maandag 28 oktober 2019

Retorica in deze tijd

Er wordt vaak gesteld dat we in een post truth tijdperk leven. We zouden voorbij de waarheid zijn. De waarheid doet er echter nog steeds toe. Er is geen waarheidscrisis. Er is eerder sprake van een autoriteitscrisis. Door het toegenomen aantal autoriteiten en de retoriek is de vraag vooral welke autoriteiten wij nog kunnen vertrouwen. Naar welke stemmen moeten wij luisteren?1

Door globalisering en digitalisering leven we bovendien in een onoverzichtelijke wereld van onzekerheden waarin alles met elkaar samenhangt. Kleine veranderingen elders kunnen grote gevolgen hebben hier. Het bekende vlindereffect speelt in onze tijd een grotere rol dan ooit. Er komt bovendien dagelijks een enorm grote hoeveelheid feitenmateriaal op ons af. We zien door de bomen het bos niet meer. Er is sprake van een informatie overflow. De feiten spreken voor ons daarnaast ook niet meer voor zich. Ze zijn vaak meerduidig en voor meerdere interpretaties vatbaar.2

Hoe wapenen we ons in deze onzekere tijden tegen valse autoriteiten? Hoe geven wij beleid betekenisvol vorm? En hoe kunnen wij op geloofwaardige wijze invulling gegeven aan zinvol leiderschap?

Het is de retorica die ons hierbij kan helpen. Retorica geeft ons inzicht in de kracht van het woord en leert ons dat wij feiten in een bezielde context moeten plaatsen. Alleen zo kunnen wij in deze tijd van autoriteitsinflatie en informatie overflow de ziel van anderen raken. Alleen zo kunnen wij tot bezield beleid komen.

Dit doen we allereerst door ons beleid te verbinden met waarden. En dan het liefst met warme oftewel menselijke waarden. Zo brengen we het gevoel en de ziel van betrokkenen in beweging.

We moeten ook het persoonlijke in het spel brengen. We dienen de stap te maken van het koude ‘wat’ van ons beleid naar het menselijke ‘wie’. Om wie gaat het eigenlijk? Wie zijn de betrokkenen en belanghebbenden? Wiens belangen en behoeften zijn in het geding?

En dan gaat het niet om het ‘wie’ van het “wij tegen zij”, niet om het uitsluitende ‘wie’ van de voorvechters van tunnelvisies, maar om het inclusieve ‘wie’ van hen die oog hebben voor alle betrokkenen en belanghebbenden en daarbij niemand willen uitsluiten.3

Ook moeten we steeds op zoek gaan naar de dieperliggende geestelijke oorzaken van de problemen waarmee we geconfronteerd worden. We dienen geen genoegen te nemen met wat de koude feiten van het systeem ons op het eerste gezicht vertellen. Door op zoek te gaan naar grote geestrijke gedachten komen we uit bij de werkelijke onderliggende oorzaken van het falen van systemen.

Door te verbinden met waarden, door het persoonlijke in het spel te brengen, door op zoek te gaan naar grote geestrijke gedachten, raakt ons beleid bezield. Op deze manier kunnen we werkelijk een verbinding tot stand brengen.

Maar ook omgekeerd geldt dat wie bijvoorbeeld bevangen is door woede en gevangen zit in een taal van woede en ressentiment een taal spreekt die geen tegenspraak duldt, die op geen enkele manier gevoelig is voor argumenten en weerlegging.4 Alleen oprechte bezieling kan hen nog raken.

Het is de retorica die ons bij dit alles kan helpen. Zo leert retorica ons zoals gezegd ook over de geestkracht van de taal. Woorden scheppen daadwerkelijk werkelijkheden. We zien daarvan dagelijks voorbeelden in de media. Spreken we over ‘autonomie’ of ‘radicale isolatie’? Over ‘migranten’ of ‘vluchtelingen’? Over ‘zzp-er’ of ‘dagloner’? Over ‘onzeker werk’ of ‘flex werk’? Over ‘werkenden in de zorgsector’ of ‘verpleegsters’?5

De woorden die we kiezen bepalen en vormen de geestelijke wereld waarin we leven. Woorden doen ertoe en moeten zorgvuldig gekozen worden. De taal gaat ons aan. Het is dan ook van groot belang om ons juist in deze turbulente tijden met retorica bezig te houden.

1. Aldus Coen Simon in De handen van Cicero, Historische Uitgeverij Groningen, 2019.
2. Aldus Hans de Bruijn in De handen van Cicero.
3. Hier en in de vorige twee alineas volg ik de drieslag policy, principle, person zoals uiteengezet door Hans de Bruijn in De handen van Cicero.
4. Aldus Bas Heijne in De handen van Cicero.
5. Een aantal van deze voorbeelden ontleen ik aan Jan Kuitenbrouwer in De handen van Cicero.

dinsdag 22 oktober 2019

On pantheism

If pantheists claim that world and God are identical, then pantheism fails. For dust and spirit just aren’t identical. Yet, if the claim is that God as spirit permeates every part of the world, then pantheism doesn’t conflict with theism. For in this case pantheism is just a way of understanding God’s omnipresence.

A third way to cash out pantheism would be to say that everything has the property of being divine. But then again, there are many things that aren’t plausibly divine. Just pick your favorite examples. Moreover, my semantic argument entails that there are no universal properties. So also in this case pantheism doesn’t pose a problem for theism.

What about “The Force”?

Wie wel eens een star wars film heeft gezien, zal zich misschien afvragen of “The Force” de plaats kan innemen van God. Is wellicht “The Force” de laatste grond en oorsprong van de wereld?

Het sleutelbegrip hier is intentionaliteit. Heeft de force intenties oftewel bewuste bedoelingen? Heeft de force anders gezegd een bepaalde wil oftewel een bepaald doelgericht streven? Is het anders gezegd alert en actief gericht op het realiseren van bepaalde doelen? In dat geval is het een vorm van bewustzijn. Want het is precies bewustzijn, “mind” oftewel geest dat actieve doelgerichte intenties kan bezitten. Energie bezit namelijk geen intentionaliteit, geen doelbewust streven. En materie evenmin. We komen zo uit bij wat bijvoorbeeld in het christendom bekend staat als de heilige geest. De heilige geest is overal onder ons en door je ervoor open te stellen kun je erdoor geïnspireerd raken (en zo in bepaalde gevallen ook tot bijzondere en grootse daden in staat zijn). De heilige geest is bewust actief in de wereld. Deze heilige geest gaat terug op een ultieme eveneens geestelijke oorsprong van alles, waaronder de heilige geest zelf: God. Of zo je wilt: de heilige geest is de oorsprong van alles en is dus God. Dat is in feite ook precies de positie van het christendom. Men spreekt in het christendom immers niet voor niets over een onlosmakelijke hechte eenheid tussen God en de heilige geest.

In het andere geval heeft de force dus geen doelbewuste intenties. De force is dan eerder een vorm van fysische energie en als zodanig een fysische categorie net zoals de elementaire deeltjes en de bij deze deeltjes behorende elementaire krachtvelden. De force behoort dan eveneens tot het fysische universum. Zo komen we dan weer uit bij de vraag naar de oorsprong van het fysische universum als zodanig. Dit fysische universum is uiteindelijk voortgebracht door een doelgerichte oorzaak die zelf niet fysisch is. Deze transcendente niet-fysische doelbewuste oorzaak is dan een bewuste geest oftewel God.