zaterdag 9 oktober 2021

Wat is het subject van het predicaat 'overtuigend'?

We prediceren het overtuigende niet van de inhoud, niet van de stijl, niet van de structuur en ook niet van de voordracht van de redevoering. Maar waarvan prediceren we het dan wel? De vraag lijkt wellicht vreemd. Prediceren we niet gewoon het overtuigende van de inhoud? Met het stellen van de vraag wil echter een diepe retorische waarheid uitgedrukt zijn. Wat is het dat overtuigt? Waarvan zeggen we dat het overtuigend is? Zeggen we het van de inhoud van de redevoering? Nee. Van de vorm ervan? Nee. Van de structuur? Nee. Van de voordracht? Nee. In wat volgt zal ik toelichten waarvan we het dan wel zeggen.

De inhoud van een redevoering is op zichzelf beschouwd niet datgene wat overtuigt. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de stijl. Het is het geheel van inhoud, opbouw, verwoording en voordracht tezamen dat al dan niet overtuigt. Alleen van dat geheel prediceren we het overtuigende. De inhoud van een redevoering draagt, net zoals bijvoorbeeld de voordracht of vorm ervan, uiteraard wel bij aan het overtuigende. Want het maakt deel uit van genoemd geheel. Maar het is niet de drager van het overtuigende. Het is niet datgene waarvan we zeggen dat het overtuigt. Dat zeggen we alleen van het geheel.

Vergelijk de genera. Aristoteles leert dat elk zijnde, elke substantie een eenheid is van vorm en materie. Neem nu een zijnde. Bijvoorbeeld Jan. Jan behoort tot het genus, tot het geslacht ‘mens’. We prediceren ‘mens’ van Jan. We prediceren dus ‘mens’ van het gehele zijnde en niet van Jans materie of vorm. Waarvan prediceren we dus het genus? Van de materie? Nee. Van de vorm? Nee. We prediceren het genus van het gehele uit vorm en stof bestaande zijnde. In het geval van de genera prediceren we het genus van het gehele zijnde en dus niet alleen van de vorm of materie. Zo ook hier. We kunnen een formeel onderscheid maken tussen inhoud en andere aspecten zoals vorm en voordracht. Maar het is uiteindelijk het geheel dat overtuigt. Of niet natuurlijk.

Uiteraard dient iedere inhoud altijd al in een bepaalde vorm gegoten te zijn om mededeelbaar te zijn. Maar de retorische vorm is meer dan deze noodzakelijke vorm. De retorische vorm omvat stijlmiddelen en opbouw. Binnen een retorische context wordt met ‘vorm’ dan ook altijd zowel uitdrukkingswijze of taalgebruik en structuur of ordening bedoeld. Beide behoren tot de vorm oftewel de schikking in taal. Dat is inherent aan de retorische beschouwingswijze. Het gaat steeds om een retorisch rijke vorm vervat in genoemd geheel. En dat geheel omvat zoals gezegd zelfs nog meer, zoals de voordracht. Alleen dát geheel overtuigt. Alleen daarvan prediceren we het overtuigende. Alleen dat geheel is het subject van het predicaat 'overtuigend'.

Geen opmerkingen: