maandag 23 november 2020

Vier wijzen van spreken over de-wereld-voor-ons

Al onze alledaagse, professionele, wetenschappelijke, metafysische en existentiële praktijken vinden plaats binnen wat ik de-wereld-voor-ons noem. Hiermee wordt bedoeld dat alles wat wij vanuit genoemde praktijken zeggen onvermijdelijk betrekking heeft op de wereld zoals wij deze ervaren en denken. De uitspraken die wij binnen die praktijken doen kunnen dan ook slechts epistemisch gerechtvaardigd worden als claims over hoe de wereld voor ons als mensen is.

Toch kunnen wij vanuit deze binnenwereldse positie de fundamentele structuren van de-wereld-voor-ons als het ware van binnenuit ontvouwen. We komen zo to een spreken over de innerlijke wezenskenmerken van de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons is bijvoorbeeld inherent talig of conceptueel geladen, vrij van logische tegenspraken en intrinsiek moreel. Dergelijke uitspraken zeggen universele grondtrekken of vormen van de-wereld-voor-ons uit. Deze uitspraken van de tweede soort mogen niet verward worden met eerdergenoemde praktijkuitspraken die immers gaan over de zijnden en standen van zaken in de-wereld-voor-ons. Uitspraken van de tweede soort hebben geen betrekking op wat er binnen de-wereld-voor-ons het geval is. Ze benoemen daarentegen fundamentele wereld-voor-ons-kenmerken of wereld-voor-ons-existentialen en kunnen daarom het beste existentiaaluitspraken worden genoemd.

Ten derde zijn er uitspraken over het op zichzelf van de-wereld-voor-ons. Dergelijke uitspraken gaan over de eigenlijke ontologische aard ervan. Uitspraken van het derde type zeggen iets over wat of hoe de-wereld-voor-ons is beschouwd vanuit een absoluut onafhankelijk archimedisch punt. Neem bijvoorbeeld de uitspraak dat de-wereld-voor-ons uiteindelijk niets meer is dan slechts een mentale of talige constructie, of beschouw de diametraal daartegenoverstaande uitspraak dat de-wereld-voor-ons juist volkomen identiek is aan de-wereld-in-zichzelf - aan de werkelijke werkelijkheid. Dit soort uitspraken kunnen door ons niet epistemisch gerechtvaardigd worden. En dit precies omdat wij geen toegang hebben tot het absolute.

Deze laatste uitspraak nu, dus de uitspraak dat de-wereld-voor-ons voor ons het allesomvattende is waarin wij als mensen voor altijd geworpen zijn en waarbuiten wij nooit kunnen treden, betreft eveneens een uitspraak over de-wereld-voor-ons. We affimeren hier onze onmogelijkheid om ooit het absolute - het an sich - in het vizier te krijgen. Het gaat hier om een vierde wijze van spreken over de wereld-voor-ons, namelijk een spreken over de epistemische conditie van de mens. De eerste drie uitspraken van deze bijdrage zijn er eveneens een voorbeeld van. Een dergelijke wijze van spreken zegt niets over wat al dan niet het geval is binnen de-wereld-voor-ons, niets over een fundamentele grondtrek van de-wereld-voor-ons, en niets over de werkelijke ontologische natuur van de-wereld-voor-ons. Het gaat hier om wat ik wil aanduiden als zuiver epistemisch spreken. Mijn wereld-voor-ons-kennisleer bestaat grotendeels uit uitspraken van dit vierde type. Maar zij bevat eveneens uitspraken van de tweede en zelfs enkele van de eerste soort.

zondag 15 november 2020

Het analytische denken

De ware homo ludens begrijpt dat ook de analytische filosofie een denkvorm, een denkspel, is te midden van andere denkvormen en denkspelen. En wat een spel is het! De schoonheid ervan kan alleen worden ervaren door liefdevolle participatie. Zoals met alles van werkelijke waarde het geval is. Maar nooit mag men de analytische filosofie verabsoluteren. Het blijft een denkvorm in een rijk palet van verschillende denkvormen. En de ware filosoof beoefent ze allemaal. Ja, houdt van hen allemaal. Dat is liefde. Dat is filosofie. Ja, dat is ereignis.