vrijdag 26 augustus 2016

Nieuw argument voor mijn wereld-voor-ons kenleer

Neem Mark. Mark heeft zijn hele leven lang raven geobserveerd in Friesland en tot op de dag van vandaag zijn alle raven die hij aldaar zag zwart. Stel dat hij op grond hiervan inductief concludeert dat alle raven zwart zijn. Zouden wij dit dan een legitieme inductie vinden? Dit lijkt niet het geval. De enige conclusie die hij redelijkerwijs kan trekken is dat in Friesland alle raven zwart zijn. De stap van "Alle raven zijn zwart in Friesland" naar "Alle raven zijn zwart" lijkt niet gerechtvaardigd. Mark heeft immers nog nooit een observatie buiten Friesland gedaan.

Of neem Anne. Zij is een jaar lang de hele wereld doorgetrokken op zoek naar raven. Overal op aarde waar zij kwam waren de raven die zij zag zwart. Mag zij op grond hiervan inductief concluderen dat alle raven zwart zijn? Opnieuw lijkt de enige gerechtvaardigde conclusie te zijn dat alle raven in dat jaar zwart zijn. Ze heeft immers maar gedurende één jaar raven geobserveerd.

Deze voorbeelden laten zien dat inductief redeneren vaak conclusies oplevert die vergezeld moeten worden van een bepaalde ruimtelijke of tijdelijke inperking: Alle raven in Friesland zijn zwart of alle raven in dat jaar zijn zwart. Deze kwalificaties raken we niet zomaar kwijt zonder aanvullende observaties te doen. Als Mark zijn conclusie wil generaliseren tot alle geografische locaties, dan zal hij ook op veel plaatsen buiten Friesland waarnemingen moeten gaan doen. En als Anne haar conclusie wil generaliseren tot alle tijden, dan zal zij nog heel wat vaker op reis moeten gaan.

Neem nu Jan. Hij is al zijn hele leven bezig met het waarnemen van raven op allerlei plekken op aarde. Hij is bijna overal al meerdere keren geweest. En alle raven die hij tot nu toe heeft gezien waren zwart. Kan Jan nu zonder al te veel problemen de inductieve conclusie trekken dat alle raven zwart zijn? Er valt veel voor te zeggen dat Jan zijn conclusie niet hoeft in te perken tot een specifieke locatie of tijdsperiode. Hij heeft immers gedurende vele jaren op meerdere plaatsen op aarde waarnemingen gedaan. Maar toch is ook Jans conclusie aan een belangrijke kwalificatie of inperking onderhevig. Een inperking die bovendien ook al voor Mark en Anne gold. Welke is dat? Ze is niet van ruimtelijke of tijdelijke aard. Ze heeft zogezegd betrekking op een derde dimensie die niet meer of minder relevant lijkt dan de ruimtelijke en tijdelijke dimensie. Deze derde dimensie betreft het type kenactor dat de observatie doet.

Alle observaties van Jan (en ook van Mark en Anne) waren observaties van een mens oftewel van een menselijke kenactor. Vanuit het perspectief van genoemde derde dimensie zijn alle observaties beperkt tot één type kenactor. De enige legitieme inductieve conclusie die Jan kan trekken is daarom in analogie met de voorgaande twee voorbeelden de conclusie dat alle raven zwart zijn voor een menselijke kenactor. En opnieuw kan de stap van "Alle raven zijn zwart voor ons als mensen" naar "Alle raven zijn zwart" niet gemaakt worden zonder daarbij ook observaties van andere typen kenactoren te betrekken. Het mag duidelijk zijn dat dit laatste echter niet mogelijk is. Wij kunnen als mensen weliswaar op reis gaan, maar nooit zullen wij in staat zijn om onze observaties te verruimen met waarnemingen van niet-menselijke kenactoren. We zijn immers niet in staat om buiten onze menselijke conditie te treden. Dit betekent dat al onze inductieve kennis onvermijdelijk ingeperkt moet worden met de kwalificatie voor ons als mensen. En wat geldt voor onze inductieve kennis geldt in feite voor al onze kennis. Wij kunnen alléén kennis vergaren over hoe de wereld voor ons als mensen is. De stap van deze kennis naar kennis over de wereld in zichzelf is voor ons als mensen principieel onmogelijk.

14 opmerkingen:

Anoniem zei

Je maakt een machine die zaken kan registreren die buiten het aangeboren menselijke waarneemvermogen liggen. Een telescoop, een infra-rood camera, een Large Hadron Collider. De waarnemingen die je daarmee doet zijn kenbaar voor de mens. En dus kan de mens zaken waarnemen en begrijpen die buiten zijn directe waarneemvermogen liggen.

Of ze zijn het niet, en zijn dus daardoor zinloos. Maar dan kan je het argument doortrekken naar de ingebouwde waarneeminstrumenten van de mens, die op dezelfde natuurkunde gebaseerd zijn als menselijke instrumenten. En dan zijn de ingebouwde instrumenten ook leverancier van onkenbare zaken, en dan kan de mens helemaal niets kennen.

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Een heldere uiteenzetting die didactisch gezien hoog scoort.

Als wij de conclusie toepassen op de eerste premisse van het modaal-epistemisch argument voor het bestaan van god zouden wij dan niet moeten zeggen: "Voor ons mensen is de bewering dat er geen onkenbare waarheden zijn plausibel"?
En omdat wij mensen moeten erkennen dat de propositie "god bestaat niet" onkenbaar is, is de conclusie gerechtvaardigd dat het voor ons mensen plausibel is dat god noodzakelijk bestaat.
Maar of deze bewering, die voor ons mensen geldt, ook,los van wat wij mensen menen te kunnen beredeneren, voor god geldt, moeten wij dat, overeenkomstig de "mijn wereld- voor-ons kenleer" niet in het midden laten?

vriendelijke groet,
Herman

Emanuel Rutten zei

Hoi Jaron,

Dank voor je reactie. Het is zeker niet zo dat ik uitgaande van mijn kenleer veronderstel dat de-wereld-in-zichzelf anders is dan de-wereld-voor-ons. Precies omdat we helemaal niets weten over de aard van de-wereld-in-zichzelf kunnen wij ook niet uitsluiten dat ze in feite gelijk is aan de-wereld-voor-ons. We weten het niet en we zullen het ook nooit weten. We bevinden ons voorgoed in het 'voor ons'. Elke uitspraak over de aard van de-wereld-in-zichzelf dienen we dan ook te vermijden.

In het derde voorbeeld (maar dus in feite eveneens in de eerste twee voorbeelden) is de inductie overhaast in die zin dat van alle mogelijke type kenactoren we in feite maar de observaties van één type kenactor meegenomen hebben. En we mogen de observaties van één type kenactor niet zomaar generaliseren als geldig voor alle typen kenactoren. Dat is niet minder overhaast dan wanneer we observaties die alleen in Friesland gedaan zijn generaliseren tot alle geografische locaties. De conclusie dient dus ingeperkt te worden als geldig voor dat type kenactor dat de observaties deed, net zoals Marks conclusie ingeperkt dient te worden tot alleen geldig voor Friesland.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Hoi Jaron,

De vraag is inderdaad hoe ver je de inperking wilt doorvoeren. Het is goed denkbaar dat raven op andere continenten niet zwart zijn en dat raven in andere tijdperken dat evenmin zijn. Dat is zeker niet onwaarschijnlijk. En daarom dienen Mark en Anne toch echt aanvullende observaties te verrichten. Is het echter waarschijnlijk dat Jan een anomalie is onder de mensheid en over heel andere cognitieve capaciteiten beschikt dan andere exemplaren van dezelfde soort? Dit lijkt veel minder voor de hand te liggen. Het lijkt toch echt redelijker om te denken dat - zonder dat wij aanwijzingen hebben voor het tegendeel - Jan een willekeurig mens is dat voor wat betreft zijn kenvermogens niet wezenlijk afwijkt van alle andere mensen. Maar dan mogen zijn observaties op grond van de introductieregel van de universele kwantor worden gegeneraliseerd tot alle exemplaren van zijn soort.

Overigens kan Jan zijn inductie ook voltooien door zijn observaties samen te voegen met die van Mark, Anne en nog veel meer mensen. In dat geval hebben we immers de waarnemingen van een groot aantal verschillende mensen, zodat we in elk geval mogen generaliseren tot op het niveau van de mensheid. Daarbuiten komen we echter niet.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Hoi Jaron,

Inductie speelt uiteraard een cruciale rol in het specifieke nieuwe argument dat ik hierboven geef voor mijn kenleer. In mijn kenleer zelf speelt inductie echter geen belangrijke rol. Ik beweer bijvoorbeeld niet dat het geloof in het bestaan van zoiets als de menselijke ervaring gebaseerd is op inductie.

Om goed op jouw laatste reactie in te gaan zou ik deze kenleer hier eigenlijk moeten gaan behandelen. Dat schiet natuurlijk niet op. Je zou als je er iets meer over wilt weten bijvoorbeeld blz. 21-27 van http://goo.gl/5pcq9R kunnen doorlezen.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Hoi Jaron,

Wat je in die uiteenzetting zult missen is een antwoord op de vraag wanneer een bepaalde bewering al dan niet epistemisch gerechtvaardigd is. Dat geef ik in mijn thesis over mijn kennisleer, getiteld "Het kenbare noumenale. Transcendentie binnen de-wereld-voor-ons". In het stuk dat ik in mijn vorige reactie noem verwijs ik er twee keer naar.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Hoi Jaron,

Nergens claim ik te weten dat ons verstand transformerend optreedt. Hoe zou dat ook kunnen? Om dat vast te stellen zouden we een positie moeten innemen buiten ons denken, hetgeen onmogelijk is. Ik ben daar in genoemd tekstgedeelte heel duidelijk over. Een belangrijk argument dat ik daar noem is dan ook precies dat van ons *onvermogen* om vast te stellen of - en zo ja, in welke mate - ons denken iedere inhoud altijd al transformeert. Wij weten niet in hoeverre ons denken zelf optreedt als een cartesiaanse demon. Evenmin hebben we toegang tot de priors in dit geval. Dus rest ons niets anders dan het opschorten van ons oordeel hieromtrent. En dat impliceert dat we niets kunnen zeggen over het "an sich" van de werkelijkheid.

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

"Wij weten niet in hoeverre ons denken zelf optreedt als een cartesiaanse demon. Evenmin hebben we toegang tot de priors in dit geval. Dus rest ons niets anders dan het opschorten van ons oordeel hieromtrent. En dat impliceert dat we niets kunnen zeggen over het "an sich" van de werkelijkheid".

Ook al lijkt het voor ons mensen plausibel dat alle mogelijke waarheden kenbaar zijn, dit impliceert dus, als ik het goed begrijp, nog niet dat het "an sich" ook werkelijk is zoals het ons toeschijnt. Of er dus een onkenbare waarheid is of niet, daarover moeten wij ons oordeel opschorten. Begrijp ik je zo goed?

