zondag 3 maart 2019

Crassus over dialectiek in De Oratore

“Het zou me niets verbazen, als je er in je hart heel anders over denkt en hier alleen een staaltje weggeeft van je bijzondere bedrevenheid in tegenargumentatie, waarin je inderdaad onovertroffen bent. Dit is nu precies een vaardigheid die behoort tot het specifieke oefenterrein van de redenaar, al is ze intussen ook onder filosofen in zwang gekomen, vooral onder diegenen die over elke zaak die hun wordt voorgelegd zeer uitvoerig twee tegengestelde standpunten plegen te verdedigen.” (Cicero, De Oratore, p. 146)

Dit is een buitengewoon interessante vindplaats, waarin feitelijk wordt gesteld dat wijsgerige dialectiek (zoals bedreven door Socrates, beschreven door Plato in de Phaedrus en uitgewerkt door Aristoteles in de Topica) is voortgekomen uit de retorische praktijk van het publiekelijk weerleggen van een opponent tijdens openbare volksvergaderingen en rechtzittingen. Hieraan verwant is dan de gedachte dat 'het vraagstuk' in de dialectiek teruggaat op het feitenrelaas of de voorstelling van zaken aan het begin van een redevoering, en 'de oplossing' in de dialectiek teruggaat op het betoog in het midden ervan.