Het beschikken over een echte vrije wil lijkt (in combinatie met de afwezigheid van externe dwang) een voldoende voorwaarde voor het moreel verwijtbaar schuldig zijn aan het verrichten van een moreel verkeerde handeling. Zo is Mark bijvoorbeeld moreel verwijtbaar schuldig aan het onwelwillend behandelen van Peter indien Marks wil echt vrij is en Mark niet door factoren buiten hem gedwongen werd om Peter onwelwillend te behandelen.
Maar wat nu als ieder mens met een kans van bijna één over een langere periode iemand onwelwillend behandelt, net zoals de kans bijna één is dat een dobbelsteen na een reeks van meerdere worpen op zes valt? Kunnen we dan eigenlijk nog wel zeggen dat Mark verwijtbaar schuldig is aan het onwelwillend behandelen van Peter? Mark zou immers kunnen beweren dat het met een kans van bijna één onvermijdelijk was dat hij op een dag iemand onwelwillend zou behandelen. Het werd Peter, maar anders was het bijna zeker eerder of later wel iemand anders geworden.
Stel dat we Marks repliek accepteren. In dat geval is er nog een derde eis nodig om te komen tot een voldoende voorwaarde voor moreel verwijtbare schuld. De moreel verkeerde daad dient zodanig te zijn dat de kans dat een mens over een langere periode genoemde daad verricht significant kleiner is dan één. Het ligt voor de hand te denken dat alléén aan de derde eis voldaan wordt in het geval van substantieel moreel verkeerde daden. Maar dan zijn we, zelfs als we over echte vrije wil beschikken en niet onderhevig zijn aan externe dwang, mogelijk veel minder vaak verwijtbaar schuldig aan onze moreel verkeerde daden dan we wellicht denken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Hallo Emanuel,
Je argument lijkt een lans te breken voor het favoriete excuus van menig tiener : "Maar Mam, iedereen in mijn klas doet het!"
Ik heb wat vragen :
1. Je betrekt eventuele externe dwang bewust in je argument. Wat versta je hier onder externe dwang? De dwang om een moreel verkeerde handeling uit te voeren? Of de dwang om een moreel verkeerde handeling niet uit te voeren? Of beiden? Ik ga er vooralsnog vanuit dat je alleen de eerste vorm van dwang bedoelt.
2. Maar stel tel dat er wel een externe dwang in het spel is? Is de argumentatie volgens jou dan zo anders? Er zijn situaties denkbaar dat ieder mens onder dezelfde dwang dezelfde moreel verkeerde handeling zou doen. Er zijn ook situaties denkbaar dat de meeste mensen onder dezelfde dwang toch niet tot de moreel verkeerde handeling zouden zijn overgegaan. Dus m.i. lijkt dezelfde argumentatie pasbaar. Hoe zie jij dat?
3. Wat als er inderdaad feitelijk geen externe dwang in het spel is. Maar de 'dader' in kwestie was tijdens het uitvoering van de moreel verkeerde handeling in de stellige overtuiging dat die externe dwang er wel was. Zie jij dat dan bij nader inzien dan toch als de aanwezigheid van externe dwang, of behandel jij deze persoon in je oordeel op basis van de feiten, n.l. dat die externe dwang er niet was?
4. En wie is in jouw argumentatie "ieder mens"? Is dat ieder mens met eenzelfde culturele achtergrond, opvoeding, hetzelfde geloof, dezelfde sociale status, levend in hetzelfde land en periode? Of is het ieder mens ongeacht al die factoren?
5. Externe dwang neem je wel mee waar het gaat om de beweegredenen waarom de persoon de moreel verkeerde handeling uitvoert, maar niet als het gaat om de beweegredenen waarom een ander persoon de moreel verkeerde handeling niet uitvoert. Is dat eerlijk? Een belangrijke situatie in je verhaal is namelijk de situatie waarin de genoemde kans significant kleiner is dan 1. Maar stel nu dat die kans alleen maar significant kleiner is dan 1 omdat heel veel mensen externe dwang hebben om de handeling niet te doen; dat als die externe dwang er niet zou zijn, dat dan de kans inderdaad bijna 1 zou zijn?
Groet,
Arno
Een mens is hoe dan ook verantwoordelijk voor zijn handelingen.
Een reactie posten