblijvendheid en ongebondenheid waarin alles om het even is, terwijl de ethische verbindende levenshouding wordt bepaald door een duurzame keuze waarvoor in alle ernst verantwoordelijkheid wordt genomen.
De vraag is echter wat Kierkegaard zou zeggen tegen een estheet die stelt oprecht en resoluut in alle vrijheid en ernst te kiezen voor zijn of haar esthetische leven. Maakt zo'n keuze een dergelijk leven niet alsnog ethisch? Er kunnen echter, uitgaande van Kierkegaard's denken, drie argumenten worden gegeven voor de stelling dat een estheet niet voor zijn esthetische leven kan kiezen.
1) Het leven van de estheet wordt naar haar kern gekarakteriseerd door de weigering om te kiezen. Een estheet kiest dus per definitie nooit. Het is daarom eenvoudigweg conceptueel incoherent om te beweren dat een estheet voor zijn of haar esthetische leven zou kunnen kiezen. Een dergelijke uitspraak valt te vergelijken met contradictoire concepties als 'vierkante cirkel' of 'getrouwde vrijgezel'.
2) Een keuze gaat altijd gepaard met het nemen van verantwoordelijkheid voor de ingeslagen weg. Welnu, het nemen van verantwoordelijkheid is een estheet vreemd. Een estheet neemt helemaal nergens verantwoordelijkheid voor. Precies daarom is het onmogelijk voor een estheet om als estheet te kiezen. Zodra een estheet kiest houdt hij of zij dus op estheet te zijn.
3) Een keuze betreft altijd een positieve inhoud. De voorkeur om zich met niets te willen verbinden is echter louter negatief en daarom geen keuze.
(Met dank aan A.P. den Dulk wiens uitstekende artikel 'Voorbij de doelloze ironie' in de bundel 'Het postmodernisme voorbij?' ik onlangs las en die mij een eerste schets van een antwoord op genoemde vraag stuurde waaraan ik bovengenoemde drie argumenten grotendeels ontleen)
De vraag is echter wat Kierkegaard zou zeggen tegen een estheet die stelt oprecht en resoluut in alle vrijheid en ernst te kiezen voor zijn of haar esthetische leven. Maakt zo'n keuze een dergelijk leven niet alsnog ethisch? Er kunnen echter, uitgaande van Kierkegaard's denken, drie argumenten worden gegeven voor de stelling dat een estheet niet voor zijn esthetische leven kan kiezen.
1) Het leven van de estheet wordt naar haar kern gekarakteriseerd door de weigering om te kiezen. Een estheet kiest dus per definitie nooit. Het is daarom eenvoudigweg conceptueel incoherent om te beweren dat een estheet voor zijn of haar esthetische leven zou kunnen kiezen. Een dergelijke uitspraak valt te vergelijken met contradictoire concepties als 'vierkante cirkel' of 'getrouwde vrijgezel'.
2) Een keuze gaat altijd gepaard met het nemen van verantwoordelijkheid voor de ingeslagen weg. Welnu, het nemen van verantwoordelijkheid is een estheet vreemd. Een estheet neemt helemaal nergens verantwoordelijkheid voor. Precies daarom is het onmogelijk voor een estheet om als estheet te kiezen. Zodra een estheet kiest houdt hij of zij dus op estheet te zijn.
3) Een keuze betreft altijd een positieve inhoud. De voorkeur om zich met niets te willen verbinden is echter louter negatief en daarom geen keuze.
(Met dank aan A.P. den Dulk wiens uitstekende artikel 'Voorbij de doelloze ironie' in de bundel 'Het postmodernisme voorbij?' ik onlangs las en die mij een eerste schets van een antwoord op genoemde vraag stuurde waaraan ik bovengenoemde drie argumenten grotendeels ontleen)
donderdag 5 augustus 2010
Over Leibniz' beginsel van voldoende reden
Leibniz’ beginsel van voldoende reden kent meerdere variaties. Globaal gesproken kunnen al deze variaties teruggebracht worden tot twee varianten. De eerste (alethische) variant luidt: “Voor iedere ware propositie P geldt dat er een voldoende reden is voor het waar zijn van P”. De tweede (ontologische) variant kan als volgt geformuleerd worden: “Voor elk bestaand object O geldt dat er een voldoende reden is voor het bestaan van O”. De eerste variant is sterker dan de tweede variant. Het is dan ook onterecht om beide varianten over één kam te scheren zoals sommige filosofen (e.g. Michael Della Rocca in zijn artikel ‘PSR’) doen.
Tegenwoordig zijn er nauwelijks nog filosofen die de eerste variant van Leibniz’ beginsel accepteren. De belangrijkste reden hiervoor is de door Peter van Inwagen in zijn artikel ‘An Essay on Free Will’ gegeven overtuigende weerlegging van de eerste variant.
In een nieuwe bijdrage op filosofieblog.nl bespreek ik deze weerlegging en laat ik zien dat zij niet benut kan worden om ook de tweede variant van Leibniz’ beginsel te verwerpen. De tweede variant blijft dus staan, ook na Peter van Inwagen’s overtuigende weerlegging van de eerste variant. Dit is niet onbelangrijk voor de godsdienstfilosofie omdat een aantal hedendaagse kosmologische argumenten voor het bestaan van God gebaseerd zijn op de tweede variant en niet op de eerste variant van Leibniz’ beginsel.
Tegenwoordig zijn er nauwelijks nog filosofen die de eerste variant van Leibniz’ beginsel accepteren. De belangrijkste reden hiervoor is de door Peter van Inwagen in zijn artikel ‘An Essay on Free Will’ gegeven overtuigende weerlegging van de eerste variant.
In een nieuwe bijdrage op filosofieblog.nl bespreek ik deze weerlegging en laat ik zien dat zij niet benut kan worden om ook de tweede variant van Leibniz’ beginsel te verwerpen. De tweede variant blijft dus staan, ook na Peter van Inwagen’s overtuigende weerlegging van de eerste variant. Dit is niet onbelangrijk voor de godsdienstfilosofie omdat een aantal hedendaagse kosmologische argumenten voor het bestaan van God gebaseerd zijn op de tweede variant en niet op de eerste variant van Leibniz’ beginsel.
Abonneren op:
Posts (Atom)