zaterdag 9 augustus 2014

Is het compositiebeginsel algemeen geldig?

Het compositiebeginsel is één van de meest fundamentele beginselen van zowel de klassieke als de modale propositie- en predikaatlogica. In één van haar vele formuleringen luidt dit beginsel als volgt. De betekenis van een propositie wordt bepaald door de betekenis van haar samenstellende delen. Dit lijkt inderdaad een alleszins redelijk beginsel. Neem bijvoorbeeld de propositie 'Amsterdam is de hoofdstad van Nederland'. Natuurlijk wordt de betekenis ervan bepaald door de betekenis van de constanten 'Amsterdam' en 'Nederland', en de betekenis van de relatie 'is de hoofdstad van'. Of neem de propositie 'Esther weet dat Parijs in Europa ligt'. De betekenis van deze propositie wordt eveneens bepaald door haar samenstellende delen, in dit geval de constanten 'Esther', 'Parijs' en 'Europa', en de relatie 'weet dat'.

Toch lijkt er een probleem op te treden voor het ogenschijnlijk volstrekt evidente compositiebeginsel. Neem Mark. Mark besluit zijn iPhone twee namen te geven. Dit doet hij door ernaar te wijzen en vervolgens de op zichzelf nietszeggende symbolenreeksen abcd en xyzw als namen eraan toe te kennen. Vanaf dat moment heet zijn iPhone dus zowel abcd als xyzw. De betekenis van abcd is bovendien redelijkerwijs niets meer of minder dan Marks iPhone. En hetzelfde geldt voor xyzw. Er is immers naast de verwijzing van beide namen niets anders waaruit de betekenis van abcd en xyzw kan bestaan.

Stel nu dat hij aan Brigitte vertelt dat abcd een naam van zijn iPhone is. Dat xyzw ook een naam ervan is, vertelt hij haar niet. In dat geval is de propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone abcd heet' waar. De propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' is daarentegen onwaar. De waarheidswaarde van de ene propositie is dus ongelijk aan de waarheidswaarde van de ander. Beide proposities moeten daarom een verschillende betekenis hebben. Dit is echter in tegenspraak met het compositiebeginsel. Precies omdat de betekenis van xyzw gelijk is aan die van abcd, volgt immers dat de betekenis van de samenstellende delen van beide proposities hetzelfde is, zodat ze volgens het compositiebeginsel juist geen verschillende betekenis kunnen hebben. Het voorbeeld lijkt dus duidelijk te maken dat het compositiebeginsel in algemene zin onhoudbaar is.

12 opmerkingen:

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Precies omdat Brigitte de betekenis van xyzw niet kent, volgt dat de propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' onwaar is. Want als die propositie waar zou zijn, dan zou ze de betekenis van xyzw wel gekend hebben. En precies omdat die propositie onwaar is, ontstaat, zoals ik in mijn bijdrage laat zien, een probleem voor het compositiebeginsel. Het voorbeeld maakt dan ook wel degelijk duidelijk dat het compositiebeginsel in algemene zin onhoudbaar is.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

"In de wereld van Brigitte bestaat de propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' niet?" Waar heb je het in vredesnaam over? Het al dan niet bestaan van een propositie is niet contextafhankelijk. Precies omdat Mark Brigitte niet vertelt heeft dat zijn iPhone xyzw heet, weet Brigitte niet dat Marks iPhone xyzw heet. En daarom is de propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' onwaar. Het is immers niet waar dat Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet. Het is mij inmiddels inderdaad duidelijk dat je de argumentatie niet kunt volgen.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Natuurlijk, zodra iemand aan Brigitte vertelt dat Marks iPhone xyzw heet, weet ze dat die iPhone zo heet en dan is de propositie "Brigitte weet dat Marks iPhone xywz heet" waar. Maar dit alles doet natuurlijk niets af aan mijn argument tegen het compositiebeginsel. Om dat beginsel als algemeen beginsel te weerleggen is namelijk één adequaat tegenvoorbeeld nodig. En dat voorbeeld, waarin Brigitte het dus niet weet, gaf ik. Overigens zijn er uiteraard nog duizenden, zelf oneindig veel, andere tegenvoorbeelden te bedenken.

Wat je in jouw reactie daarvoor schrijft, is dermate warrig en onsamenhangend dat er niet eens een coherente tegenwerping tegen mijn argument uit gedestilleerd kan worden. Sterker nog, die reactie laat zien dat je niet lijkt te begrijpen wat in de filosofie onder 'propositie' en 'compositiebeginsel' verstaan wordt.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Excuses aanvaard. Je schrijft: "De samenstellende delen zijn eveneens proposities". Dit is echter incorrect. Neem de propositie "Brigitte weet dat Marks iPhone abcd heet". Zijn alle samenstellende delen van deze propositie proposities? Nee, dat is niet het geval. De logisch-semantische structuur van de propositie kunnen we als volgt weergeven: K Brigitte P1 (waarbij K = ‘weet dat’ en P1 = ‘Marks iPhone heet abcd’).

De samenstellende delen van de propositie "Brigitte weet dat Marks iPhone abcd heet" zijn dus K (een relatie), Brigitte (een constante) en P1 (een proposite). Nu zijn relaties en constanten geen proposities. Relaties en constanten kunnen niet waar of onwaar zijn. Van de drie samenstellende delen is er dus slechts één een propositie. De andere twee zijn dat niet. Het is dus niet zo dat alle samenstellende delen van een propositie eveneens proposities zijn.

De rest van jouw reactie, welke uitgaat van de incorrecte gedachte dat de samenstellende delen van een propositie eveneens proposities zijn, vervalt daarom. Maar probeer het gerust nog eens.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Je schrijft: "In de propositie 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' zijn de samenstellende delen 'Brigitte', 'Marks iPhone heet xyzw' en de relatie 'weet dat'. Mijn punt is dat die relatie niet aanwezig is."

Die relatie is echter juist wél aanwezig. De logisch-semantische structuur van die propositie laat zich als volgt weergeven: WeetDat(Brigitte,P1) waarbij P1 = 'Marks iPhone heet xyzw'. Kortom, de relatie 'weet dat' is constitutief voor (en dus aanwezig in) de propositie. Bovendien is de propositie onwaar omdat Brigitte niet weet dat Marks iPhone xyzw heet. Ook jouw laatste reactie levert dus geen weerlegging van mijn argument op.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Je schrijft: "De propositie 'WeetDat(Brigitte,P1)' is dus waar volgens het compositiebeginsel". Dit is echter niet het geval. In de eerste plaats zegt het compositiebeginsel niets over de waarheid of onwaarheid van proposities. Het compositiebeginsel zegt alleen iets over de betekenis van proposities (namelijk dat die wordt bepaald door de betekenis van de samenstellende delen ervan) en dat is wat anders. In de tweede plaats is de propositie 'WeetDat(Brigitte,P1)' helemaal niet waar. Deze propositie is onwaar omdat Brigitte niet weet dat Marks iPhone xyzw heet. Brigitte weet dus juist niet dat P1. De rest van jouw reactie komt daarom te vervallen.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Excuses (wederom) aanvaard. Je schrijft: "Jij suggereert dat het feit, dat P1 en P2 een tegenspraak opleveren". Dat suggereer ik echter nergens. En het is ook niet zo. De conjunctie van P1 en P2 levert namelijk helemaal geen tegenspraak op. Daarna schrijf je dat P2 "niet geldig is voor Brigitte". Dat is echter een zinledige uitspraak. Proposities zijn niet geldig of ongeldig. Het zijn redeneringen die geldig of ongeldig zijn. Proposities zijn daarentegen waar of onwaar. Moeten we dan wellicht zeggen dat P2 niet waar is voor Brigitte? Nee, ook dat is zinledig. We zeggen niet dat proposities waar of onwaar zijn voor een bepaald persoon. Proposities zoals P2 of "Frankrijk ligt in Europa" zijn waar of onwaar simpliciter, dus los van wie dan ook. Wel kunnen we zeggen dat een bepaalde propositie geloofd of (indien waar) geweten wordt door een bepaald persoon, maar dat is iets anders. Propositie P2 is dus überhaupt niet waar, los van wie dan ook. Brigitte weet immers niet dat Marks iPhone xyzw heet. De rest van jouw reactie komt dan ook wederom te vervallen.

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,
Sorry, ik kom zo maar even binnenvallen en ik heb de hele discussie nog niet gelezen.

Jij zegt (citaat):. Precies omdat de betekenis van xyzw gelijk is aan die van abcd, volgt immers dat de betekenis van de samenstellende delen van beide proposities hetzelfde is, zodat ze volgens het compositiebeginsel juist geen verschillende betekenis kunnen hebben.

Ik merk hierbij op dat de betekenis van xyzw weliswaar gelijk is aan die van abcd, maar dat geldt alleen voor Marc en niet voor Brigitte. Voor Brigitte is xyzw betekenisloos. Excuses als dit reeds behandeld is.
Groet,
Marc

Emanuel Rutten zei

Beste anoniem,

Jouw reactie berust op hetzelfde misverstand als die van Bert. 'Waarheid' en 'betekenis' zijn in de taalfilosofie noties die toekomen aan proposities, los van wie dan ook. Neem bijvoorbeeld de proposite 'Frankrijk ligt in Europa'. De betekenis van deze propositie is niet afhankelijk van Piet, Eva, Brigitte of wie dan ook. Hetzelfde geldt voor de waarheidswaarde van deze propositie. Ook deze is niet afhankelijk van Piet, Eva, Brigitte of wie dan ook. Dát is het raamwerk waarbinnen in de taalfilosofie de discussie over het compositiebeginsel plaatsvindt. Daarentegen hebben noties als 'geloof' en 'weten' juist wel betrekking op een bepaald persoon, zoals Piet, Eva, Brigitte of wie dan ook. Zo kan Eva bijvoorbeeld geloven dat Frankrijk in Europa ligt, terwijl Piet dit niet gelooft. En hetzelfde geldt voor de notie 'weten'.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Je citeert mij en zegt dat dát exact is wat je bedoelde. Welnu, als je dát bedoelde, dan had je dat moeten zeggen - in plaats van ten onrechte beweren dat P1 en P2 een tegenspraak opleveren. Want dat is niet zo. De conjunctie van beiden is namelijk logisch consistent.

Enfin, het is dus inderdaad wel zo dat volgens mij de waarheid van P1 samen met de onwaarheid van P2 in tegenspraak is met het compositiebeginsel. Beide proposities zouden volgens dat beginsel immers dezelfde betekenis (en dus dezelfde waarheidswaarde) moeten hebben. En de relatie 'weet dat' heeft in P1 wel degelijk precies dezelfde betekenis als in P2. Dus dat helpt je ook al niet.

Het laatste gedeelte van jouw reactie is slechts een restloze herhaling van zetten. Ik verwijs je hiervoor dus naar mijn vorige reactie op jou. En zie bovendien in dit verband ook mijn reactie op 'anoniem'. Je hebt dan ook helemaal niets weerlegd. Maar blijf het gerust proberen.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Bert,

Het is zeker zo dat bij Brigitte de representatie ontbreekt van xyzw als naam van Marks iPhone. Ze weet immers niet dat Marks iPhone xyzw heet. En precies daarom is P2 onwaar. En daar volgt dan weer uit dat P2 een andere betekenis moet hebben dan de ware propositie P1, wat direct een probleem oplevert voor het compositiebeginsel.

Verder heeft de relatie 'weten dat' in P1 wel degelijk dezelfde betekenis als in P2. De logisch-semantische structuur van P1 is namelijk WetenDat(Brigitte,'Marks iPhone heet abcd') en die van P2 is WetenDat(Brigitte, 'Marks iPhone heet xyzw'). Kortom, dezelfde tweewaardige relatie WetenDat(__,__) is een constitutief bestanddeel van beide proposities. En omdat het in beide gevallen dus om hetzelfde constitutieve bestanddeel gaat, is de betekenis van 'weten dat' in beide proposities hetzelfde. Dit is echt elementair. Jouw reactie levert dus nog niet eens het begin van een weerlegging van mijn argumentatie op. Het valt me overigens op dat je inmiddels steeds vaker in herhaling valt. Er komt een moment waarop ik restloze herhalingen niet meer zal doorzetten op mijn blog. Maar probeer gerust een weerlegging van mijn argument te vinden dat wel de moeite van het overwegen waard is. Dan zal ik dat zeker plaatsen.

Groet,
Emanuel

Andries de Jong zei

Beste Emanuel,

De kern van mijn kritiek op je voorbeeld is dat je een use-mentionfout maakt, maar laat ik bij het begin beginnen.

compositionaliteit wordt over het algemeen geformuleerd als de volgende stelling:

De betekenis van een complexe uitdrukking is een functie over de betekenissen van haar constituenten.

Dat betekent nog niet dat de constituenten de enige bepalers van de betekenis van de complexe uitdrukkingen zijn. Zinsstructuur en principes van concatenatie zijn medebepalend. Het voorbeeld dat je geeft is Frege's puzzel waarin een naam voortkomt in een intensionele context, i.e. niet extensioneel. Nu weten we sinds Kripke's Naming and Necessity dat er goede argumenten zijn om het gebruik van namen niet descriptief op te vatten, maar Milliaans, d.w.z. als een uitdrukking die alleen een denotatie en geen connotatie heeft.

Echter, namen worden wel geassocieerd met bepaalde eigenschappen en zijn descriptief inzoverre ze onderdeel zijn van een naamgevingspraxis. Evans, in The Varieties of Reference (1982, hoofdstuk 9), heeft een aardige theorie over hoe namen geassocieerd worden met bepaalde beschrijvingen.

Het verschil in de intensionele context met betrekking tot de zin 'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet' onwaar is komt tot stand met betrekking tot het verschil in deze naamgevingspraxis. Het verschil in deze naamgevingspraxis krijgt zijn uitwerking in de waarheidswaarde van deze zin, omdat je hier een use-mentionfout maakt. De zin moet niet zijn

'Brigitte weet dat Marks iPhone xyzw heet',

maar

'Brigitte weet dat Marks iPhone `xyzw' heet',
waar de naam `xyzw' in zijn mention-vorm gebruikt wordt.

Er zijn betere argumenten tegen compositionaliteit, namelijk de contextualiteit van bepaalde predikaten. Wanneer we het hebben over rode appels, dan hebben het over hoe de schil eruitziet, terwijl wanneer we het hebben over rode grapefruits, het vooral gaat over de binnenkant van de vrucht. Daarnaast hebben we voorbeelden zoals terugverwijzende voornaamwoorden (anaphora), en aanwijzende voornaamwoorden (indexicalia). Om de betekenis van deze woorden te achterhalen, maken we gebruik van pragmatische aannames (zoals de maximes van Grice 1968). Echter, ik denk dat in deze gevallen er sprake is van een verbaal dispuut, want de betekenis van deze woorden kan ook opegavt worden als een functie waarbij de missende waarde wordt ingevuld door de pragmatische context.