"Er is een schitterend kort verhaal van Marguerite Yourcenar, opgenomen in haar 'Vertellingen uit het Oosten'. Ze verhaalt van een Byzantijnse monnik uit Egypte, een gelovige discipel van de Heilige Athanasius, die in het oude Griekenland de invloed van Pan, de heidense godheid, komt bestrijden. Bij een grot, in een verlaten vallei waar herders en boeren elke avond een schotel melk neerzetten voor de nimfen, bouwt hij een kapel met een grote Christus.
De nimfen, verjaagd door de kruisbeelden en waakbedes van de monnik, trekken zich angstig in de grot terug, men ziet hun tranen van het gesteente druppen en hoort hun hese klaagzangen als van gewonde dieren. Hun gebroken lichamen zouden tot mist ontbinden of tot stof vervallen als de vleugels van een dode vlinder.
Op een avond verschijnt bij de biddende monnik een heel jonge vrouw. Ze is gekleed in het zwart, maar het is alsof ze van binnen licht geeft. Ze komt uit het Oosten, zegt ze, als de morgenstond. De monnik legt uit dat hij bezig is nimfen uit te roeien. De vrouw vraagt hoe zeker hij ervan is dat Gods vrede niet ook de nimfen bereikt, zoals die vrede herten bereikt en kuddes met geiten, en of hij weet dat God bij de Schepping aan bepaalde engelen vergat vleugels te geven, engelen die naar de aarde vielen en zich in de bossen vestigden waar ze de voorouders werden van de nimfen en van Pan? De monnik stamelt wat en laat de vrouw op haar verzoek toe tot de grot, waaruit ze naar enige tijd terugkeert.
Luister, zegt ze tegen de biddende monnik, en hij hoort kleine geluidjes uit haar mantel komen. Als ze haar mantel opent, vliegen daaruit honderden jonge zwaluwen. 'Ze keren elk jaar terug, en je zult ze beschutting geven in mijn kerk.'
De novelle is van een ontroerende schoonheid, geweven rond een oud kapelletje dat zich nu in de rijke Atheense voorstad van Kifisia bevindt en dat, net als de novelle, Onze Lieve Vrouw van de Zwaluwen heet. Opnieuw die verzoening tussen kerk en heidendom, misschien ook tussen Klassieke Oudheid en orthodoxie; een orthodoxie die volgens sommigen de Oudheid heeft vernietigd. De Britse Griekenlandkenner Patrick Leigh Fermor zag de kerk juist op de schouders van de Hellenistische wereld ontstaan: "De kerk is de laatste grote prestatie van de Klassieke Oudheid."
De Grieken zijn Europeanen. Maar Europeanen die iets hebben behouden dat elders - in Renaissance en Verlichting - verloren ging; een mystieke goddelijke orde, vastgehouden in tradities van familie en geloof, in heiligen en hun ikonen, en geschraagd door een verstokte, maar taaie kerk, die zich als een bruidsluier om keizers en presidenten slingerde, zelfs om sultans. De plaats waar die orde het zuiverst bewaard bleef is Athos, het schiereiland van monniken, dat ik nog niet bezoeken kon. Daar leeft Byzantium nog voort, in een laatste wakend licht." (Uit: De kleine alledaagse heiligheid, Wim Boevink, Trouw, Letter en geest, zaterdag 2 januari 2016)
zondag 3 januari 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten