woensdag 19 oktober 2011

Susan Neiman over Karl Marx

“Metaforen hebben een lange levensduur, en Marx’ beschrijving van religie als opium voor het volk heeft ons allemaal op een dwaalspoor gebracht. […] [Z]ijn visie op religie is doordachter en minder neerbuigend dan die van de meeste linkse critici die na hem kwamen. Verre van de behoefte aan religie te herleiden tot economische behoeften, noemde Marx godsdienstkritiek juist de hoofdvoorwaarde voor alle andere vormen van kritiek, omdat hij begreep hoe groot de macht van de religie was. Hier volgt wat hij feitelijk schreef in het fragment dat culmineert in zijn befaamde uitspraak over opium:

Religie is de algemene theorie van de wereld, haar encyclopedie, haar logica in gepopulariseerde vorm, haar spirituele point d’honneur, haar hartstocht, haar morele dwangmiddel, haar heilige complement, en de algemene grond voor de voleindiging en de rechtvaardiging van deze wereld […]. Religieus lijden is tegelijkertijd de uitdrukking van het reële lijden. Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, zoals ze ook de ziel is van zielloze omstandigheden. Godsdienst is de opium van het volk


[…] In de uitleg van Marx is religie de kracht die de wereld alert houdt. Hart van een harteloze wereld evoceert zowel liefde als moed […]. Het oordeel van Marx over de krachten die tegen religie in het veld werden gebracht was al even scherpzinnig als zijn oordeel over de macht ervan […]:

De bourgeoisie […] heeft de meest hemelse extases van religieuze vervoering verdronken in het ijzige water van zelfzuchtige berekening. […] Alles wat vastheid geeft gaat in rook op, alles wat heilig is wordt ontwijd

Natuurlijk is hier sprake van ironie en verbaal vuurwerk, maar daarbij voegt zich ambivalentie. Marx neemt tegenover het religieuze standpunt welbeschouwd geen minachtende houding in. Er ging iets essentieels verloren toen burgerlijke berekening in de plaats kwam van religieuze devotie, zodat het terecht is als we een gemis ervaren. De ambivalentie van Marx tegenover het heilige klinkt door in de hedendaagse kritiek […]”

(Susan Neiman, Morele helderheid, p. 99-100).

5 opmerkingen:

nand braam zei

Een correctie: “Metaforen hebben een lange levensduur, en Marx’ beschrijving van religie als opium voor het volk heeft ons allemaal op een dwaalspoor gebracht.”

“Religie als opium voor het volk” moet, volgens mij, zijn “opium van het volk”.

Emanuel Rutten zei

Hoi Nand,

Je hebt gelijk! Dank voor jouw correctie.

Groet,
Emanuel

nand braam zei

Deze vergissing komt veel voor.

Marx had het over opium van het volk:” Das religiöse Elend ist in einem der Ausdruck des wirklichen Elendes und in einem die Protestation gegen das wirkliche Elend. Die Religion ist der Seufzer der bedrängten Kreatur, das Gemüt einer herzlosen Welt, wie sie der Geist geistloser Zustände ist. Sie ist das Opium des Volks.
K. Marx: 'Zur Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie' (Einleitung)”

Lenin had het over opium voor het volk: “Die Religion ist das Opium für das Volk. Die Religion ist eine Art geistigen Fusels, in dem die Sklaven des Kapitals ihr Menschenantlitz, ihren Anspruch auf ein auch nur halbwegs menschenwürdiges Dasein ersäufen.
Vladimir Iljitsch Lenin: 'Sozialismus und Religion'”

MNb zei

Nog een vergissing is dat het citaat van Marx is. Het is van de Duitse dichter Novalis.
"Uw zogenaamde godsdienst werkt alleen maar als een opiaat: prikkelend, verdovend, verdriet uit zwakheid stillend."
Bronnen: Paul Johnson, Intellectuals, London 1988
Georg Büchmann, Geflügelte Worte, 6e druk, Frankfurt 1991.

Emanuel Rutten zei

Beste MNb,

Interessant dat ook Novalis een door hem afgekeurde verschijningsvorm van religie in verband brengt met opium. Dat wist ik niet.

Groet,
Emanuel