zondag 30 oktober 2022

Twee varianten van het stof-vorm paradigma

Volgens het stof-vorm paradigma wordt de vorm aangebracht in de stof. Maar waar huist dan de intelligibiliteit? In de vorm of in de stof? In het geval van de Aristotelische metafysica zetelt de intelligibiliteit in de vorm en in het geval van de Aristotelische retorica zetelt de intelligibiliteit voornamelijk in de stof. Want de stof is in de Aristotelische metafysica onbepaalde materie en de vorm is in deze metafysica het principe van intelligibiliteit, terwijl in de Aristotelische retorica de stof de over te brengen inhoud is en de vorm slechts stijl en ordening betreft. Het genus 'stof' heeft dan ook als species 'materie' en 'inhoud'. Er zijn zo minimaal twee varianten van het stof-vorm paradigma, namelijk een Aristotelisch retorische variant waarbij de stof intelligibel gezien "dik” is en de vorm "dun", en een Aristotelische metafysische variant waarbij de stof intelligibel gezien maximaal “dun” is en alle intelligibiliteit toekomt aan de vorm. Voor wat betreft het drietal ethos, logos en pathos van de Aristotelische retorica moeten we zeggen dat de logos en het erdoor uitgedrukte ethos tot de inhoud en dus tot de stof behoren. Stijl en ordening behoren hoe dan ook tot de vorm. De grote vraag is nu waartoe pathos in meest eigenlijke zin behoort: tot de stof of tot de vorm?

vrijdag 14 oktober 2022

Religious, poetic and argumentative persuasion in the Helen of Gorgias

My contribution for the VU conference Inventive Theology: Rhetoric and the Politics of Believing on Wednesday 26 and Thursday 27 October at the Singelkerk in Amsterdam is here available.

vrijdag 7 oktober 2022

Aanwijzingen voor en kenmerken van Gods bestaan - column voor filosofisch tijdschrift Sophie (2022-5)

We kunnen op grond van twee overwegingen inzien dat het redelijk is om te denken dat de oorsprong van de wereld een bewust wezen is en dus dat God bestaat. De eerste overweging vertrekt vanuit de wereld en omvat negen aanwijzingen: (1) het geheel van alle ruimte, alle tijd en alle materie heeft een absoluut begin gehad en is dus gegrond in een onstoffelijke, buitenruimtelijke en buitentijdelijke oorsprong, (2) we leven op de rand van een scheermes omdat er geen leven ontstaan zou zijn indien een of meerdere van de natuurconstanten een iets andere waarde gehad zou hebben, (3) het boek van de natuur is op sublieme wijze in de taal van de wiskunde geschreven, (4) de wereld bezit een rationele structuur die wij succesvol kunnen doorgronden, (5) er is bewustzijn dat niet tot materie herleidbaar is, (6) er is vrije wil dat niet tot natuuroorzaken herleidbaar is, (7) we bewonen een moreel universum waarin sommige zaken werkelijk goed en andere werkelijk kwaadaardig zijn, (8) alle positieve eigenschappen blijken logisch combineerbaar, zodat een wezen dat ze allemaal bezit niet alleen logisch mogelijk is, maar ook bestaat omdat 'noodzakelijk bestaan' een positieve eigenschap is, en (9) er bestaan geen universele eigenschappen, zodat de oorsprong van de wereld radicaal vrij is en dus redelijkerwijs gegrond is in een bewust wezen. Deze aanwijzingen maken gezamenlijk het bestaan van God waarschijnlijk.

De tweede overweging vertrekt direct vanuit de wereldgrond. Welke kenmerken moet de oorsprong van de wereld hebben om de oorsprong van de wereld te kunnen zijn? Ik noem er vier: (a) de oorsprong van de wereld moet in elk geval actief scheppend zijn, (b) de oorsprong van de wereld kan van niets buiten zichzelf afhankelijk zijn en moet dus volkomen onafhankelijk oftewel vrij zijn, (c) de oorsprong van de wereld moet enkelvoudig en niet samengesteld zijn omdat aan iedere veelheid een diepere eenheid vooraf gaat, (d) de oorsprong van de wereld kan niet lijken op een structuur die voor de hand liggende alternatieven toelaat omdat anders onmiddellijk de onbeantwoordbare vraag gesteld kan worden waarom dan niet een van die alternatieven de oorsprong van de wereld is. Op grond van deze vier kenmerken vallen informatie en materie af. Alleen bewustzijn oftewel geest voldoet eraan, zodat de oorsprong van de wereld geen materie of informatie is, maar een bewust wezen, en opnieuw volgt dat God bestaat.

Soφie is een filosofisch tijdschrift dat zesmaal per jaar verschijnt. Zij biedt een intellectuele uitdaging door kritisch na te denken over actuele onderwerpen, geïnspireerd door de christelijke traditie.

maandag 3 oktober 2022

Religieus, poëtisch en argumentatief overtuigen in de Helena van Gorgias

Wat is toch die bijzondere gave van het woord? Het lijkt welhaast iets goddelijks. Dit stelt Socrates in de Gorgias van Plato. Socrates verbindt hier de macht van het woord met het goddelijke. In de klassieke oudheid gebeurde dit wel vaker. Velen meenden dat de magie van het woord niet van deze wereld is. Omgekeerd wordt in de klassieke retorica religie zelden als een retorische praktijk geanalyseerd. Een van de weinige vindplaatsen waarin het religieuze door een retorische lens bekeken wordt, is de Helena van Gorgias. In een nieuwe bijdrage bespreek ik wat Gorgias hierin te zeggen heeft over het religieuze spreken als een vorm van op overtuigen gericht retorisch spreken, of preciezer, wat de retorica ons volgens Gorgias leert over de aard van de overtuigingskracht van het religieuze spreken. Om goed te begrijpen hoe religieuze overtuigingen volgens Gorgias ontstaan, behandel ik eerst zijn opvatting over het verband tussen taal, denken en zijn. Dit doe ik aan de hand van zijn tekst Over het niet zijnde of over de natuur. Daarna ga ik in op zijn retorische duiding van de religie in de Helena. Zo wordt duidelijk waarin de kracht van het religieuze woord volgens Gorgias ligt en wat dit betekent voor de manier waarop mensen religieus overtuigd worden en tot religieus geloof komen.