vrijdag 5 augustus 2011

Een semantisch argument tegen ‘Alles is X’-reductionisme (II)

Men zou kunnen denken dat de door mij in de vorige bijdrage voorgestelde betekenistheorie in tegenspraak is met het feit dat twee talige expressies met een verschillende Sinn toch naar hetzelfde object kunnen verwijzen. Neem bijvoorbeeld Frege’s voorbeeld van de Morgenster en de Avondster. Het is zeker zo dat beide expressies naar hetzelfde object verwijzen, namelijk de planeet Venus, terwijl de Sinn van ‘Morgenster’ inderdaad verschilt van de Sinn van ‘Avondster’.

Welnu, hoewel in mijn betekenistheorie, net zoals in die van Frege, iedere Sinn maar één Bedeutung heeft, maak ik in mijn theorie daarnaast, zoals gezegd, eveneens gebruik van de noties ‘elementair bestanddeel van een Sinn’ en ‘referentieset van een Sinn’. En ik beweer geenszins dat Frege deze noties ook hanteert. Genoemd voorbeeld dient uitgaande van mijn betekenistheorie daarom als volgt geïnterpreteerd te worden. De Sinn van ‘Morgenster’ is niet gelijk aan de Sinn van ‘Avondster’ omdat Ref(Sinn(’Morgenster’)) niet gelijk is aan Ref(Sinn(’Avondster’)). Immers, Sinn(’Morgenster’) bezit een elementair bestanddeel, namelijk het bestanddeel Morgen, dat verwijst naar alle morgens in heden en verleden. Sinn(’Avondster’) daarentegen heeft geen elementair bestanddeel dat naar alle morgens in heden en verleden verwijst. In het geval van de Sinn van ‘zijnde’ en de Sinn van ‘materieel zijnde’ ligt de zaak zoals besproken echter anders. Beide Sinn’en vallen samen precies omdat, als echt alles materie is, de referentiesets van deze twee Sinn’en niet kunnen verschillen.

Verdere implicaties
Voor wat betreft mijn betekenistheorie en semantisch argument dient ‘zijnde’ eenvoudigweg begrepen te worden als iets 'dat is' ofwel bestaat. Je zou kunnen zeggen dat de klasse van alle zijnden het antwoord is op Willard Van Orman Quine’s ontologische vraag 'What Is There?' zoals besproken in zijn paper “On What There Is” uit 1948. Nu betoog ik in mijn vorige bijdrage dat genoemde betekenistheorie impliceert dat elke uitspraak over het zijnsgeheel van de vorm 'Alles is X' onhoudbaar is [1]. Deze conclusie heeft verstrekkende gevolgen. Zo volgt, zoals gezegd, dat materialisme onhoudbaar is. Niet alles is immers materie. Ook volgt dat er onkenbare zijnden moeten zijn. Inderdaad, niet alle zijnden zijn kenbaar. En er volgt zelfs dat er onveroorzaakte en noodzakelijke zijnden moeten zijn. Niet alle zijnden zijn immers veroorzaakt. Evenmin zijn alle zijnden contingent.

Bovendien kan iedere bewering over de zijnden van de vorm 'Alle A zijn B' geschreven worden als 'Alles is zodanig dat het B is indien het A is'. Door nu 'zodanig zijn dat het B is indien het A is' voor X in te vullen in 'Alles is X' volgt dat iedere 'Alle A zijn B'-bewering tenminste één zijnde als uitzondering moet hebben. Maar dan is dus bijvoorbeeld niet elk contingent zijnde veroorzaakt. Evenmin is dan ieder noodzakelijk zijnde onveroorzaakt.

De implicaties van genoemde conclusie lijken hiermee nog lang niet uitgeput. Neem bijvoorbeeld wiskundige uitspraken. Binnen de context van de wiskunde kunnen we talloze uitspraken van de vorm 'Alle A zijn B' naar waarheid doen. Mijn semantisch argument lijkt daarom te impliceren dat wiskundige objecten geen zijnden zijn ofwel dat we geen bestaan moeten toekennen aan de objecten van de wiskunde. Wiskundige objecten zijn derhalve fictief, ze vormen geen onderdeel van een ontologische inventarisatie van 'wat er is'. Ze behoren niet tot 'dat wat is'.

Neem verder de uitspraak dat eenhoorns niet bestaan. Deze uitspraak kan op de volgende manier als een 'Alles is X' uitspraak geschreven worden: 'Alles is niet-eenhoorn'. Ook deze uitspraak is volgens mijn semantisch argument onwaar en dus volgt dat niet alles niet-eenhoorn is, ofwel dat er iets is dat een eenhoorn is. Er moet dus blijkbaar een eenhoorn bestaan! We lijken hier op een onoverkomelijk probleem voor mijn betekenistheorie te stuiten. Echter, de vraag is of dit werkelijk zo is. We zouden immers kunnen stellen dat dit resultaat juist laat zien dat er inderdaad een eenhoorn is dat weliswaar niet als actueel-zijnde, maar wel als potentieel-zijnde bestaat. Kortom, er lijkt te volgen dat objecten in andere mogelijke werelden een potentieel bestaan kennen, en zo toch behoren tot 'dat wat is'.

Ook volgt dat, in Heideggers termen, niet alles ontisch kan zijn. Er moet dus iets zijn dat niet ontisch is, en dat is precies hetgeen Heidegger het Zijn noemt. Tenslotte lijken we zelfs Leibniz's vraag "Waarom is er niet niets?" te kunnen beantwoorden. Immers, er moet iets zijn omdat anders iedere uitspraak van de vorm "Alles is X" triviaal waar is (materiële implicaties zijn immers waar indien het antecedent onwaar is). En dit gaat uiteraard in tegen de conclusie van mijn semantisch argument. De gevolgen van het verwerpen van iedere vorm van 'Alles is X'-reductionisme lijken dus inderdaad enorm. De conclusie dat voor iedere X volgt dat niet alle zijnden X-zijnden zijn leidt immers tot vele verrassende implicaties. Slechts één these, namelijk dat, voor alle X, niet alles X is, levert een hele metafysica op. Dit is in zichzelf verbijsterend. En deze these, de these dat geen enkele 'Alles is X'-uitspraak waar kan zijn, het loutere inzicht dat we iedere 'Alles is X'-uitspraak als onwaar moeten verwerpen, lijkt zelfs heel in de verte welhaast iets weg te hebben van een "theorie van alles".
-----------------------------------------------------------------------------
[1] Tenzij X zodanig gekozen wordt dat evident sprake moet zijn van een identiteit, zoals bijvoorbeeld in de uitspraken 'Alles is iets dat er is' of 'Alles is alles'. In wat volgt ga ik ervan uit dat we het niet over dit soort triviale 'P=P'-uitspraken hebben.

20 opmerkingen:

Jeroen Schreurs zei

"Ook volgt dat er onkenbare zijnden moeten zijn." Hoe volgt dit uit uw argument? Volgt niet slechts dat het niet mogelijk is om te zeggen dat "Alles X is"? Deze uitspraak geeft toch nog geen uitsluitsel over de werkelijkheid.

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Het is niet onmogelijk om te zeggen dat "Alles X is". Wie dit zegt zegt eenvoudigweg iets dat onwaar is. Voor iedere willekeurige X kunnen we namelijk de aanname dat de uitspraak "Alles is X" waar is reductio ad absurdum voeren. Dit is wat ik in mijn vorige bijdrage betoog.

Kortom, voor alle X geldt dat niet alles X is. Meer in het bijzonder is derhalve ook niet alles kenbaar. Er zijn dus onkenbare zijnden.

Maar goed, wellicht kun je een overtuigende objectie tegen mijn betekentheorie inbrengen? Zo ja, dan houd ik mij aanbevolen. De wijsgerige impicaties van deze theorie zijn namelijk zó omvangrijk dat ik mij haast niet kan voorstellen dat zij zal standhouden!

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanuel,

Ik was niet helemaal duidelijk in mijn reactie (tip: ga na een uurtje intensief sporten niet ingewikkelde argumenten op een klein smartphone-schermpje typen.)Hier een, hopelijk, betere uiteenzetting.
Ten eerste lees ik het stuk welwillend in de zin dat ik je betekenistheorie aanvaard. Ik heb er wel in ieder geval één bezwaar tegen, maar misschien komt dat later nog eens aan bod.

Het bezwaar tegen het argument zelf nu in ieder geval eerst. Volgens mij is het niet een reductio ad absurdum argument, en kun je dus niet de conclusies trekken die je trekt. Als de referentieset van "Alle zijnden zijn X" en die van "Alle zijnden" samenvallen, dan maakt dat de uitspraak "Alle zijnden zijn X" nog niet absurd in de zin van een reductio ad absurdum. Het maakt de uitspraak triviaal.

Nu zou je kunnen zeggen, en dat doe je volgens mij ook, dat degenen die in "Alle zijnden zijn X" geloven, iets anders geloven dan waar ze in denken te geloven, en dat hun geloof in die zin dus niet waar is. Hierdoor zou je dan kunnen zeggen dat wat ze geloven absurd is.

Die specifieke absurde gedachte kan echter geen deel uitmaken van het reductio ad absurdum argument. Het is de absurde gedachte van de personen die het denken, en niet een absurd gevolg - een te deduceren logische tegenspraak - van de uitspraak "Alle zijnden zijn X". Je verwart, met andere woorden, de trivialiteit van "Alle zijnden zijn X" met de onware gedachte "<> is een zinvolle gedachte". Die verwisseling moet het gevolg zijn van a)een argumentatiefout, of b)een verborgen premisse die aangeeft waarom het denken dat een triviale uitspraak een ware uitspraak is er toe leidt dat die triviale uitspraak in een onware uitspraak verandert. Dat lijkt me een pittige klus, maar misschien zie ik iets cruciaal over het hoofd (en dan denk ik met name aan een consequentie die je betekenistheorie zou kunnen hebben die ik gemist heb.)

In je eerste stuk maak je deze, volgens mij dus niet te houden stap, overigens als je het volgende schrijft: "De uitspraak dat alles materie is wordt door materialisten immers als een niet-triviaal standpunt gezien en niet als de inhoudsloze tautologische bewering dat alle materie materie is. De aanname dat alles materie is moet dus verworpen worden. Niet alles is materie."

Groeten,

Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Bedankt voor jouw objectie. Het door mij voorgestelde semantisch argument kan meer schematisch als volgt weergegeven worden.

1. Mijn betekenistheorie (premisse)
2. De betekenis van "Alles is materie" is niet gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (premisse)
3. Alles is materie (assumptie voor reductio)
4. De referentieset van de Sinn van "Alles" is gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Al het materiële" (uit 1,3)
5. De betekenis van "Alles" is gelijk aan de betekenis van "Al het materiële" (uit 1,4)
6. De betekenis van "Alles is materie" is gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (uit 5)
7. Niet alles is materie (reductio uit 2,3,6)

Dit argument is volgens mij wel degelijk adequaat. De conclusie volgt deductief uit beide premissen. En bovendien lijken beide premissen mij voldoende plausibel.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Ik zag zojuist dat ik tijdens het plaatsen en aanpassen van mijn laatste reactie per ongeluk jouw allerlaatste reactie heb verwijderd. Ik kan deze helaas niet meer terughalen. Mijn excuus! Nu ging het gelukkig slechts om een kleine tekstuele correctie van jouw vorige reactie, en dus niet om een verdere inhoudelijke behandeling. Ik heb de per ongeluk verwijderde reactie gelezen voordat ik mijn laatste reactie plaatste. Maar plaats gerust de tekstuele correctie nogmaals om voor mogelijke andere lezers eventuele misverstanden te vermijden.

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanuel,

Dank voor je reactie. Het schematische overzicht geeft inderdaad een reductio argument aan waarbij, gegeven de premissen, de conclusie is dat "Niet alles is X" is. De tweede premisse - De betekenis van "Alles is materie" is niet gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" - is echter geen logische vanzelfsprekendheid. Het is een premisse die alleen door die mensen kan worden geponeerd die daadwerkelijk alles tot X reduceren. Iemand die je betekenistheorie kent en daardoor tot de conclusie komt dat iedere universele uitspraak naar alles verwijst, zal deze premisse niet als waar kunnen accepteren. (En je bent zelf, zo neem ik aan, zo iemand.)

Het bijzondere aan je betekenistheorie is overigens dat deze vlieger niet opgaat voor uitspraken zonder het universele karakter "Alles is X". "De Morgenster" houdt, als ik je goed begrepen heb, altijd dezelfde betekenis. Ook als iemand ontdekt dat de "De Morgenster" qua referentieset voor een groot deel met die van "Venus" overlapt, blijft de referentie van "De Morgenster" gelijk. "Venus" verwijst naar al die ster waarnemingen (de referenten van alle uitspraken over de elementaire delen) die samen de baan van Venus - of beter, hoe wij die zien - vormen, terwijl "De Morgenster" verwijst (van heden en verleden), en blijft verwijzen naar alle ster waarnemingen in de ochtend (van heden en verleden). Een reductio argument dat als premisse opvoert dat de betekenis van "De Morgenster" niet gelijk is aan de betekenis van "Venus" kan daarom wel algemeen geldend zijn, gegeven je betekenistheorie. Maar juist voor een uitspraak over alle zijnden geldt dat niet. Het volgt immers uit je betekenistheorie dat het domweg niet geldt (zoals het reductio argument ook laat zien.)

Je kunt dus in het kort zeggen dat mijn weerlegging is dat premisse 2 niet een algemeen geldende premisse is. Het is, net als regel 3, een assumptie. Het argument laat dus wel zien dat "Alles is X" absurd is, maar die absurditeit leidt alleen maar tot alle consequenties die jij aangeeft (bv dat dus niet alles X kan zijn) als je aan premisse 2 blijft vasthouden. En daar aan vasthouden is in het geheel geen gegeven noodzakelijkheid.

Zo, nu moet ik toch echt weer terug naam mijn eigen werk.

Groet,

Jeroen Schreurs

ps voor de meelezers. De omissie in mijn tweede reactie is tussen de kleiner-dan en groter-dan tekens. Daar moet tussen staan: "Alle zijnden zijn X"

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Hierboven stel ik niet dat de tweede premisse van mijn semantisch argument een logisch noodzakelijke waarheid zou zijn. Dit hoeft ook niet om deze premisse te accepteren. Zij is namelijk, zoals gezegd, redelijkerwijs voldoende plausibel. Iemand die zegt 'Er is alleen maar materie' zegt namelijk toch echt iets anders dan iemand die zegt 'Materie is materie'. En deze prima facie evidentie van de tweede premisse is voor mijn semantisch argument voldoende.

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanuel,

De evidentie van premisse 2:

1. Mijn betekenistheorie (premisse)
2. De betekenis van "Alles is materie" is niet gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (assumptie voor reductio)
3.1 Alles is materie (assumptie, stel alles is materie)
3.2(4) De referentieset van de Sinn van "Alles" is gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Al het materiële" (uit 1,3.1)
3.3(5) De betekenis van "Alles" is gelijk aan de betekenis van "Al het materiële" (uit 1,3.2)
3.4(6) De betekenis van "Alles is materie" is gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (uit 3.3)
4.1 Niet alles is materie (assumptie, stel alles is niet materie)
4.2 De referentieset van de Sinn van "alles" is gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Al het materiële" (uit 1, 4.1)
4.3 De betekenis van "alles" is gelijk aan de betekenis van "Al het materiële" (uit 1, 4.2)
4.4 De betekenis van "Alles is materie" is gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (uit 4.3)
5 De betekenis van "Alles is materie" is gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (reductio uit 3.4, 4.4)

Premisse twee is dus, volgens mij, niet zo evident.

Groet,

Jeroen

Jeroen Schreurs zei

in stap 5 volgt de reductio overigens uit de stappen 2, 3.4 en 4.4

Groet,

Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

De propositie "Niet alles is materie" is uiteraard niet hetzelfde als de propositie "Alles is niet materie". En daarom is het niet duidelijk welke assumptie in (4.1) bedoeld wordt. Echter, dit doet er eigenlijk niet toe omdat in beide gevallen geldt dat (4.2) niet volgt uit (1) en (4.1). Jouw reductio is daarom niet valide.

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanual,

Je hebt gelijk. Dat volg er idd niet uit. Ik was echter in de veronderstelling dat het nodig was om aan te tonen dat de premisse '"alles is x" is niet gelijk aan "x is x"' waar is voor het geval "alles is x" waar is, en voor het geval dit niet zo is. Maar omdat het argument dat aantoont dat niet-"alles is x" juist uitgaat van deze premisse, is dat niet nodig.

De betekenis van de uitspraak "alle is x", ongeacht de waarheidswaarde, impliceert namelijk dat de Sinn van de referentieset van "alle zijnden" en die van "alle x-zijnden" gelijk zijn. Ook al bestaan x-dingen zelfs niet, als je zegt dat alle zijnden x-dingen zijn, dan zeg je dat ze dezelfde referentiest hebben. Daaruit volgt dat de betekenis van "alle dingen zijn x-dingen" gelijk is aan de betekenis van "alle x-dingen zijn x-dingen". Dit is de ontkenning van de 2de premisse uit je argument.

Beetje kort door de bocht - tegen mijn eigen advies in zit ik toch weer op mn smartphoneschermpje te priegellen. Ik zal dan ook wel ergens (weer) iets fout zien.

Groet,
Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

In reactie op jouw laatste alinea lijkt het mij inderdaad het beste wanneer je jouw reductio eerst opnieuw netjes formeel uitschrijft, maar dan zonder de genoemde incorrecte overgang van (4.1) naar (4.2).

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Hallo Emanuel,

Hier mijn argument(waarbij ik dus in het midden laat of "alles is x" of !"alles is x":

1. De betekenistheorie (premisse)
2. In de uitspraak "Alles is x" is de referentieset van de Sinn van "Alles" gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Alle x-dingen" (volgt uit 1)
3. In de uitspraak "Alles is x" is de betekenis van "Alles" gelijk aan de betekenis van "Alle x-dingen" (uit 1 en 2)
4. De betekenis van "Alles is materie" is gelijk aan de betekenis van "Materie is materie" (uit 3)

Let wel, het gaat er om dat de uitspraak "Alles is x" een betekenis heeft die er toe leidt dat "alles" en "alle x-dingen" naar hetzelfde verwijzen. Om !"alles is x" te bewijzen met je argument moet je rekening houden met deze betekenis.

Als je stelt dat het evident is dat de betekenis van "Alles is x" niet gelijk is aan "x is x", dan zeg je eigenlijk dat je een intuïtie hebt die niet strookt met de betekenistheorie. Vanuit de betekenistheorie volgt het echter juist dat de betekenis van "Alles is x" gelijk is aan "x is x". Je argument om !"alles is x" te bewijzen volgt dus uit een premisse die niet evident is.

Groeten,

Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Premisse (2) is alleen waar indien inderdaad alles X is. Immers, als niet alles X is, dan volgt onmiddellijk dat (2) onwaar is. Je kunt dus alleen tot een valide argument komen wanneer je een extra premisse toevoegt, namelijk de premisse dat alles X is. Op die manier verandert jouw argument in een valide reductio ad absurdum van de conjunctie "De betekenistheorie & Alles is X". Echter, het zal geen verrassing zijn hoe ik op een dergelijke reductio zal reageren. Uitgaande van de correctheid van mijn betekenistheorie zal ik immers antwoorden dat de reductio leert dat de conjunctie inderdaad verworpen moet worden precies omdat de tweede conjunct, Alles is X, onwaar is. Zo zijn we weer aanbeland bij mijn semantisch argument.

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanuel,

Die gedachte was ook de reden dat ik eerst (zoals je laat zien, zonder succes) probeerde aan te tonen dat de betekenis van '"Alles is x" gelijk is aan die van "x is x"' voor als "alles is x" waar is en voor wanneer "alles is x" niet waar is.

Echter, de waarheid van de uitspraak "Alles is x" staat los van de betekenis van die uitspraak. Het is evident dat de referentieset van de Sinn van "Alles" naar alle dingen wijst, en dat als je "Alles is x" zegt, je dan zegt, met de betekenistheorie in het achterhoofd, dat dit voor x ook moet gelden.

Je kunt natuurlijk zeggen dat je reductio-argument aantoont dat het volgt uit je betekenistheorie dat !"Alles is x", maar dat argument heeft als premisse '"Alles is x" betekent niet "x is x"'. En juist in die premisse wordt "Alles is x" gebruikt. En die uitspraak, zo stel ik, impliceert al dat de premisse uit het reductio-argument niet evident is.

De premisse '"Alles is x" betekent "x is x"' is dus niet evident.

Groeten,

Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Laten we nog eens naar jouw premisse (2) kijken:

[In de uitspraak "Alles is x" is de referentieset van de Sinn van "Alles" gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Alle x-dingen"]

Nu zijn referentiesets niet uitspraak-afhankelijk. Er is eenvoudigweg maar één referentieset van de Sinn van "Alles" ongeacht welke uitspraken wij vervolgens doen. Het is dus incorrect om te spreken over referentiesets *in* uitspraken. Premisse (2) dient dus als volgt begrepen te worden:

[De referentieset van de Sinn van "Alles" is gelijk aan de referentieset van de Sinn van "Alle x-dingen]

Welnu, het mag duidelijk zijn dat deze premisse alléén waar is indien beide referentiesets inderdaad gelijk zijn. Kortom, premisse (2) is alleen waar indien alles X is. Zo zijn we dus weer aanbeland bij de eerste zin van mijn vorige reactie.

Groet,
Emanuel

Jeroen Schreurs zei

Beste Emanuel,

Inderdaad.

Mijn intuitie dat er ergens iets mis is heeft waarschijnlijk meer met je betekenistheorie te maken. Maar met intuïtie kom je nergens, en de betekenis theorie accepteerde ik. Dus het volgt er inderdaad uit.

Dank voor alle uitleg en reacties (en tijd.)

Groet,

Jeroen

Emanuel Rutten zei

Beste Jeroen,

Geen dank. Ik vond het een nuttige discussie!

Groet,
Emanuel

MNb zei

Indachtig Jeroens wijze woorden - niet discussiëren in staat van vermoeidheid - loop ik het grote risico onzin te verkondigen. Beter zou zijn een week te wachten als ik vakantie heb (in Suriname eindigt het schooljaar aanstaande vrijdag). Nu lijd ik aan vermoeidheid en dan werken mijn hersens niet naar behoren.

De redenering lijkt mij correct. Toch heb ik een paar opmerkingen.

Ik heb de indruk dat Rutten's argument ook inhoudt dat God - en dan natuurlijk specifiek verscheidene Abrahamistische versies - niet almachtig en alwetend kan zijn.
In het blogartikel zou ik de eenhoorn liever vervangen zien worden door Het Vliegende Spaghetti Monster. Die is zeker niet almachtig en alwetend. Daarnaast heeft het een slappe moraal. Zou Rutten zich binnenkort bekeren tot het pastafarianisme?
Uiteraard, als een redenering juist is, hangt de conclusie volledig af van de premissen. Het is nog maar de vraag - waar ik (nog?) niet goed over heb nagedacht - of premisse 1 correct is.
Tenslotte vraag ik me af, alweer zonder vooralsnog een antwoord te hebben, of Rutten het materialisme niet als stropop hanteert. De bewering "alles is materie" lijkt me veel te eenvoudig. Op Wikipedia staat: "materialisme is de filosofie die de werkelijkheid uiteindelijk herleidt tot materie". Dat betekent toch iets anders en het is me nog lang niet duidelijk dat Rutten het materialisme ook in déze betekenis heeft weerlegd.

Iig kunnen niet al mijn opmerkingen tegelijk correct zijn.

Emanuel Rutten zei

Beste MNb,

Inderdaad is God niet alwetend. Uitgaande van het bestaan van de vrije wil weet God immers niet wat ik, jij, of wie dan ook, in bepaalde omstandigheden in vrijheid zou kiezen. Ook is God niet almachtig in absolute zin. Hij kan immers niet het logisch onmogelijke doen.

Verder maakt men in de wijsbegeerte een strikt onderscheid tussen emergentie- en identiteits-materialisme. Mijn argument is gericht tegen de tweede radicalere vorm.

Een ander argument tegen iets soortgelijks is afkomstig van C.S. Lewis. Je vindt het citaat in één van mijn reacties onder http://t.co/bHcJv5L

Groet,
Emanuel