Kunnen we via de taal toegang krijgen tot de toekomst? Dat is de vraag die in de film Arrival (2016) centraal staat. De film nodigt ons in meer algemene zin uit om na te denken over de relatie tussen taal, tijd en ruimte. Hieronder volgen vier reflecties vanuit achtereenvolgens de natuurfilosofie, Kants kennisleer, mijn wereld-voor-ons kennisleer en tenslotte Heideggers zijnsdenken. Wat deze beschouwingen verbindt is de gedachte dat de taal niet alleen communicatie mogelijk maakt, maar vooral onze perceptie van tijd en ruimte diepgaand vormgeeft.
Is tijd ruimte? Ervaren dat tijd ruimte is, een dimensie naast andere ruimtelijke dimensies, zodat alles wat geweest is niet minder bestaat dan alles wat nu is, en dus niets werkelijk vergaat, kan voor hen die verloren wat hen dierbaar is een troost zijn. Indien bovendien hetzelfde voor de toekomst
geldt, bestaat ook het toekomstige niet minder dan wat nu is of vroeger was. In dat geval wordt denkbaar dat de toekomst als iets wat nu eveneens bestaat voor Dr. Louise waarneembaar wordt, zoals we in Arrival zien gebeuren nadat ze studie heeft gemaakt van de bijzondere taal van de buitenaardse bezoekers.
Of is de tijd geen ruimtelijke dimensie, maar wel als tijd cyclisch? In dat geval bevinden we ons in een welhaast Nietzscheaanse toestand van eeuwige wederkeer van het gelijke en zouden we ons de toekomst moeten kunnen herinneren wanneer we ons best doen. Mogelijk kreeg Dr. Louise door het bestuderen van de cyclische taal van de bezoekers inzicht in het cyclisch zijn van de tijd, zodat ze inderdaad haar toekomst dankzij herinnering kon ervaren.
Dit brengt ons bij de vraag hoe taal zich verhoudt tot tijd en ruimte. Kant had in zijn Kritiek van de zuivere rede wellicht moeten beweren dat de door hem geponeerde a priori aanschouwingsvormen van tijd en ruimte, en de door hem daaraan toegevoegde a priori verstandscategorieën van het verstand, niet universeel en onveranderlijk zijn, maar cultureel bepaald, met als gevolg dat een andere taal kan leiden tot een andere ervaring van tijd en ruimte. En precies dit zou Dr. Louise in Arrival wel eens overkomen kunnen zijn.
In elk geval moeten we uitgaande van mijn wereld-voor-ons kennisleer zeggen dat een radicaal andere taal onze wijze van denken dermate ingrijpend kan veranderen dat de manier waarop wij de wereld ervaren eveneens verandert, zodat bijvoorbeeld tijd en ruimte door ons anders waargenomen worden. De wereld zoals wij deze denken en ervaren wordt dan ook mede bepaald door de taal die wij spreken. Onze menselijke conditie is niet ongevoelig voor taal.
We kunnen dit perspectief nog wat verbreden. Is geschiedenis iets wat zich in de-wereld-voor-ons voltrekt of zijn de existentialen van de-wereld-voor-ons zelf ook historisch? De bewering dat de existentialen van de-wereld-voor-ons door de tijd heen kunnen veranderen is gelet op mijn wereld-voor-ons kennisleer beslissend gerechtvaardigd als bewering over de-wereld-voor-ons. Maar kan vanuit het ‘voor ons’ eveneens iets gezegd worden over wat daarvoor nodig is? Moet hiertoe de menselijke natuur als zodanig veranderen? Of is het vanwege het inherent talige karakter van de mens, en daarmee de-wereld-voor-ons, al genoeg als wij als mensen net zoals Dr. Louise een heel andere taal gaan spreken?
Uitgaande van Heideggers zijnsdenken is mijn wereld-voor-ons kennisleer wellicht een vorm van ontisch denken. Maar als dit zo is, dan wel een vorm waarvoor geldt dat de-wereld-voor-ons het ontisch equivalent is van Heideggers Ereignis oftewel de meest
oorspronkelijke gebeurtenis van de gelijkoorspronkelijkheid van taal, mens en wereld. Tegen de achtergrond van Heideggers Ereignis is het zonneklaar dat andere talen voor de mens andere werelden met andere existentiële bestaanservaringen openen, wat inderdaad precies overeenkomt met wat Dr. Louise in Arrival overkomen is. Taal is dan ook geen neutraal voertuig voor het vervoeren van betekenissen. Taal ontbergt werelden. De taal is het huis van het zijn, aldus Heidegger.
Heidegger maakt in zijn ontologisch denken over zijn en tijd bovendien een onderscheid tussen enerzijds een gangbare vulgaire of oneigenlijke opvatting van de tijd als een verloop van in het niets verzinkende nu-momenten en anderzijds een extatische of oorspronkelijke tijd die wordt ontsloten in wat hij de eigenlijke existentie van de mens noemt. In de extatische tijdelijkheid vallen wat geweest is, wat is, en het toekomstige samen omdat ons mens-zijn in eigenlijke zin alleen ontsloten wordt als een geweest-zijn dat tegelijkertijd existeert als een vooruitgelopen-zijn op de toekomst. Toegang tot verleden en toekomst is dan ook cruciaal voor de oorspronkelijke bestaanservaring van de mens. Toekomstigheid is volgens Heidegger in de extatische tijdservaring in het heden aanwezig als dat wat op ons toekomt. Toekomst treedt ons in de oorspronkelijke tijdelijkheid tegemoet. Het toekomstig-zijn werpt dan ook haar schaduw vooruit in ons eigenlijke heden. Zou de taal van de bezoekers Dr. Louise in staat gesteld hebben haar toekomst op deze manier extatisch te ervaren?
Stel je tenslotte vanuit Heideggers ontologische zijnsdenken een taal voor die zo rijk is dat de lichtruimte die ze voor ons opent en inruimt dermate ruim is dat deze niet alleen de dingen in hun volledige zijn aanwezig laat zijn, maar waarin zelfs de tijd zich in haar volledigheid kan openbaren, zodat voor hen die deze taal spreken niet alleen de dingen in het heden, maar ook de dingen in het verleden en de toekomst onthuld worden. Dit laatste zou zomaar ineens precies datgene kunnen zijn wat Dr. Louise in Arrival overkomen is toen zij in de taal van de bezoekers begon te wonen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten