vrijdag 11 februari 2022

Heraclitus en het semantisch argument: een metafysische bezinning op de aard van het zijn

De conclusie van mijn semantisch argument luidt dat er geen universele eigenschappen bestaan. Steeds bestaat voor elk zijnde ook de negatie ervan. Dit geeft ons een goede reden om te erkennen dat zoals Heraclitus leert de natuur inderdaad een kosmische harmonie of eenheid der tegendelen is. De afwezigheid van universele eigenschappen past immers goed bij een Heraclitische logos van opposities. Deze logos is bij hem onveranderijk, eeuwig en noodzakelijk. Het spel der tegendelen is echter dynamisch. De tegendelen gaan voortdurend in elkaar over. Over de tegendelen spreekt Heraclitus in termen van spanning en strijd. En zelfs van oorlog. De tegendelen staan op gespannen voet met elkaar en zo is voortdurend alles in beweging. Deze eeuwige strijd is de strijd van die ene onveranderlijke logos die het zijn bestiert. Het zijn is dan ook niet alleen radicaal vrij zoals het semantisch argument leert, maar eveneens ten diepste dialectisch en zelfs antagonistisch. Ook dit sluit naadloos aan bij de conclusie van mijn semantisch argument. Het vloeit er zelfs uit voort. Dat de conclusie dat er geen universele eigenschappen zijn inderdaad vergaande implicaties heeft, heb ik vaker besproken. Zo moet bijvoorbeeld ook de monadeleer van Leibniz het ontgelden. Niet alles is immers een monade. De wegen naar de conclusie zijn bovendien talrijk. In wat volgt schets ik drie wegen vanuit voorgaande bezinning op de metafysische aard van het zijn.

Stel dat het zijn ontologisch of in elk geval logisch gegrond is in symmetriebrekingen of bifurcaties van het niets. Stel anders gezegd dat de werkelijkheid ontstaat door of moet worden begrepen als splitsingen of brekingen van het niets. In dat geval kan het zijn slechts als contrasten of differenties verschijnen. Differenties en contrasten zijn verschillen. Maar als het zijn altijd al bestaat uit verschillen, dan is er voor iedere eigenschap altijd iets dat die eigenschap niet heeft. Er zijn dan geen universele eigenschappen, wat precies de conclusie is van mijn semantisch argument. Een tweede overweging verloopt als volgt. Indien de werkelijkheid ten diepste intelligibel is, rede, logos, dan is zij wezenlijk discursief en derhalve inderdaad gegrond in verschillen. Het zijn is dan een geheel van eerdergenoemde differenties. Wederom volgt dat er geen universele eigenschappen zijn.

Een derde overweging sluit aan bij het eerdergenoemde dialectische moment van het zijn. Logos sluit de negatie in. Volgens dialectici behoort negatie zelfs tot het wezen van de logos. Zeggen dat de wereld ten diepste logosmatig is, komt dan ook neer op zeggen dat de negatie is ingeschreven in het zijn. Het is een existentiaal van het zijn. Alles heeft zo zijn 'niet'. Maar dan zijn er inderdaad geen universele eigenschappen. Natuurlijk leert Hegel dat er ook steeds sprake is van een aufhebung. De aufhebung wordt echter bij Hegel voortdurend weer genegeerd, zodat er na iedere aufhebung een nieuwe oppositie ontstaat en de universaliteit doorbroken wordt. Dit gaat door tot aan de absolute geest of ultieme zijnsgrond waarin alle opposities uiteindelijk gegrond zijn. Dit gegrond zijn in het ene is een uiteindelijke differentie. Want zoals gezegd is het zijn niet alleen radicaal vrij, maar ook ten diepste antagonistisch. De logos van het zijn is de negatie. Zo komen we weer uit bij de Heraclitische logos van de tegendelen en een ten diepste non-conformistisch en antagonistisch zijn, zoals dus eveneens de conclusie van het semantisch argument ons leert. De laatste waarheid over de metafysische aard van het zijn die we door dit argument op het spoor komen grondt tenslotte zelfs God zoals ik elders heb laten zien. Het semantisch argument spreekt tot ons over de geestelijke grond van het zijnsgeheel en de intieme band tussen logos, geest en wereld. Daarbij kan nu aangevuld worden dat een antagonistisch zijn een treffende metafysische verklaring vormt voor het transgressieve in Gods aard.

Geen opmerkingen: