dinsdag 14 juni 2016

"Godsargument"

Tijdens een bespreking van een paper van mij over het schandaal van de propositielogica wees één van de aanwezigen ons op het volgende "Godsargument" dat hij als illustratie van de door mij aan de orde gestelde problematiek in de literatuur was tegengekomen. Neem G="God bestaat", B="Richard Dawkins bidt", en A="God beantwoordt het gebed van Richard Dawkins". Dan zijn de volgende twee premissen waar: (i) niet-B, en (ii) niet-G -> niet-(B->A). Uit beide premissen volgt logisch dat G oftewel dat God bestaat. Dit "Godsargument" is natuurlijk onacceptabel. Daar zal iedereen het over eens zijn. Toch is de onderliggende argumentatiestructuur netjes logisch geldig op grond van de propositielogica. Kortom, er zijn inderdaad grote problemen met deze logica. Al deze schandalen zijn uiteindelijk terug te voeren op de in de propositielogica ingebouwde regel dat een implicatie met onwaar antecedent waar is. De les die we hieruit moeten trekken is dat alle wijsgerige argumenten die zich expliciet op deze regel beroepen, zoals dus het hier genoemde "Godsargument", niet langer geaccepteerd kunnen worden.

3 opmerkingen:

Herman zei

Beste Emanuel,

Ik denk dat ik het met je eens ben. Het lijkt mij inderdaad niet juist om te zeggen dat een implicatie met onwaar antecedent waar is; dit moet zijn: waar of onwaar. Als een implicatie met onwaar antecedent waar is dan is de negatie daarvan onwaar en omgekeerd: als een implicatie met onwaar antecedent onwaar is dan is de negatie daarvan waar.
Dat sommige beweringen aleen maar waar kunnen zijn als het antecedent niet waar is wil nog niet zeggen dat alle beweringen waarvan het antecedent onwaar is als waar beschouwd mogen worden.
Neem een perfect functionerende koelkast waarvan het lampje echt uit is als de deur dicht is en brandt als de deur openstaat.
Dan is de propostie "als de deur niet dicht is dan is het lampje uit" natuurlijk niet waar, ook al zou dit volgens de propositielogica wel waar zijn.

Vriendelijke groet,
Herman

Herman zei

Beste Emanuel,

Aan mijn reactie van 14 juni 2016 zou ik nog een vraag willen toevoegen, namelijk: heeft dit geen consequenties voor het modaal epistemisch godsargument?
Laat ik dit toelichten.

Als in een bewering de consequent slechts waar kan zijn indien de antecedent waar is dan is de consequent natuurlijk onwaar als de antecedent onwaar is; en de negatie van de consequent is in dat geval wel waar.
Maar als de consequent ook waar kan zijn indien de antecedent onwaar is dan is de consequent "waar of onwaar" indien de antecedent onwaar is (vergelijk: als het regent worden de straten nat. Als het niet regent kunnen de straten ook nat worden (bijvoorbeeld als de brandweer ze kunstmatig nat houdt); worden ze nat als het niet regent dan is het onwaar dat ze niet nat worden als het niet regent). Is de consequent waar dan is de negatie van de consequent natuurlijk onwaar en omgekeerd: is de consequent onwaar dan is de negatie daarvan wel waar.
De eerste premisse van het modaal epistemisch godsargument is een bewering, waarin de consequent slechts waar kan zijn indien de antecedent waar is . Hier is de consequent dus per definitie onwaar als de antecedent onwaar is.

Neem nu de tweede premisse: "de propositie "god bestaat niet" is onkenbaar". De tweede premisse suggereert dat dit in alle gevallen waar is, ongeacht of een toegevoegde antecedent "als god bestaat" waar of niet waar is. Het kan dus volgens de tweede premisse niet zo zijn dat de propositie: ""god bestaat niet" is onkenbaar" niet waar is als god mogelijk niet bestaat, met andere woorden: het kan dus niet zo zijn dat "god bestaat niet" kenbaar is als god mogelijk niet bestaat.
Is dit niet in strijd met de eerste premisse die immers suggereert dat "god bestaat niet" wel kenbaar is als god mogelijk niet bestaat? Jouw antwoord hierop in het verleden was dat de propositie "Als god mogelijk niet bestaat dan is "god bestaat niet" kenbaar" wel waar is als de antecedent onwaar is, dus als god noodzakelijk bestaat. Kan dit antwoord nog wel standhouden als de propositielogica op dit punt faalt?
vriendelijke groet,
Herman

Unknown zei

Beste,

Dit lijkt me een plausiebele tegenwerping, het argument is, en ik zet het in een logische vorm met K(p)= Kenbaar(p):
"niet Mogelijk K(God niet bestaat) -> niet Mogelijk (God niet bestaat)"
antecedent=W (dat is waar iedereen het over eens is)
consequent=W (volgens de professor)
Derhalve is de implicatie waar.
Haar contrapositie moet ook waar zijn:
"Mogelijk (God niet bestaat) -> Mogelijk K(God niet bestaat)"
antecedent=W (het is idd mogelijk dat hij niet bestaat)
consequent= niet W, daar waren we het toch ook allemaal over eens?
Derhalve is deze implicatie onwaar.

Dan lijkt er mij iets scheef met de redenering ...

Voor de propositie 1+1=3, klopt het bvb wel:
"niet Mogelijk K(1+1=3) -> niet Mogelijk (1+1=3)"
antecedent waar, consequent waar, derhalve implicatie waar (we weten namelijk allemaal dat 1+1=2
de contrapositie:
"Mogelijk (1+1=3) -> Mogelijk K(1+1=3)"
antecedent is onwaar, want 1+1 is geen 3, nergens
consequent is ook onwaar, nergens kenbaar
Derhalve is de implicatie (van de contradictie) ook waar.

Moet ik nu concluderen, dat om de godsargumentatie te laten kloppen, "niet Mogelijk (God niet bestaat)", onwaar moet zijn?

Vriendelijke groet,

Karel