Is negatie louter een epistemisch construct van onze taal en ons denken of moeten wij erkennen dat het ‘niet’ ontologisch is “ingeschreven” in de wereld zelf? Maakt anders gezegd negatie deel uit van het zijn? In een nieuwe wijsgerige beschouwing over het zijn en het niet ga ik in op deze metafysische vraag. Ik betoog dat we om een hypostasering oftewel ontologische verzelfstandiging van negatie te voorkomen zowel het uniek zijn van dingen als het volledig zijn van collecties moeten hypostaseren. Door uniciteit en volledigheid te rekenen tot de positieve feiten van de wereld voorkomen we het moeten erkennen van het bestaan van negatieve feiten.
woensdag 26 februari 2020
zaterdag 15 februari 2020
Twee verbanden tussen de-wereld-voor-ons kennisleer en het semantisch argument
Uitgaande van mijn wereld-voor-ons kennisleer is er sprake van een hechte parallellie tussen denken en zijn. Elk contrast in het denken impliceert dus een contrast in het zijn. Er zijn dus geen universele eigenschappen, wat precies de conclusie is van mijn semantisch argument.
Volgens mijn wereld-voor-ons kennisleer geeft taalanalyse ons inzicht in de aard van de wereld. De wereld zoals wij deze ervaren en denken is immers ten diepste betrokken op taal. Twee van de drie premissen van mijn semantisch argument ontleen ik aan de structuur van de taal en zijn dus inderdaad gegrond in taalanalyse.
Volgens mijn wereld-voor-ons kennisleer geeft taalanalyse ons inzicht in de aard van de wereld. De wereld zoals wij deze ervaren en denken is immers ten diepste betrokken op taal. Twee van de drie premissen van mijn semantisch argument ontleen ik aan de structuur van de taal en zijn dus inderdaad gegrond in taalanalyse.
zondag 9 februari 2020
Roger Scruton, Kant en de-wereld-voor-ons
Roger Scruton onderscheidt twee noodzakelijke en in zichzelf complete menselijke perspectieven op het zijn: het wetenschappelijke perspectief en het manifeste perspectief, waarbij dit laatste naast ethiek en esthetiek ook religie omvat. Het wetenschappelijke perspectief of beeld is het abstracte theoretische beeld van het zijn zoals dat met name door de natuurwetenschappen wordt ontsloten. Het manifeste beeld noemt Scruton de Lebenswelt en betreft de wereld van de alledaagse en betekenisvolle menselijke ervaringen en duidingen.
Genoemd onderscheid wordt door hem cognitief dualisme genoemd. Precies omdat het hier om twee verschillende eigenstandige menselijke perspectieven op het zijn gaat, levert een tegenspraak tussen algemeen geaccepteerde wetenschappelijke oordelen en algemeen geaccepteerde manifeste oordelen geen probleem op. Er ontstaat zo immers geen contradictie binnen één en hetzelfde perspectief. Wel is het bijvoorbeeld zo dat omdat religieuze ervaringen geen referent hebben in het wetenschappelijke beeld, religie bij Scruton uiteindelijk te typeren valt als een religio intransitiva. Het zijn zelf tenslotte, de werkelijke werkelijkheid, is volgens hem voor ons als mensen onkenbaar.
Het is gelet op bovenstaande net alsof Scruton datgene wat ik in mijn kennisleer de-wereld-voor-ons noem in tweeën splijt. De-wereld-voor-ons betreft immers het ene in zichzelf complete menselijke perspectief op het zijn. Het omvat zowel epistemisch gerechtvaardigde wetenschappelijke oordelen als epistemisch gerechtvaardigde morele en religieuze oordelen. Bovendien is er in de-wereld-voor-ons een referent van religieuze ervaringen, net zoals de algemeen aanvaarde claims van de wetenschap binnen de-wereld-voor-ons een referent hebben. De wetenschap vormt hier dus geen in zichzelf compleet beeld van het zijn. En hetzelfde geldt voor het manifeste beeld. Alleen de-wereld-voor-ons in haar geheel vormt een in zichzelf compleet menselijk perspectief op de onkenbare werkelijke werkelijkheid.
Wanneer wij binnen het ene ongedeelde perspectief van de-wereld-voor-ons een onderscheid maken tussen enerzijds epistemisch gerechtvaardigde wetenschappelijke en anderzijds epistemisch gerechtvaardigde manifeste oordelen, dan spreken deze oordelen elkaar dan ook ten diepste niet tegen. Ze vullen elkaar eerder aan. De-wereld-voor-ons is als één enkel perspectief immers coherent en dus vrij van tegenspraken.
De relatie tussen Scrutons cognitief dualisme en Kants kennisleer ligt een stuk lastiger. Het wetenschappelijke beeld zou Kant uitgaande van zijn onderscheidingen begrijpen als een deel van de fenomenale wereld. Maar dit geldt niet voor het manifeste beeld. Want dit omvat bij Scruton eveneens dimensies die Kantiaans gezien niet louter fenomenaal zijn, zoals het morele en het religieuze. Scrutons manifeste beeld bevat anders gezegd ook aspecten of elementen die Kant eerder zou aanduiden als noumenaal in plaats van fenomenaal.
Uitgaande van mijn wereld-voor-ons kenleer moet daarentegen alles wat Scruton tot het manifeste beeld rekent net zoals het wetenschappelijke beeld gesitueerd worden binnen de-wereld-voor-ons. Wij kunnen immers niets zeggen over wat niet tot de-wereld-voor-ons behoort. De werkelijke werkelijkheid, het zijn zelf, is voor ons als mensen volstrekt ontoegankelijk.
Genoemd onderscheid wordt door hem cognitief dualisme genoemd. Precies omdat het hier om twee verschillende eigenstandige menselijke perspectieven op het zijn gaat, levert een tegenspraak tussen algemeen geaccepteerde wetenschappelijke oordelen en algemeen geaccepteerde manifeste oordelen geen probleem op. Er ontstaat zo immers geen contradictie binnen één en hetzelfde perspectief. Wel is het bijvoorbeeld zo dat omdat religieuze ervaringen geen referent hebben in het wetenschappelijke beeld, religie bij Scruton uiteindelijk te typeren valt als een religio intransitiva. Het zijn zelf tenslotte, de werkelijke werkelijkheid, is volgens hem voor ons als mensen onkenbaar.
Het is gelet op bovenstaande net alsof Scruton datgene wat ik in mijn kennisleer de-wereld-voor-ons noem in tweeën splijt. De-wereld-voor-ons betreft immers het ene in zichzelf complete menselijke perspectief op het zijn. Het omvat zowel epistemisch gerechtvaardigde wetenschappelijke oordelen als epistemisch gerechtvaardigde morele en religieuze oordelen. Bovendien is er in de-wereld-voor-ons een referent van religieuze ervaringen, net zoals de algemeen aanvaarde claims van de wetenschap binnen de-wereld-voor-ons een referent hebben. De wetenschap vormt hier dus geen in zichzelf compleet beeld van het zijn. En hetzelfde geldt voor het manifeste beeld. Alleen de-wereld-voor-ons in haar geheel vormt een in zichzelf compleet menselijk perspectief op de onkenbare werkelijke werkelijkheid.
Wanneer wij binnen het ene ongedeelde perspectief van de-wereld-voor-ons een onderscheid maken tussen enerzijds epistemisch gerechtvaardigde wetenschappelijke en anderzijds epistemisch gerechtvaardigde manifeste oordelen, dan spreken deze oordelen elkaar dan ook ten diepste niet tegen. Ze vullen elkaar eerder aan. De-wereld-voor-ons is als één enkel perspectief immers coherent en dus vrij van tegenspraken.
De relatie tussen Scrutons cognitief dualisme en Kants kennisleer ligt een stuk lastiger. Het wetenschappelijke beeld zou Kant uitgaande van zijn onderscheidingen begrijpen als een deel van de fenomenale wereld. Maar dit geldt niet voor het manifeste beeld. Want dit omvat bij Scruton eveneens dimensies die Kantiaans gezien niet louter fenomenaal zijn, zoals het morele en het religieuze. Scrutons manifeste beeld bevat anders gezegd ook aspecten of elementen die Kant eerder zou aanduiden als noumenaal in plaats van fenomenaal.
Uitgaande van mijn wereld-voor-ons kenleer moet daarentegen alles wat Scruton tot het manifeste beeld rekent net zoals het wetenschappelijke beeld gesitueerd worden binnen de-wereld-voor-ons. Wij kunnen immers niets zeggen over wat niet tot de-wereld-voor-ons behoort. De werkelijke werkelijkheid, het zijn zelf, is voor ons als mensen volstrekt ontoegankelijk.
Labels:
De-wereld-in-zichzelf,
De-wereld-voor-ons,
Kant,
Roger Scruton
Abonneren op:
Posts (Atom)