zondag 30 maart 2014

Heideggers humanisme

"Maar wil de mens ooit nog in de nabijheid van het zijn komen, dan moet hij eerst leren, in het naamloze te bestaan. Hij moet de verleiding van het publieke domein evenzeer onderkennen als de onmacht van het privédomein. Alvorens te spreken moet de mens zich eerst weer door het zijn laten aanspreken, met het risico dat hij onder die aanspraak weinig of zelden iets te zeggen heeft. Alleen zo wordt aan het woord de kostbaarheid van zijn wezen teruggegeven en aan de mens de behuizing voor het wonen in de waarheid van het zijn.

Ligt nu in die aanspraak tot de mens, ligt in deze poging de mens voor die aanspraak ontvankelijk te maken, niet een bekommernis om de mens? Waar kan 'de zorg' anders op gericht zijn dan de mens weer terug te voeren tot zijn wezen? Wat betekent dit anders, dan dat de mens menselijk zou worden? Zo blijft het toch de humanitas waar het een dergelijk denken om gaat; want dat is humanisme: erop bedacht zijn en erom bekommerd zijn, dat de mens menselijk is en niet on-menselijk, 'inhumaan', dat wil zeggen: zijn wezen te buiten."

Martin Heidegger, Over het humanisme, Damon, 2005, pp. 31-32

Geen opmerkingen: