zaterdag 16 januari 2010

Een argument tegen dualisme?

Uit empirisch neurologisch hersenonderzoek blijkt dat mentale bewustzijnstoestanden structureel samenhangen met neurale hersentoestanden. Hersenscans laten zien dat er een één-op-één correspondentie bestaat tussen mentale toestanden en neurale hersenpatronen. Bij elk type mentale gewaarwording hoort een specifiek patroon van neurale hersenactiviteit (en omgekeerd). Dankzij deze structurele verwantschap tussen mentale- en hersentoestanden kunnen hersenwetenschappers inmiddels bepaalde bewustzijnservaringen opwekken door het prikkelen van specifieke (met die ervaring samenhangende) neurale hersengebieden.

Hoe kan men nog dualist zijn gegeven deze hechte isomorfie tussen enerzijds mentale bewustzijnstoestanden en anderzijds neurale hersentoestanden? Moeten we vanwege deze diepe structurele samenhang tussen beiden niet concluderen dat onze bewustzijnservaringen identiek zijn aan de fysiek-neurale processen die zich in onze hersenen afspelen? Is anders gezegd ons bewustzijn niet eenvoudigweg gelijk aan onze hersenen? Is zo niet meer dan voldoende aangetoond dat het menselijk bewustzijn niet los van de hersenen kan bestaan?

Een dergelijke conclusie zou echter voorbarig zijn. Dit kan toegelicht worden aan de hand van een analogie. Een hoeveelheid water kan een bepaalde (ruimtelijke) vorm aannemen indien deze bijvoorbeeld in een beker wordt gegoten. Laten we eens aannemen dat de beker van flexibel buigzaam materiaal is gemaakt en daarom van vorm kan veranderen. Het water in de beker zal uiteraard van vorm veranderen indien de beker van vorm verandert. Omgekeerd zal iedere vormverandering van het water gepaard moeten gaan met een structureel gelijksoortige vormverandering van de beker. De vorm van het water is dus nauw gecorreleerd met de vorm van de beker. Er is zelfs sprake van een hechte één-op-één correspondentie tussen beiden. Hieruit volgt echter niet dat het water en de beker identiek zijn. Ook volgt niet dat het water voor haar bestaan afhankelijk is van de beker. Ook los van de beker bestaat de desbetreffende hoeveelheid water immers.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Mooi verwoordt. Thx

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Elke zeven tot tien jaar wordt elk atoom in ons lichaam vervangen door een ander atoom. Echter blijven wij onze gedachten behouden als onze hersencellen naar behoren blijven functioneren. Ook gedachten die ouder zijn dan tien jaar blijven we ons herinneren. Dit lijkt mij prima facie een argument om de identiteitstheorie te verwerpen. Gedachten zijn niet gelijk aan atomen, omdat we dan geen herinneringen kunnen hebben van gebeurtenissen die tien jaar geleden hebben plaatsgevonden (de atomen die verantwoordelijk zijn voor die herinneringen hebben ons lichaam dan immers al verlaten).

Als een herinnering een louter materieel 'ding' is, hoe kan die herinnering dan een mensenleven blijven bestaan? De herinnering is geen deel van het DNA, dus het kan niet via een doorgeef-proces (zoals bij DNA-replicatie) behouden worden.

Nu is mijn vraag of dit ook een argument kan zijn tegen andere fysicalistische theorieën over de geest, waarbij emergentie een rol speelt. Waarbij een herinnering niet iets materieel is, maar een eigenschap van een samengestelde eenheid waarvan de losse onderdelen die eigenschap niet hebben. (Nu suggereer ik dat een herinnering of het hebben van herinneringen een eigenschap is, is dat wel correct?)

Ik kan me totaal geen voorstelling maken over hoe herinneringen een materieel verschijnsel kunnen zijn (zowel vanuit de identiteitstheorie als vanuit een emergentie-theorie), ook al is het onmiskenbaar dat hersenenprocessen verantwoordelijk zijn voor het oproepen en interpreteren van herinneringen.

Is dit probleem analoog aan, of maakt het deel uit van David Chalmers' hard problem?

Is het enige antwoord hierop substantie dualisme? Of zie ik nu beschikbare literatuur over dit onderwerp over het hoofd?

Groeten,
Bas

Emanuel Rutten zei

Beste Bas,

Een aanhanger van de identiteitstheorie zou kunnen opmerken dat een herinnering gelijk is aan een bepaalde structurele configuratie van atomen. De atomen zelf mogen dan door de jaren heen vervangen zijn, maar dat laat onverlet dat de structuur hetzelfde gebleven is. Je zult dus iets meer moeten doen om genoemde theorie te weerleggen. Dit is overigens vrij eenvoudig. Een structuur van atomen heeft immers allerlei eigenschappen die een herinnering niet heeft (zoals ruimtelijke vorm, massa en volume) en omgekeerd heeft een herinnering allerlei eigenschappen die een structuur van atomen niet heeft (zoals geladen zijn met betekenis en vanuit zichzelf betrokken zijn op een object). Maar dan kan een herinnering niet identiek zijn aan een structurele configuratie van atomen. Zo zijn we dus weer aanbeland bij de gangbare weerleggingen van de identiteitstheorie.

Groet,
Emanuel