woensdag 3 augustus 2011

Een semantisch argument tegen ‘Alles is X’-reductionisme

In deze bijdrage geef ik een semantisch taalfilosofisch argument tegen elke reductionistische opvatting van de vorm ‘Alles is X’, zoals ondermeer Hegels these dat uiteindelijk alles geest is, of Nietzsche’s overtuiging dat in laatste instantie alles een wil tot macht is. Net zoals ieder semantisch taalfilosofisch argument is ook dat van mij gebaseerd op een betekenistheorie, op een bepaalde conceptie van betekenis, welke ik hieronder beknopt zal weergeven.

Betekenistheorie
Betekenis valt niet samen met verwijzing. Immers, de betekenis van de eigennaam ‘Dante Alighieri’ verschilt van die van de predicatieve expressie ‘auteur van La Divina Commedía’ terwijl beide uitdrukkingen dezelfde verwijzing hebben. Met Gottlob Frege maak ik daarom een onderscheid tussen Sinn en Bedeutung [1]. Verder, zonder te beweren hier Frege te volgen, neem ik aan dat iedere Sinn uit één of meerdere elementaire bestanddelen bestaat, en dat elk van deze bestanddelen een extramentale Bedeutung ofwel referent (in verleden of heden) heeft [2]. Laat nu A de Sinn van een talige expressie zijn. De verzameling van alle extramentale referenten van alle elementaire bestanddelen van A noem ik de referentieset van A, en deze noteer ik als Ref(A). Laat nu ook B de Sinn van een linguïstische uitdrukking zijn. Volgens mijn betekenistheorie geldt dan dat A gelijk is aan B dan en slechts dan als Ref(A) = Ref(B).

Bovengenoemde conceptie van betekenis berust dus op de fundamentele opvatting dat Sinn alléén in samenhang met Bedeutung gedacht kan worden. En dit levert geen enkel probleem op voor betekenisvolle termen met een lege extensie, zoals ‘De huidige koning van Frankrijk’ of ‘Eenhoorn’. Immers, de Sinn van bijvoorbeeld ‘Eenhoorn’ bestaat uit een groot aantal elementaire bestanddelen, waaronder Voorhoofd, Hoorn, Hoef, Staart, et cetera. En ieder van deze bestanddelen heeft een extramentale referent, zo vormen bijvoorbeeld alle hoornen uit heden en verleden de extramentale referent van het bestanddeel Hoorn. De referentieset van de Sinn van Eenhoorn, weergegeven als Ref(Sinn(‘Eenhoorn’)), is dus inderdaad niet leeg.

Het argument
Het semantisch argument kan tegen de achtergrond van bovengenoemde betekenistheorie nu gegeven worden. Ik zal dit argument uitwerken aan de hand van een voorbeeld, namelijk het materialisme. Het materialisme is inderdaad een vorm van ‘Alles is X’-reductionisme. De materialist meent immers dat alles materie is. Welnu, het semantisch argument betreft een reductio ad absurdum en gaat als volgt. Stel, voor reductio, dat alles materie is. De uitspraak dat alles materie is betreft de uitspraak dat ieder zijnde een materieel zijnde is. Maar, indien echt werkelijk alles materie is, dan is er helemaal geen extramentale referent beschikbaar om de referentieset van de Sinn van ‘zijnde’ te kunnen laten verschillen van de referentieset van de Sinn van ‘materieel zijnde’. De Sinn van ‘zijnde’ zou daarom samenvallen met de Sinn van ‘materieel zijnde’ en dus zou de uitspraak dat elk zijnde een materieel zijnde is neerkomen op de lege uitspraak dat elk materieel zijnde een materieel zijnde is. Maar dit is absurd, de materialist meent niet slechts een lege uitspraak te debiteren. De uitspraak dat alles materie is wordt door materialisten immers als een niet-triviaal standpunt gezien en niet als de inhoudsloze tautologische bewering dat alle materie materie is. De aanname dat alles materie is moet dus verworpen worden. Niet alles is materie.

Afsluitend
Bovengegeven weerlegging van het materialisme kan eenvoudig worden aangepast om iedere ‘Alles is X’ opvatting te weerleggen, waaronder dus de eerdergenoemde idealistische ‘Alles is geest’ these van Hegel en de vitalistische ‘Alles is wil tot macht’ opvatting van Nietzsche. Het semantisch argument betreft dus inderdaad een wijsgerig argument tegen elke vorm van eendimensionaal reductionisme. Ja, ook tegen de radicale reductionistische opvatting dat er ‘niets buiten de tekst bestaat’ omdat uiteindelijk alles taal zou zijn.

-----------------------------------------------------------------------------
[1] Frege, G., ‘Über Sinn und Bedeutung’, in Zeitschrift für Philosophie und philosophische Kritik, 100: 25-50. Translated as ‘On Sense and Reference’ by M. Black in Translations from the Philosophical Writings of Gottlob Frege, P. Geach and M. Black (eds. and trans.), Oxford: Blackwell, third edition, 1980.
[2] Een Sinn en haar elementaire bestanddelen zijn geen talige expressies. Nu kan strikt genomen alléén een talige expressie een Bedeutung ofwel referent hebben. De Bedeutung ofwel referent van een elementair bestanddeel van een Sinn dient daarom steeds begrepen te worden als de Bedeutung ofwel referent van iedere talige expressie waarvan de Sinn precies dat elementaire bestanddeel is.

6 opmerkingen:

MNb zei

Dit is een fraaie redenering en ik zal er uitgebreid mijn gedachten over laten gaan. Alleen, als natuurkundeleraar, vraag ik me op dit moment af: waar is de empirische toetsing? Want theorieën zijn mooi, maar een falsifieerbare theorie is beter.

Emanuel Rutten zei

Beste MNb,

Leuk dat je het een aardige redenering vindt. Ik ben benieuwd naar jouw commentaar.

Groet,
Emanuel

nand braam zei

@ Emanuel @MNb
Hierop aansluitend: Wat denken jullie van de volgende uitspraak van de Britse geneticus J.B.S. Haldane die het volgende zegt:
“Ik ben niet zelf een materialist, omdat, als het materialisme waar is…. We niet kunnen weten dat het waar is. Indien mijn meningen het resultaat zijn van chemische processen die zich afspelen in mijn brein, dan worden ze bepaald door de wetten van de chemie, niet door die van de logica.

Emanuel Rutten zei

Beste Nand,

Haldane's uitspraak doet mij denken aan de volgende argumentatie van C.S. Lewis in 'Is Theology Poetry?':

"One absolutely central inconsistency ruins [the popular scientific philosophy]. The whole picture professes to depend on inferences from observed facts. Unless inference is valid, the whole picture disappears... unless Reason is an absolute[,] all is in ruins. Yet those who ask me to believe this world picture also ask me to believe that Reason is simply the unforeseen and unintended by-product of mindless matter at one stage of its endless and aimless becoming. Here is flat contradiction. They ask me at the same moment to accept a conclusion and to discredit the only testimony on which that conclusion can be based."

Lewis' overweging lijkt mij adequaat.

Groet,
Emanuel

filosofiewetenschapkunst.web-log.nl zei

Ik kan je reductio ad absurdum niet volgen. Volgens mij wil een materialist iets zeggen wat je kunt vergelijken met “de Avondster = de Morgenster”: dit is niet iets triviaals en ook geen tautologie in de zin dat uit ons begrip van ‘Avondster’ en ‘Morgenster’ reeds volgt dat ze identiek zijn, maar het is een ‘ontdekking’ die mogelijk is door goed waar te nemen en te redeneren. Zoals iemand dus kan zeggen “De Avondster en de Morgenster lijken verschillend, maar zijn in werkelijk identiek”, zo kan iemand zeggen “Er lijkt naast materie nog andere dingen te bestaan, zoals geesten, maar in werkelijkheid is er slechts materie”. De Bedeutung van ‘materieel zijnde’ en ‘zijnde’ zijn zo wel gelijk, maar de Sinn is verschillend en het is geen triviale ontdekking dat ze dezelfde Bedeutung hebben.

Wat betreft je toevoeging in je volgende stuk: ook die kan ik niet volgen. De Sinn van ‘zijnde’ is wel anders dan die van ‘materieel zijnde’ omdat ‘zijnde’ de mogelijkheid open laat van andere zijnden dan materieel zijnden. In feite zegt de materialist (om bij jouw idee te blijven dat elke Sinn uit bestanddelen met een extramentale referent bestaat): er zijn misschien mogelijke werelden waarin naast materie er nog andere zijnden zijn, maar in de actuele wereld is er slechts materie. En dat is niet triviaal of tautologisch.

Emanuel Rutten zei

Beste,

In het vervolgstuk op mijn blog, getiteld "Een semantisch argument tegen ‘Alles is X’-reductionisme (II)" ga ik nader in op het voorbeeld van de Morgenster en de Avondster.

Verder zijn niet-actuele mogelijke werelden fictief óf reëel. Indien zij fictief zijn, dan komt de uitspraak van de materialist dat er misschien immateriële objecten in deze niet-actuele werelden zijn alsnog neer op de uitspraak dat al het zijnde materieel is. Indien deze niet-actuele mogelijke werelden reëel zijn en immateriële objecten bevatten, dan is, contra het materialisme, niet alles materieel.

Groet,
Emanuel