"Âventiure verschijnt halverwege het verhaal, want zij is niet, zoals de Muze, de machtige godheid die al bestaat voordat er een verhaal is; ze is niet de godheid die de dichter het woord geeft: veeleer is zij het verhaal zelf en alleen in dat verhaal en door dat verhaal leeft ze. De vrouw is hier niet degene die het woord geeft: ze is het woord dat plaatsvindt - ze wordt ons niet door het verhaal geschonken, zij is het verhaal zelf.
Aventure (âventiure) is een technische term van essentieel belang in het vocabularium van de middeleeuwse poëtica. Moderne onderzoekers zien dat ook in en wijzen op de grote betekenis voor de poëtica die het woord bij Hartmann von Aue heeft gekregen (ook al was dat belang bij Chrétien de Troyes al impliciet zichtbaar - Mertens, p.339). Ook benadrukken zij de performatieve kant van een poëtische tekst wanneer de handeling van het vertellen en de inhoud van het verhaal de neiging vertonen om samen te vallen (Strohschneider, pp. 379-80).
Nog een ander aspect van het avontuur is hier interessant voor ons. Aangezien het avontuur de onscheidbare eenheid van de gebeurtenis en het verhaal uitdrukt, de zaak en het woord, moet het wel, nog afgezien van zijn waarde voor de poëtica, ook echt een ontologische betekenis hebben. Als het zijn de dimensie is die zich voor de mensen opent in het antropogenetische taalgebeuren, als het zijn, in de woorden van Aristoteles, altijd iets is 'wat men zegt', dan heeft het avontuur wel degelijk iets van doen met een specifieke zijnservaring."
(G. Agamben, Avontuur, Sjibbolet, Amsterdam, 2016, pp.29-30)
zaterdag 30 juni 2018
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten