dinsdag 2 maart 2010

Een weerlegging van de drie kosmologische argumenten voor het bestaan van God?

Laten we een mogelijke weerlegging overwegen van de drie kosmologische argumenten voor het bestaan van God. Neem allereerst het fine-tuning argument. We zouden tegen dit argument kunnen inbrengen dat een multiverse in beginsel metafysisch mogelijk en niet eens zo heel onwaarschijnlijk is. Een multiverse is echter fataal voor het fine-tuning argument omdat het feit dat er vele universa bestaan een plausibele verklaring vormt voor de opmerkelijke fine-tuning van ons universum.

Nu kan natuurlijk op een multiverse het Kalam argument worden toegepast. In een multiverse geldt immers nog altijd zoiets als 'cosmic time' en een relatief ten opzichte van deze tijd absoluut begin van het multiverse.

Het probleem met het Kalam argument is echter dat de uit dit argument volgende oorzaak van het multiverse geen eerste oorzaak hoeft te zijn. Het is immers metafysisch mogelijk en niet eens zo heel onwaarschijnlijk dat de oorzaak van het multiverse zelf ook in atemporele zin veroorzaakt is. Het Kalam argument is dus machteloos om de mogelijkheid van een oneindige regressie van oorzaken te elimineren.

Nu kan op de mogelijkheid van een oneindige regressie van oorzaken het Leibniziaanse argument toegepast worden. Het geheel van alle veroorzaakte objecten (inclusief allerlei eventuele oneindige regressies van oorzaken) zou volgens dit argument immers een reden voor haar bestaan moeten hebben. Deze reden is ofwel een externe (en dus onveroorzaakte) oorzaak ofwel het feit dat genoemd geheel noodzakelijk bestaat. Welnu, het is plausibel dat genoemd geheel niet noodzakelijk bestaat. Hieruit zou dan volgen dat het geheel van alle veroorzaakte objecten is veroorzaakt door een onveroorzaakt object: God.

Het probleem hier is echter dat het geheel van alle veroorzaakte objecten niet zomaar als een object beschouwd kan worden waarop we het beginsel van voldoende reden van Leibniz kunnen toepassen. De vraag of dit geheel een object is hangt namelijk af van de gehanteerde mereologie. Uitgaande van mereologisch universalisme kunnen we inderdaad concluderen dat genoemd geheel een object is. Mereologisch universalisme staat echter de laatste tijd steeds meer onder druk als adequate mereologische theorie. Daarmee is de overtuigingskracht van het Leibniziaanse argument dus al met al ook niet erg groot. De tegenwerping dat het geheel van alle veroorzaakte objecten zelf geen object hoeft te zijn om te kunnen vragen naar de reden voor haar bestaan lijkt bovendien ook geen uitkomst te bieden. Zodra we het geheel van alle veroorzaakte objecten niet als object opvatten is er namelijk geen grond meer om de reden voor het bestaan van dit niet-noodzakelijk bestaande geheel buiten zichzelf te zoeken. We kunnen dan immers volstaan met Hume's opmerking dat het bestaan van dit geheel voldoende is verklaard indien ieder object binnen dit geheel als oorzaak een ander object heeft binnen dit geheel. Deze verklaring is echter niet voldoende om te kunnen concluderen dat er een eerste oorzaak bestaat van alles buiten zichzelf.

Op deze manier komen dus de drie kosmologische argumenten voor het bestaan van God in de lucht te hangen. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of de hier geschetste kritiek op de drie kosmologische argumenten overtuigend is.

Geen opmerkingen: