zaterdag 22 september 2018

Kairotische tijd

Henri Bergson maakt de stap van een ruimtelijk model van tijd oftewel de klokkentijd (temp) naar een tijdelijk model van tijd oftewel duur (duree). De langs een rechte lijn gedachte puntsgewijze ruimtelijke tijd van chronos staat anders gezegd tegenover de niet-ruimtelijke kwalitatief betekenisvolle tijd van kairos. Toch kan het verschil tussen beiden alléén met een ruimtelijk beeld geduid worden. De klokkentijd van chronos heeft betrekking op extern gerichte vervreemdende ahistorische beleving terwijl de kairotische tijd staat voor de innerlijke verstilde historische ervaring.

donderdag 20 september 2018

Arguing for and against God's existence: Course schedule and literature

Within a month I will start to lecture a new master course at VU University. The course is entitled Arguing for and against God's existence and it is part of the new master Philosophy and Religion. The schedule of the course and the corresponding course literature are as shown below. I'm definitely looking forward to it.

Tuesday 30 October
The cosmological argument: two traditional paradigmatic forms
- Rutten (2012). A Critical Assessment of Contemporary Cosmological Arguments. Towards a Renewed Case for Theism, chapter I & II.

Friday 2 November
Koons' cosmological argument (and objections)
- Idem., chapter III.

Tuesday 6 November
Gale and Pruss' cosmological argument (and objections)
- Idem., chapter IV.

Friday 9 November
On Philipse’s Attempt to Write Off All Deductive Cosmological Arguments
- Philipse (2012). God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason (OUP), chapter 12.
- Rutten (2013). On Philipse’s Attempt to Write Off All Deductive Cosmological Arguments. Philo 16(1).

Tuesday 13 November
The argument from atomism and causalism (and objections)
- Rutten (2012). A Critical Assessment of Contemporary Cosmological Arguments. Towards a Renewed Case for Theism, chapter VI & VII.

Friday 16 November
Anselm's and Alvin Plantinga's ontological argument (and objections)
- Blackwell Companion to Natural Theology, edited by W. L. Craig and J. P. Moreland, 2009, chapter 10 (pages to be decided).

Tuesday 20 November
Alexander Pruss' ontological argument (and objections)
- Pruss (2009). A Godelian ontological argument improved. Religious Studies, 45, pp. 347–353.
- Pruss, A. (2012). A Godelian ontological argument improved even more. In Miroslaw Szatkowski (ed.), Ontological Proofs Today. Ontos Verlag.

Friday 23 November
The modal-epistemic argument (and objections)
- Rutten (2014). A modal-epistemic argument for the existence of God. Faith and Philosophy, 31(4), 386–400.

Tuesday 27 November
Stefan Wintein's critique of the modal-epistemic argument (and rebuttals)
- Wintein (2018). The modal-epistemic argument for the existence of God is flawed. International Journal for Philosophy of Religion.

Friday 30 November
The teleological or fine-tuning argument (and objections)
- Blackwell Companion to Natural Theology, edited by W. L. Craig and J. P. Moreland, 2009, chapter 4 (pages to be decided).

Tuesday 4 December
The moral argument (and objections)
- Idem., chapter 7 (pages to be decided).

Friday 11 December
The semantic argument (and objections)
- Rutten (2015). Positive Universally Held Properties Are Necessarily Universally Held.

Course literature
1. The Blackwell Companion to Natural Theology, edited by W. L. Craig and J. P. Moreland, 2009.
2. Pruss, A. (2009). A Godelian ontological argument improved. Religious Studies, 45, pp. 347–353.
3. Pruss, A. (2012). A Godelian ontological argument improved even more. In Miroslaw Szatkowski (ed.), Ontological Proofs Today. Ontos Verlag: http://www.alexanderpruss.com/papers/Goedelian2.pdf (Links to an external site.)Links to an external site..
4. Rutten, E. (2012). A Critical Assessment of Contemporary Cosmological Arguments. Towards a Renewed Case for Theism: gjerutten.nl.
5. Philipse, H. (2012). God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason (Oxford: Oxford University Press).
6. Rutten, E (2013). On Philipse’s Attempt to Write Off All Deductive Cosmological Arguments. Philo 16(1): gjerutten.nl.
7. Rutten, E. (2014). A modal-epistemic argument for the existence of God. Faith and Philosophy, 31(4), 386–400.
8. Stefan, W. (2018). The modal-epistemic argument for the existence of God is flawed. International Journal for Philosophy of Religion: https://doi.org/10.1007/s11153-018-9664-3 (Links to an external site.)Links to an external site.

zondag 16 september 2018

De misvatting van Latour

In Science in Action uit 1987 redeneert Latour voor wat betreft zijn wetenschapsfilosofie ongeveer als volgt. Omdat wetenschappers niet van de samenleving gescheiden zijn, omdat wetenschappers artikelen schrijven en laboratoria inrichten om experimenten te doen, omdat ze gegevens verzamelen in centres of accumulation en ze vervolgens bewerken in centres of calculation, omdat wetenschappers elkaar proberen te overtuigen en medestanders zoeken, omdat ze collectief meningsverschillen beslechten om tot algemeen aanvaarde theorieën te komen over de natuur, en omdat ze met deze theorieën situaties weten te controleren en beheersen, volgt volgens Latour dat de natuur een wetenschappelijke constructie is oftewel dat de natuur de uitkomst is van collectieve wetenschappelijke actie. Ze is niet vooraf gegeven om ontdekt te worden.

Deze redenering is echter niet houdbaar. In een mogelijke wereld waarin wetenschappers wel degelijk de waarheid ontdekken in plaats van construeren kan immers ook heel goed sprake zijn van alle hierboven door Latour genoemde antropologische kenmerken. Latour kan dus niet de stap maken van het antropologisch constateren van genoemde kenmerken naar de stelling dat de wetenschap de natuur construeert.

Hoe kunnen wij begrijpen dat Latour toch die illegitieme stap maakt? Het sleutelwoord is hier retorica. Latour ziet scherp dat wetenschap een inherent retorische praktijk is. Maar wat hij daarentegen niet ziet is dat retorica en waarheidsvinding elkaar niet noodzakelijk uitsluiten. Retorische praktijken resulteren helemaal niet onvermijdelijk in waarheidsconstructie. Latour maakt dan ook dezelfde denkfout als Socrates in de Gorgias, namelijk denken dat retorica noodzakelijk waarheidsconstructivistisch is. Plato herstelde deze denkfout in de Phaedrus en Aristoteles liet daarna in zijn De Retorica zien dat een op waarheidsvinding in plaats van op waarheidsconstructie gerichte retorica inderdaad prima mogelijk is.* Naast een sofistische retorica gericht op het produceren van waarheid bestaat er anders gezegd ook nog een realistische retorica gericht op het ontdekken van waarheid.

Latours wetenschapsfilosofie is dus gebaseerd op een te beperkt denken over retorica. Naast een waarheidsconstructivistische retorica is ook een retorica gericht op waarheidsvinding mogelijk. Dit laatste doorziet Latour niet. En precies daarom is zijn wetenschapsfilosofie gebaseerd op een misverstand. De kern van de wetenschapsfilosofie van Latour laat zich dan ook door het volgende syllogisme uitdrukken:

1. Wetenschap is een retorische praktijk van het elkaar willen overtuigen en het beslechten van controversen (premisse),
2. In een retorische praktijk worden waarheden geconstrueerd in plaats van ontdekt (premisse),
3. In de wetenschap worden waarheden geconstrueerd in plaats van ontdekt (conclusie).

De eerste premisse is goed verdedigbaar. De tweede premisse is echter onhoudbaar. Retorica kan ook op waarheidsvinding gericht zijn, zoals reeds Aristoteles heeft laten zien. En daarom volgt Latours conclusie niet.

(*) Zie hiertoe Het Retorische Weten op gjerutten.nl of voor een uitgebreidere uiteenzetting het eerste hoofdstuk van mijn boek Het Retorische Weten (Leesmagazijn 2018).

zondag 2 september 2018

Nogmaals Plato

De overgang van het moderne naar het postmoderne voltrok zich in omgekeerde volgorde reeds in de oudheid. Het was Plato die de sofistische retorica van zijn tijd buitenspel zette door een universele rede te introduceren gericht op het vinden van algemeen geldende objectieve waarheden. Men zou hieraan de conclusie kunnen verbinden dat onze tijd wacht op een nieuwe Plato. Een hedendaagse Plato die de profeten van het constructivisme, van alternative facts en post-truth buitenspel zal zetten gelijk Plato dat in de oudheid deed met de sofisten van zijn tijd. Overigens meen ik los van het voorgaande dat mijn ‘wereld-voor-ons’ kennisleer in feite het juiste antwoord is op het hedendaags constructivisme, subjectivisme en relativisme. In ondermeer paragraaf VI van mijn addendum op de tekst Het kenbare noumenale: transcendentie binnen de-wereld-voor-ons leg ik uit waarom.