zaterdag 15 februari 2020

Twee verbanden tussen de-wereld-voor-ons kennisleer en het semantisch argument

Uitgaande van mijn wereld-voor-ons kennisleer is er sprake van een hechte parallellie tussen denken en zijn. Elk contrast in het denken impliceert dus een contrast in het zijn. Er zijn dus geen universele eigenschappen, wat precies de conclusie is van mijn semantisch argument.

Volgens mijn wereld-voor-ons kennisleer geeft taalanalyse ons inzicht in de aard van de wereld. De wereld zoals wij deze ervaren en denken is immers ten diepste betrokken op taal. Twee van de drie premissen van mijn semantisch argument ontleen ik aan de structuur van de taal en zijn dus inderdaad gegrond in taalanalyse.

3 opmerkingen:

Prot. zei

Beste Emanuel,

Je zegt: “Volgens mijn wereld-voor-ons kennisleer geeft taalanalyse ons inzicht in de aard van de wereld. De wereld zoals wij deze ervaren en denken is immers ten diepste betrokken op taal.”
Vanuit deze diepste betrokkenheid op taal wil ik je graag laten kennismaken met de wereld zoals ik die bezie vanuit mijn kleine en persoonlijke taalanalyse.

Ontneem ons de taal en de goden zullen verdwijnen

In den beginne was het woord…

We geven betekenis aan de dingen om ons heen door hetgeen we: zien, ruiken, proeven, horen en voelen een naam te geven. Kortom vanuit de ervaring ontstaan de woorden, de zinnen en de taal.

Het paard, het huis, de steen, het water, de perzik en de vrouw.

We zien aan de woorden die ik hiervoor noem, dat het woord kan verwijzen naar verschillende substanties. Het verwijst zowel naar levende als dode substanties. Al deze woorden kun je koppelen aan waarneembare zaken of zaken die de ervaring betreffen. We zijn daarnaast als talig individu ook geïnteresseerd in wat iemand (of iets) doet, wanneer dat is en waar het plaatsvindt.
Het antwoord op deze vragen geeft voldoende informatie om elkaar (goed) te begrijpen. Communicatie op dit niveau is al een kunst op zich. Miscommunicatie door bijvoorbeeld het zelf invullen van een van de vragen zonder daarover met elkaar te spreken, leidt regelmatig tot onbegrip of erger.

De mens kan betekenis geven aan dingen die er niet zijn

Nu zijn er ook woorden die betekenis geven aan dingen die (fysiek of qua ervaring) niet aanwezig zijn, die we dus niet kunnen ervaren, of waarvan we ons geen concreet fysiek beeld kunnen vormen. De vragen wie doet wat, wanneer en waar zijn op dit terrein van de metafysica per definitie waardeloos geworden als het gaat om het geven van informatie. Immers niemand kan het weten!

Het niets, de hemel, de engelen, de ziel, het bewustzijn en god.

Laatstgenoemde woorden verwijzen dus naar; niet bestaande zaken, of naar dingen die je niet kunt oppakken, niet kunt ervaren, en die je alleen betekenis kunt geven vanuit de taal zelf.
Bij het ontstaan van zo’n woord spreken we af wat wij als (sub)groep of volk, daaronder moeten verstaan. De geschiedenis bepaalt de betekenis. Deze betekenis hoeft niet precies gelijk te blijven in tijd. Tevens is het mogelijk dat er diverse betekenissen circuleren binnen de wetenschappen en/of onder subgroepen.

Als de leegte en het niets, toch een invulling krijgen

Men kan ervan uitgaan dat een zo duidelijk mogelijke omschrijving en definiëring, zo minmogelijk ruimte geeft aan afwijkende interpretatie of onbegrip. Nu is dat bij ‘niet bestaande dingen’ juist de crux. In de loop van de tijd wordt er vaak op het niveau van de metafysica een heel bouwwerk opgetuigd om aan elkaar duidelijk te maken waar we het over hebben.
Helemaal waterdicht zal het nooit worden. Tolkien komt waarschijnlijk het dichtst in de buurt van een perfecte beschrijving van een wereld die niet bestaat. Onze fantasierijke geest vindt zijn verzonnen wereld heel aannemelijk en logisch.

We kunnen nog een stapje verder gaan. Ieder kind en iedere volwassene kan zich een beeld vormen van een kabouter. Dat is toch zo’n klein mannetje met een baard en een puntmutsje die woont in een rode paddenstoel met witte stippen. Hetzelfde geldt voor een engel. Sierlijk feeëriek lichtgevende gedaantes die meestal onzichtbaar opereren en in direct contact staan met god, die natuurlijk ook onzichtbaar is.

Prot. zei

Het valt op dat er in dit soort verhalen regelmatig wordt uitgegaan van leven dat we niet kunnen waarnemen, of leven dat schuw is en zich onttrekt aan het daglicht, en zodoende verstopt, voor de mens, zijn dag moet doorbrengen in grotten en diepe holen, in ieder geval uit het zicht. Pas rond de klok van 24.00 uur komt het gespuis tevoorschijn.

Ja, ja, dat zijn sprookjes, zal men zeggen. Maar toch zijn de effecten van deze
niet-bestaande scheppingen groot, erg groot zelfs.

We kennen allemaal het beschermengeltje dat je in het ziekenhuis laat belanden. Nou dat is een geluk bij een ongeluk geweest, roept iedereen. We kunnen magere Hein gelukkig weer een tijdje in het knekelhuis laten zitten.

