In zijn essay 'Leven, Lijden, Schrijven - Methode' poneert Michel Houellebecq beknopt een metafysica van het lijden. Het lijden is volgens hem de ultieme bron van de wereld. Alles wat bestaat is tot aanzijn gekomen in en door het lijden. Het lijden is dus de zijnsoorzaak, i.e. de oorzaak van het zijnsgeheel. Zij is echter niet een van het zijnsgeheel gescheiden transcendent beginsel. Integendeel, het lijden is een immanent oorsprongs-principe, i.e. het lijden is als zijnsgrond aanwezig in alles wat bestaat. Het lijden doordringt zo het zijnsgeheel. Zij vormt niet alleen de oorsprong, maar ook het wezen van de wereld. Hieronder geef ik de relevante passages uit genoemd essay achtereenvolgens weer.
"De wereld is een zich ontplooiend lijden. Een kern van lijden ligt aan haar oorsprong. Elk bestaan is een expansie, en een verplettering. Alle dingen lijden, zozeer dat ze beginnen te zijn. Het niets trilt van pijn, zozeer dat het tot aanzijn komt: in een abject paroxisme.
De zijnden worden diverser en complexer, zonder iets van hun aanvankelijke aard te verliezen. Vanaf een bepaald bewustzijnsniveau verschijnt de schreeuw. De poëzie komt daaruit voort. De gearticuleerde taal eveneens.
De eerste dichterlijke stap bestaat erin terug te gaan naar de oorsprong. Te weten: het lijden.
De verschijningsvormen van het lijden zijn belangrijk; ze zijn niet wezenlijk. Elk lijden is goed; elk lijden is nuttig; elk lijden werpt zijn vruchten af; elk lijden is een hele kosmos.
[...]
De wereld bestaat uit lijden omdat ze in essentie vrij is. Het lijden is het noodzakelijke gevolg van de vrije ruimte tussen de delen van het systeem. Dat moet u weten en zeggen.
U kunt het lijden niet in een doel veranderen. Het lijden is, en kan derhalve onmogelijk een doel worden."
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten