woensdag 11 mei 2011

Politeia: Techniek, Wetenschap, Filosofie

Plato maakt in Politeia een onderscheid tussen wetenschap en techniek. Techniek is gericht op de empirie, i.e. het zichtbare, het concrete, het veranderlijke, het materiële.

Daarentegen heeft wetenschap bij Plato juist géén betrekking op het empirische. Wetenschap (en dan met name de rekenkunde, meetkunde, stereometrie, theoretische astronomie en de leer van de harmonische verhoudingen) houdt zich bezig met het onzichtbare, het abstracte, het onveranderlijke, het immateriële.

Alléén de wetenschap, het domein van ons intellect, levert onfeilbare kennis (episteme). Zij die zich uitsluitend met de empirie bezighouden, het domein van onze zintuigen, komen daarentegen nooit verder dan slechts feilbare mening (doxa), aldus Plato.

Verder vinden we bij Plato, in tegenstelling tot bij Aristoteles, geen metafysica als aparte discipline. Wel brengt Plato een fundamenteel verschil aan tussen de wetenschappen en de filosofie.

De filosofie heeft als doel om het onveranderlijke geheel van alle abstracta te overzien om zo uiteindelijk door te dringen tot het eerste beginsel van de werkelijkheid zelf, i.e. de ultieme oorsprong van al het abstracte en al het concrete; de bron van alle betekenis en alle dingen.

3 opmerkingen:

filosofiewetenschapkunst.web-log.nl zei

Ik heb twijfels over wat je zegt over Plato’s onderscheid tussen techniek (techne) en kennis (episteme). Kun je aangeven waar in ‘Politeia’ je het door jou beschreven onderscheid vindt?

Het onderscheid dat jij noemt lijkt namelijk meer het moderne onderscheid te zijn, zoals we misschien enigszins ook bij Aristoteles aantreffen maar welk onderscheid miskent dat bij de antieken en zeker bij Plato de relatie tussen techne en episteme veel nauwer is dan jij het voorstelt: episteme staat niet tegenover techne en empirie, maar techne staat samen met episteme tegenover de empirie: net als ons - van techne afgeleide – woord techniek lijk techne vooral toegepaste kennis te zijn, waardoor techne wel en empirie geen episteme bevat. Zo spreekt volgens mij Plato bv. over rekenkunde als de techne, berustend op een vaardigheid en activiteit, die is gebaseerd op de getaltheorie als episteme, berustend op een passieve schouw der dingen (en juist omdat de rekenkunde op episteme berust brengt deze techne geen doxa maar zekerheid en nauwkeurigheid voort!). En is bv. de regeringskunst van de koning-filosoof een techne, gebaseerd op episteme als de kennis van de Ideeën en het Goede. In ‘Politeia’ en ‘Timaeus’ formuleert Plato techne vooral als de kunst om de Vormen te imiteren: de filosoof-koning produceert wetten en de Demiurg produceert de kosmos door de eeuwige Vormen te schouwen en te imiteren. In feite verruimt Plato het begrip van techne zodanig dat ook het bereiken van episteme op zijn beurt een techne vereist: zo zou Plato bv. ook Descartes’ beroemde methode om tot zekere kennis te komen een techne noemen.

Jouw onderscheid lijkt wel op Aristoteles’ onderscheid in ‘Ethica Nicomachea’ 1139-1140, waar Aristoteles in feite tegen Plato aanvoert dat episteme op het onveranderlijke en techne op het veranderlijk is gericht. Daarmee lijkt hij te bedoelen dat waar de waarheden van de episteme noodzakelijk en eeuwig zijn, techne contingentie en onzekerheden meebrengt: de arts kan onveranderlijke kennis van gezondheid hebben, maar in zijn praktijk als arts treft hij soms zieke, soms gezonde mensen aan, moet hij in het ene geval dit doen en in het andere geval iets anders om gezondheid voort te brengen en wordt gezondheid soms geheel niet bereikt. En als de arts er niet is (of geen zin heeft zijn taak te vervullen), dan wordt de zieke ook niet gezond. Bovendien is het kenmerkende van techne dat het iets produceert: reeds in de productie treedt er een verandering op. Trouwens, juist omdat contemplatie van de Ideeën in de Nous bij Plotinus noodzakelijk de wereld voortbrengt, is de wereld eeuwig en wijst Plotinus de term techne in dit verband af. Maar ook bij Aristoteles blijft techne verbonden aan episteme en staat het tegenover de empirie: de arts met techne kent de oorzaken van gezondheid (Jantje is ziek omdat hij te weinig vocht heeft zodat hij waarschijnlijk gezond wordt door te drinken), terwijl de empirische arts die oorzaken niet kent en slechts op grond van ervaring werkt (bij Pietje werkte dit, dus geef ik het ook aan Jantje).

Al met al is het overigens wel complexe materie, nu reeds de verschillende filosofen in de oudheid een moeilijk te doorgronden betekenis aan het begrip ‘techne’ toekennen en die ikzelf nog onvoldoende heb doorgrond: een goed artikel hierover is echter http://plato.stanford.edu/entries/episteme-techne/, waarnaar ik je graag verwijs (en waarvan ik grotendeels mijn informatie heb).

Emanuel Rutten zei

Zojuist ontdekte ik dat jouw reactie in mijn spamfolder terecht is gekomen. Vreemd. Nu dan alsnog mijn reactie.

In Politeia vinden we voor wat betreft de verhouding tussen wetenschap en techniek ondermeer de volgende gedachtewisseling tussen Socrates en Glaukon:

"Zullen wij dan nu proberen na te gaan welke methoden bij zo'n wetenschappelijke vorming moeten worden gebruikt en hoe een mens naar boven kan worden geleid naar het licht?
Bijzonder graag, ja.
We hebben gezien dat daarvoor een omkering van de psyche nodig was uit een nachtelijk soort dag naar de ware, wat een tocht omhoog was naar het onveranderlijke, die wij dus de ware wetenschap zullen noemen. De vraag is dus: welke vakken kunnen daartoe bijdragen? Met andere woorden, Glaukon: wanneer heeft een vak de eigenschap dat het de psyche van het veranderlijke naar het onveranderlijke trekt? Wij hebben al eerder over lichamelijke en geestelijke vorming gesproken, maar dat gesprek had uitsluitend betrekking op het veranderlijke wat de lichamelijke vorming betreft, want het lichaam is nu eenmaal onderhevig aan groei en verval...
Juist, en de geestelijke vorming hebben we alleen behandeld in verband met de ontwikkeling van het karakter. Daarbij was het niet de bedoeling kinderen kennis bij te brengen, maar gevoel voor verhoudingen, wat essentieel was, wilden ze zich tot evenwichtige mensen ontwikkelen. Maar dat leverde geen enkele bijdrage tot het doel dat we nu nastreven, namelijk de ontwikkeling van het intellect.
Dat haal je heel nauwkeurig voor me op. Inderdaad was zoiets er niet bij. Maar, mijn wonderbaarlijke Glaukon, wat zou daartoe dan wel bijdragen? Het lijkt me niet dat het zin heeft die kinderen een technisch vak te laten leren - zoiets was naar ons idee te banaal.
Natuurlijk, maar wat blijft er dan nog voor vak over?"

(Politeia, vertaling Gerard Koolschijn, p. 257-258)

Groet,
G.J.E. Rutten

MNb zei

Dan is Plato achterhaald. Sinds Popper weten we dat kennis bestaat uit het overeenstemmen van theorie en waarneming. Natuurkunde hanteert dat principe al minstens twee eeuwen en de vruchten daarvan zijn overduidelijk. Rutten maakt er gretig gebruik van met zijn weblog, want internet is één van die vruchten.