Mensen die dit beeld van de beschermengel herkennen gaan uit van de definitie die onderling is afgesproken. Bij metafysische begrippen is die definitie, zoals eerder gezegd, lang niet altijd waterdicht. Het zit hem dan vaak in kleine dingen. Of de engel bijvoorbeeld op de linker, rechter, of op beide schouders zit. Blijkbaar is dit in de gedeelde afspraak niet duidelijk genoeg aan de orde gekomen. Historisch zijn er hierover diverse invullingen geweest waarover we tegenwoordig nog heel lang kunnen bekvechten.

God is verstopt in de taal

In taal kunnen we dus praten en denken over dingen die er niet zijn. Denken buiten de bestaande orde is een groot goed. De ratio, het verstand, heeft ons die mogelijkheid gegeven.
Taal is het enige instrument dat ervoor zorgt dat we op deze wijze, het denken kunnen verdiepen, dat we uit de banden van het normale kunnen springen. Metafysica kan hoop geven, kan gelukkig maken, tracht een lichtje in de duisternis te zijn. Er zijn veel positieve argumenten te verzinnen rond metafysische begrippen.
Echter vergeet niet dat er tevens negatieve kanten aan vastzitten.
Denk aan het niet kunnen terugvallen op ‘aardse zaken’. De goden hebben gesproken (door mij) en daarom gaan we dit en dat niet meer doen! Macht in de schoot geworpen van degene die in direct contact staat met hogere sferen. En wie kan deze aanspraak op een directe lijn met het goddelijke verifiëren?

Om helder te krijgen waar metafysische begrippen zich precies bevinden in het spectrum, delen we taal op in drie domeinen. Zo krijgen we beter zicht op de ‘marginale’, maar evenzeer de bijzondere plek die metafysische begrippen innemen.
In grote lijnen zijn deze drie domeinen te vergelijken met het ware, het goede en schone van Plato. Te weten: het werkelijkheidsdomein van de waarheid, de juistheid en de waarachtigheid.

Waarheid:
Praten over waarheid kan als we het hebben over feitelijkheden, over dingen die we waarnemen en ervaren. Dingen die we kunnen tellen en meten. Het gaat hier over empirische grootheden, over alles wat we weten van de buitenwereld.

Juistheid:
Over juistheid praten we onderling als het gaat over wat de meerderheid van de bevolking vindt. Een intersubjectief gedeelde realiteit, waar we in algemene zin van vinden dat die goed is. Het gaat hier met name om ethische kwesties die tot uitdrukking komen in het rechtssysteem. Recht als gestolde ethiek. Wat juist is, zijn afspraken die gemaakt zijn op gedeeld begrip.

Waarachtigheid:
Dit domein bevat o.a. de innerlijke wereld van gevoel, behoeftes, emotie en esthetiek.
Van authenticiteit en creativiteit. Waarachtigheid komt er verder op neer dat een actor betrouwbaar is in woord en daad.

Prot. zei

Als we het over religie en geloof hebben, dan past dat alleen maar in het domein van de waarachtigheid. Geloven is immers niet-weten. Daarmee past het niet in het domein van de waarheid.
Geloven in een god is iets persoonlijks. In de wetten staat niet dat iedereen moet geloven in god.
Er staat alleen dat we vrij zijn om te geloven in een god en daarmee wordt het weer persoonlijk.
Er is geen onderlinge afspraak gemaakt om het te verplichten als het enige juiste en daarmee past het niet in het domein van de juistheid.

Zoals we duidelijk kunnen zien passen woorden die verwijzen naar metafysische zaken niet binnen het domein van de waarheid en de juistheid. Deze bovenzinnelijke communicatie is sec voorbehouden aan het domein van de waarachtigheid. Geloof is daarmee uitgesloten van wetenschappelijke waarheid en wettelijke juistheid.


Ontneem ons de taal en de goden zullen verdwijnen

Taal is het enige instrument dat de mens bezit om metafysica te bedrijven. Andere dieren zullen enkel reageren op de prikkels die ze krijgen vanuit de omgeving waarin ze leven.
Een leeuw besluipt een prooi. De impala ruikt de leeuw en angst zorgt voor een vlucht op leven en dood. Hier gaat het allemaal om waarneembare natuur, om directe prikkels vanuit de omgeving.

De impala zal niet 3 weesgegroetjes doen en ervan uitgaan dat de machtige Impala-god haar zal beschermen. Ze zal ook niet denken, dat mocht de leeuw haar grijpen en doden, ze dan bij haar Impala-familie in de groene savannehemel zal komen. Nee, die eer is alleen voorbehouden aan het mensendier. Wij creëren met behulp van taal, transcendente begrippen en woorden die ons meer geven dan hier op aarde is. We doen dat zo geraffineerd rond een mooi verhaal dat we er zelf(s) in gaan geloven.

Zie hier de kracht van het woord en de enorme verbeelding van de geest samenkomen, in de Kunst, de godsdienst en de sprookjes. We zijn een gezegend diersoort.

Ergo, zonder taal had god dus nooit bestaan! In gedachte nemend dat god slechts in de taal is, kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de mensheid met de creatie van dit arglistige communicatiemiddel, tevens een creatie heeft gerealiseerd waar we erg voorzichtig mee moeten zijn. We moeten ons hoeden voor de monsters, demonen en goden die tot leven komen in de woorden van de metafysica.

Johannes 1: …en het Woord was bij God, en het Woord was God.


Met vriendelijke groet,

Wijnand Bartelson