In mijn vorige bijdrage liet ik zien dat precies één van onderstaande twee proposities correct is. Zij kunnen immers niet allebei correct zijn. Evenmin kunnen zij beiden incorrect zijn. Ook liet ik zien hoe de bewering dat God bestaat volgt uit propositie (a) en hoe de bewering dat God niet bestaat volgt uit (b).
(a) Het is mogelijk dat God bestaat,
(b) Het is mogelijk dat God niet bestaat.
In deze bijdrage zal ik betogen dat (a) plausibeler is dan (b), zodat dus de claim dat God bestaat eveneens plausibeler is dan de claim dat God niet bestaat. Laten we onze aandacht allereerst richten op bewering (a). Is het mogelijk dat God bestaat?
Welnu, in een eerdere bijdrage heb ik een argument gegeven voor de bewering dat 'total nothingness' niet mogelijk is. Het is van belang om dit te constateren omdat (a) incorrect is indien 'total nothingness' mogelijk is. God, wanneer Hij bestaat, bestaat immers in iedere mogelijke wereld. Uit de claim dat God bestaat volgt dus onmiddellijk dat 'total nothingness' onmogelijk is. Uit de mogelijkheid van 'total nothingness' volgt daarom dat God niet bestaat. De constatering dat 'total nothingness' onmogelijk is, is op zichzelf genomen echter nog geen argument voor de correctheid van (a). Het zou immers het geval kunnen zijn dat weliswaar iedere mogelijke wereld een object bevat, maar dat er geen object is dat in iedere mogelijke wereld bestaat. We verkrijgen een argument voor (a) wanneer wij ons realiseren dat we alleen maar een wereld hoeven te stipuleren welke plausibel mogelijk is en waarin God bestaat. Welnu, er is op voorhand niets onwaarschijnlijks of implausibels aan de idee van een wezen dat bestaat en dat niet anders kan dan bestaan. Er is anders gezegd niets onvoorstelbaars of ondenkbaars aan de conceptie van een entiteit dat gegeven zijn of haar natuur onmogelijk niet kan bestaan en dat precies daarom dus wel moet bestaan. Hieruit volgt dat een wereld met daarin een metafysisch noodzakelijk bestaand wezen in ieder geval mogelijk is. We kunnen nu zonder daarmee te vervallen in onmogelijkheden aannemen dat er een mogelijke wereld bestaat waarin een noodzakelijk bestaand wezen bestaat dat bovendien naar eigen wil kan gelden als eerste oorzaak van alles buiten zichzelf. Het bezitten van een wil is immers denkbaar en ook het bezitten van de dispositie om een ander object buiten zichzelf te veroorzaken is metafysisch voorstelbaar. Welnu, een noodzakelijk bestaand wezen dat in staat is tot het wilsbesluit om op te treden als eerste oorzaak van alles buiten zichzelf is per definitie God. Er is dus een mogelijke wereld waarin God bestaat. Hieruit volgt dat (a) inderdaad correct is.
Uiteraard is het hierboven gegeven argument voor (a) niet adequaat indien wij een even sterk argument zouden kunnen geven voor de correctheid van claim (b). Kunnen wij anders gezegd een mogelijke wereld construeren waarin zich geen noodzakelijk bestaand wezen bevindt dat geldt als de eerste oorzaak van alles buiten zichzelf? Op het eerste gezicht lijkt dit inderdaad niet lastig te zijn. We zouden ons immers een mogelijke wereld W kunnen voorstellen met daarin slechts één enkel object O dat geen enkele causale vermogens bezit. Dit object O is dan per definitie niet gelijk aan God omdat God natuurlijk wel causale vermogens bezit. Bovendien bestaat God niet in W omdat O het enige object is in W. Is deze stipulate van een mogelijke wereld zonder God nu voldoende overtuigend? Dit is niet het geval. Er dient immers een reden te zijn voor het bestaan van O. Deze reden is gelegen in ofwel een externe oorzaak ofwel in het feit dat O noodzakelijk bestaat. Welnu, in W kan van een externe oorzaak van O geen sprake zijn precies omdat er in W geen ander object bestaat dat de oorzaak van O kan zijn. Dit betekent dat O noodzakelijk bestaat. De reden voor het bestaan van O is gelegen in haar eigen natuur. Op zichzelf is deze conclusie voor naturalisten reeds onbevredigend. Een object dat noodzakelijk bestaat komt immers reeds voor hen ongemakkelijk dicht bij God. Maar zoals gezegd is door ons echter aangenomen dat O in W geen causale vermogens bezit en dus niet gelijk aan God kan zijn. Hieruit volgt echter dat O onveroorzaakt is en bovendien ook niet kan optreden als oorzaak van een ander object. Volgens een zeer plausibel principe dat reeds door Plato en Aristoteles werd geleerd en dat ook ik in het kader van mijn onderzoek zal verdedigen geldt echter dat ieder object ofwel veroorzaakt is ofwel oorzaak is van tenminste één ander object. Alles dat bestaat is immers opgenomen in de causale werking van de wereld. Iets dat noch veroorzaakt is, noch oorzaak van iets anders is, bestaat eenvoudigweg niet. Dit principe impliceert dus dat O niet bestaat in W. We concluderen dus dat W helemaal geen mogelijke wereld is. De door ons gestipuleerde wereld W is dus helemaal geen adequaat voorbeeld van een mogelijke wereld. Op dezelfde manier kan aangetoond worden dat geen enkele stipulatie van een wereld zonder God geldt als een stipulatie van een mogelijke wereld.
Uiteindelijk volgt uit deze uiteenzetting dan ook dat (a) plausibeler is dan (b). We hebben immers laten zien dat er op een plausibele wijze een stipulatie gegeven kan worden van een mogelijke wereld waarin God bestaat, terwijl we hebben aangetoond dat elke stipulatie van een mogelijke wereld zonder God problematisch is indien we uitgaan van het meer dan plausibele metafysische principe dat ieder object veroorzaakt is of oorzaak is. Objecten zijn immers noodzakelijk opgenomen in het causale weefsel van de wereld. Zij bestaan alléén door deel uit te maken van tenminste één causaal verband.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten