zaterdag 16 oktober 2010

Een hernieuwd argument voor dualisme

In deze bijdrage geef ik een hernieuwd argument voor dualisme. Onder dualisme wordt hier de opvatting verstaan dat mentale toestanden, i.e. gedachten, gevoelens en gewaarwordingen, niet door materie geproduceerd kunnen worden. Het argument is gebaseerd op het volgende algemene metafysische principe:

Indien een entiteit A een entiteit B produceert, dan is er tenminste één eigenschap P waarvoor geldt (i) P is een eigenschap van A, (ii) P is een eigenschap van B, (iii) P is een wezenlijke eigenschap van A en/of B.

Met een wezenlijke eigenschap van een entiteit wordt hier een eigenschap bedoeld die de entiteit in iedere mogelijke wereld bezit. Zo is 'mens zijn' een wezenlijke eigenschap van Socrates. In iedere mogelijke wereld waarin Socrates bestaat geldt dat Socrates mens is. Het 'leraar van Plato zijn' is daarentegen geen wezenlijke eigenschap van Socrates. Er is immers een mogelijke wereld waarin Socrates geen leraar van Plato is.

Volgens bovengenoemd principe kan een entiteit dus geen entiteit produceren waarmee het geen enkele, voor tenminste één van beiden wezenlijk zijnde, eigenschap gemeen heeft. Dit principe lijkt meer dan redelijk. Het is in elk geval plausibel genoeg om ingezet te worden in een metafysische argumentatie.

Welnu, is het zo dat een mentale toestand met een stuk materie een eigenschap kan delen die voor tenminste één van beiden wezenlijk is? Laten we eerst eens kijken naar mentale toestanden. Wezenlijke eigenschappen van een mentale toestand zijn het hebben van kleur, geur en klank. Immers, indien een mentale toestand kleur, geur of klank heeft, dan is het hebben van een kleur, geur of klank ook onmiddellijk een wezenlijke eigenschap voor die mentale toestand. Het hebben van kleur, geur en klank zijn echter geen eigenschappen van een stuk materie. Het zou immers onzinnig zijn om te vragen naar de kleur, de geur of de klank van een elementair deeltje of van een samenstelling van elementaire deeltjes. Laten we nu kijken naar stukken materie. Wezenlijke eigenschappen van een stuk materie zijn het hebben van massa, volume en een mate van ondoordringbaarheid. Gedachten, gevoelens en gewaarwordingen hebben echter geen massa, geen volume en geen mate van ondoordringbaarheid. Zo zou het absurd zijn om te vragen wat de massa is van een gedachte, wat het volume is van een gevoel, of wat de mate van ondoordringbaarheid is van een gewaarwording. Al met al kunnen we dus concluderen dat het niet zo is dat mentale toestanden en stukken materie een eigenschap gemeenschappelijk hebben die voor tenminste één van beiden wezenlijk is.

Maar, zo zou tegengeworpen kunnen worden, ieder mentale toestand en ieder stuk materie bestaat toch altijd in de tijd en is toch altijd op een bepaalde plaats in de ruimte gelokaliseerd? Is het daarom niet zo, zo zou de tegenwerping kunnen luiden, dat
'temporeel zijn' en 'gelokaliseerd zijn' wezenlijke eigenschappen zijn van zowel mentale toestanden als stukken materie, zodat zij dus zelfs twee eigenschappen delen die voor beiden wezenlijk zijn!

Deze tegenwerping is echter niet adequaat. Temporaliteit en lokaliteit zijn namelijk geen wezenlijke eigenschappen van mentale toestanden en stukken materie. Neem immers een temporele mentale toestand X. Beschouw nu een mogelijke wereld W zonder tijd met daarin een mentale toestand die kwalitatief identiek is aan X. We kunnen dan zeggen dat X zelf op een atemporele wijze in W bestaat. Temporeel zijn is dus geen wezenlijke eigenschap van een mentale toestand. Neem nu een gelokaliseerde mentale toestand X. Beschouw een mogelijke wereld W' zonder ruimte waarin een mentale toestand bestaat die kwalitatief identiek is aan X. We kunnen dan wederom zeggen dat X zelf in W' bestaat. Neem verder aan dat X het enige object is in de ruimteloze mogelijke wereld W'. In dat geval is X niet gelokaliseerd in W'. Gelokaliseerd zijn is dus geen wezenlijke eigenschap van een mentale toestand. Welnu, hetgeen we tot dusver over X gezegd hebben geldt ook indien X een stuk materie in plaats van een mentale toestand zou zijn. Bovendien was X willekeurig gekozen. Uit dit alles volgt daarom dat het 'temporeel zijn' en het 'gelokaliseerd zijn' geen wezenlijke eigenschap van een mentale toestand of van een stuk materie is. Kortom, dat mentale toestanden en stukken materie de eigenschappen 'temporaliteit' en 'lokaliteit' delen doet niets af aan het feit dat er geen enkele eigenschap is die zij beiden bezitten en die voor tenminste één van beiden wezenlijk is.

Uit het hierboven genoemde algemene metafysische principe, toegepast op stukken materie (voor A) en mentale toestanden (voor B), volgt daarom dat mentale toestanden niet geproduceerd kunnen worden door materie. Immers, zoals uiteengezet wordt in het geval van materie en mentale toestanden niet aan de drie voorwaarden (i), (ii) en (iii) voldaan. Gedachten, gevoelens en aanschouwingen kunnen dus volgens genoemd principe niet het product van materie zijn. Dit is precies wat het dualisme stelt.

4 opmerkingen:

Henk Ellermann zei

Interessant, maar ben tegen:)

http://henkellermann.nl/trillingen/19-10-2010/tijd/ruttens-dualisme-argument

Emanuel Rutten zei

Beste Henk,

In jouw artikel breng je een aantal interessante kwesties ter sprake. Je vraagt je af of een wereld zonder tijd mentale toestanden kan bevatten. Zelf zie ik geen metafysische tegenspraak in de conceptie van een atemporele bewustzijnstoestand. Neem bijvoorbeeld overtuigingen, zoals '1+1=2' of 'Ik besta'. Waarom zou de mentale toestand van het overtuigd zijn dat '1+1=2' of dat 'Ik besta' niet onveranderlijk en daarom atemporeel kunnen zijn? Hetzelfde geldt voor qualia zoals het zien van de kleur rood. Ook dit soort bewustzijnstoestanden kunnen coherent als onveranderlijk en daarom tijdloos gedacht worden. Dit alles betekent natuurlijk dat we de definitie van mentale toestanden niet al te veel kunnen 'oprekken'. Zo is bijvoorbeeld de bewustzijnsstroom van het zetten van een kop koffie inherent veranderlijk en daarom temporeel. Het zou dus incorrect zijn om de ervaring van het zetten van een kop koffie aan te duiden als een bewustzijnstoestand.

Verder schrijf je dat het door mij voorgestelde algemene principe ongeschikt is om een dominante rol te spelen in het dualisme debat. Je bezwaar lijkt te zijn dat ook een materialist zou kunnen ontkennen dat mentale toestanden door materie geproduceerd worden. Welnu, een materialist zou inderdaad kunnen beweren dat van productie geen sprake is omdat iedere mentale toestand ontologisch identiek is aan het stuk materie dat voor deze toestand verantwoordelijk is. Deze positie lijkt mij echter hoe dan ook onhoudbaar. Een mentale toestand kan niet ontologisch identiek zijn aan een stuk materie omdat er eigenschappen zijn die de één wel en de ander niet bezit. Denk hierbij aan volume en massa, maar bijvoorbeeld ook aan kleur en geur. Er is echter nog een tweede manier om als materialist de notie van productie te vermijden. Sommige materialisten beweren namelijk dat er van een productie van mentale toestanden uit materie geen sprake is omdat mentale toestanden (zoals het zien van de kleur rood) helemaal niet bestaan. Het eenvoudigweg ontkennen van het bestaan van bewustzijnstoestanden acht ik echter onzinnig.

Eveneens merk je op dat constellaties van elementaire deeltjes eigenschappen kunnen hebben (zoals het vloeibaar zijn) die één enkel elementair deeltje niet bezit. Hier ben ik het natuurlijk volledig mee eens. Het punt is echter dat geen enkele constellatie van elementaire deeltjes een eigenschap deelt met een mentale toestand die voor tenminste één van beiden wezenlijk is. Zo is bijvoorbeeld het vloeibaar zijn geen eigenschap van een mentale toestand. Bovendien is vloeibaar zijn geen wezenlijke eigenschap van een gegeven constellatie van elementaire deeltjes. Neem immers een mogelijke wereld waarin de deeltjes van de desbetreffende constellatie voldoende ver van elkaar verwijderd zijn.

Groet,
G.J.E. Rutten

Henk Ellermann zei

Beste GJE,
Even kort, wellicht vind ik nog ergens de tijd voor een gedegener reactie.

1) Je stelt: "Zelf zie ik geen metafysische tegenspraak in de conceptie van een atemporele bewustzijnstoestand." Dit staat vrijwel gelijk aan de assumptie dat het dualisme correct is, het is niet de conclusie van je metafysisch principe

Het punt is juist dat je dient aan te tonen dat de mentale ervaringen waar wij het over kunnen hebben, namelijk de onze, in een tijdloze wereld bestaan. Ik denk "ik denk dus ik besta" en ik neem waar "rood" in de tijd. De vraag is, die jij moet beantwoorden, wat hier atemporeel aan is.

2) Vloeibaar is geen mentale eigenschap. Klopt. Dat was ook niet de boodschap achter het voorbeeld. De vraag was (impliciet): wat zijn de wezenlijke overeenkomsten tussen "vloeibaar" en materie.

De rest later... Thx

Emanuel Rutten zei

Beste Henk,

Ik ben benieuwd naar de rest. Hierbij alvast mijn eerste reactie. Ik fundeer zoals ik beschreef atemporaliteit in onveranderlijkheid. Er is niets incoherents aan de notie van een onveranderlijke en daarom atemporele gedachte aan '1+1=2'. Evenmin is er iets logisch contradictoirs aan de conceptie van een onveranderlijke en daarom atemporele gewaarwording van 'rood'.

De bewering dat onveranderlijke en daarom atemporele bewustzijnstoestanden mogelijk zijn is inderdaad niet de conclusie van mijn metafysisch principe. Genoemde bewering en principe behoren immers beiden tot de premissen van mijn argument.

Verder ben ik niet van mening dat genoemde bewering vrijwel gelijk staat aan de claim dat dualisme correct is. Laten zien dat dualisme correct is komt neer op het laten zien dat bewustzijnsstromen (i.e., reeksen van bewustzijnstoestanden) niet het product van materie kunnen zijn. Om dit te betogen heb ik meer nodig dan slechts de claim dat atemporele bewustzijnstoestanden mogelijk zijn.

Je vraagt verder naar de wezenlijke overeenkomsten tussen vloeibaar en materie. Als ik je goed begrijp ben je van mening dat dergelijke overeenkomsten er niet zijn. Dit zou dan een weerlegging van mijn metafysisch principe impliceren: vloeibaarheid wordt toch immers geproduceerd door materie?

Mijn reactie hierop is dat het niet redelijk is om zoiets als vloeibaarheid entiteit-status te geven. Een fenomeen zou pas entiteit-status moeten krijgen indien het niet mogelijk is dit fenomeen restloos te reduceren naar reeds door ons geaccepteerde typen entiteiten. In dit verband zou ik je willen aanbevelen mijn artikel 'Over het verschil tussen de klei en het beeld' te lezen (www.filosofieblog.nl/?p=631).

Groet,
G.J.E. Rutten