vriendelijke groet,
Herman

Emanuel Rutten zei

Beste Herman,

De uitspraak "Al het mogelijk ware is kenbaar" is gerechtvaardigd als uitspraak over de wereld zoals zij voor ons als mensen is. Deze uitspraak valt dus zelf binnen de-wereld-voor-ons. En dit geldt voor al onze uitspraken, dus ook voor gerechtvaardigde uitspraken als "Alles wat begint te bestaan heeft een oorzaak voor zijn of haar ontstaan", "2+3=5", "De som van de hoeken van een Euclidische driehoek is 180 graden", "Het is moreel verwerpelijk om voor je plezier een ander pijn te doen", "Een voorwerp kan niet tegelijkertijd geheel blauw en geheel rood zijn", "IJzer zet uit bij verhitting", "Parijs is de hoofdstad van Frankrijk" en "E=mc2". Als we zeggen dat iets waar is, dan betreft dat uiteindelijk ook slechts een uitspraak over hoe de wereld voor ons is. Wij kunnen alleen beweren dat binnen de-wereld-voor-ons al het mogelijk ware kenbaar is. Want over de wereld zoals zij op zichzelf is kunnen wij niets weten. Al ons spreken, denken en ervaren heeft de-wereld-voor-ons als haar uiteindelijke subject. Wanneer wij als mensen metafysica bedrijven, doen we dat dus ook in de-wereld-voor-ons. Sterker nog, mijn wereld-voor-ons kennisleer maakt metafysica juist mogelijk. Zie bijvoorbeeld blz. 21-27 van http://goo.gl/5pcq9R

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Bedankt, heel duidelijk.
Hieruit volgt dus: Wij zijn niet in staat om te weten of uitspraken waarvan wij mensen op grond van bepaalde redeneringen menen te weten dat zij waar zijn, ook "an sich" waar zijn.
Dat de "mijn wereld-voor-ons kennisleer" metafysica juist mogelijk maakt zou ik daarom willen aanvullen met de opmerking: "maar wij moeten in het midden laten of de inzichten die zij ons oplevert "an sich" waar zijn of niet. Het blijft mensenwerk.

vriendelijke groet,
Herman

Emanuel Rutten zei

Precies!

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Betekent dat niet dat wij niet kunnen weten dat uitspraken, gedaan door iemand waarvan wij niet weten dat hij/zij onfeilbaar is, "an sich" waar zijn?
Als ik zou weten dat jij onfeilbaar bent en dat jouw uitspraken waar zijn, niet alleen voor jou en mij, maar voor ieder denkbaar kennend subject, dan zou ik mogen aannemen dat zij "an sich" waar zijn.
Het punt is echter dat ik niet weet dat jij onfeilbaar bent. Zelfs als je mij ervan zou kunnen overtuigen dat je onfeilbaar bent schiet ik daar nog niets mee op.
Ik als mens zou dan denken dat jij onfeilbaar bent, maar ik kan, als ik je goed begrijp, niet de garantie hebben dat dat "an sich" werkelijk zo is.
Als je ieder denkbaar kennend subject zou kunnen overtuigen dat je onfeilbaar bent in al jouw uitspraken dan mogen wij deze als absoluut waar beschouwen.
Ik heb overigens gerede twijfel of je dat kunt en het zou mij niet verwonderen als je daar zelf ook aan twijfelt.

vr. groet,
Jac

Anoniem zei

Beste Emanuel,
Mijn laatste reactie ondertekende ik met "Jac". Het moet zijn "Herman".
"Jac" is de naam waarmee ik op een ander blog onderteken; een vergissing dus, sorry.
vr. groet,
Herman

Theo Smit zei

Emanuel,

een tijdje niet gekeken op je blog. Maar dit lijkt me toch wel een evident voorbeeld van waar je je als enigszins nadenkend mens wel bewust van bent: de wereld voor ons is de enige, die we kennen. Mooi is de schaal die je aanbrengt, van volkomen particuliere waarneming (met 'mijn'appelvink in de tuin) tot de 'onderzoeker' die de hele 'populatie' van de appelvink (of nog vrijer: de vink op de aarde) in kaart brengt. En toch is het 'fundamenteel' nog niet genoeg in de kennisleer. Mijn hemel. Wat is de lol van de filosoof nog om die kennisleer-voor-ons, wat potverdriedubbeltjes anders kan de mens, steeds maar weer in te willen wrijven. Een enigszins wijs mens denkt dan: dank je de koekoek nog? Here here, of ala Allah. (En niet in de les gaan claimen: de wereld voor ons in de kenleer: op God loop je lekker vast op Schiermonnikoog: de stilte, dat is de wereld voor ons, naar de kennis-voor-ons, volgens de zenuwbanen.)