vrijdag 9 oktober 2015

Bijdrage RD zaterdag 10 oktober: Is agnosticisme de meest redelijke positie?

Veel mensen zijn noch theïst noch atheïst. Zij geloven niet dat God bestaat. En evenmin zijn ze van mening dat God niet bestaat. Ze laten als agnost beide mogelijkheden open. Nu zijn er verschillende soorten van agnosticisme. Men kan agnost zijn op grond van intellectuele of existentiële gronden. Intellectueel agnosticisme komt echter het meest voor. Er zijn bovendien verschillende manieren om intellectueel agnost te zijn. In deze bijdrage beperk ik mij tot één type van intellectueel agnosticisme.

Voorstanders ervan redeneren meestal als volgt. Wij kunnen alleen op grond van goede intellectuele argumenten voor (of tegen) het bestaan van God theïst (of atheïst) worden. Dergelijke argumenten zijn echter per definitie metafysisch van aard. Ze overschrijden namelijk in vergaande mate de grens van het zintuiglijk waarneembare. De metafysica is in onze moderne tijd echter volledig achterhaald. Er is geen goede reden om terug te keren naar de klassieke premoderne metafysica. We kunnen dus helemaal niets zeggen over het wel of niet bestaan van God. En daarom is agnosticisme de enige redelijke positie, aldus de aanhangers van deze vorm van intellectueel agnosticisme. Uitgaande van deze redenering laat men meestal alle argumenten voor en tegen het bestaan van God ongelezen.

Is deze argumentatie overtuigend? De verborgen aanname lijkt te zijn dat het najagen van inzicht in de absolute aard van de werkelijkheid zinloos is. Wij kunnen als mensen onmogelijk toegang krijgen tot hoe de wereld daadwerkelijk in absolute zin ‘op zichzelf’ is. Nu is het niet onredelijk om te denken dat wij als eindige wezens geen toegang hebben tot de absolute aard van de wereld op zichzelf.

Precies omdat wij nimmer buiten onze menselijke, al te menselijke cognitieve vermogens kunnen treden om een absoluut gezichtspunt op de werkelijkheid in te nemen, kunnen wij de wereld zoals deze absoluut ‘op zichzelf’ is nooit leren kennen. Al ons denken en ervaren is onvermijdelijk altijd een menselijk, al te menselijk denken en ervaren. We hebben daarom slechts toegang tot de wereld zoals deze door ons gedacht en ervaren wordt. Nooit zullen wij de wereld zoals ze onafhankelijk van ons is in het vizier krijgen. De wereld zoals ze ‘op zichzelf’ is blijft voor ons als mensen voorgoed verborgen. Alles wat wij denken en ervaren heeft uitsluitend betrekking op hoe de werkelijkheid ‘voor ons’ is.

Metafysisch denken opgevat als een poging om inzicht in het absolute te verkrijgen, leidt dan ook tot radicaal scepticisme. Het punt is echter dat we de intellectueel agnosticus op dit punt gelijk kunnen geven zonder de metafysica af te schrijven. We kunnen erkennen dat een terugkeer naar de klassieke metafysica, die de absolute aard van de werkelijkheid probeerde te achterhalen, niet mogelijk is.

Laten we dus samen met de intellectueel agnosten de ontmanteling van de klassieke metafysica accepteren. Waar het om gaat is echter dat dit niet betekent dat een schraal empirisme en daarmee het zwijgen over alles wat onze zintuiglijke ervaring vergaand overstijgt, het enige alternatief is. De teloorgang van de klassieke metafysica leidt namelijk helemaal niet tot het einde van de metafysica.

Want waarom zou metafysisch denken zich noodzakelijkerwijs moeten richten op de absolute aard van de werkelijkheid? Kan dan alléén ‘het absolute’ onderwerp van de metafysica zijn? Het ten onrechte denken dat dit zo is vormt juist een grote blinde vlek van de intellectueel agnosten.

Er is namelijk ook nog een ‘intersubjectieve’ of ‘binnenwereldse’ metafysica mogelijk. Het onderwerp van deze metafysica is niet de wereld zoals deze in absolute zin ‘op zichzelf’ is, waartoe wij immers toch geen toegang hebben, maar nu juist de wereld zoals deze door ons ervaren en gedacht wordt.

Haar onderwerp is de wereld ‘voor ons’. Laten we ons dus richten op de wereld zoals deze door ons als mensen wordt ervaren én gedacht. Er dan geen reden meer om ons te beperken tot alleen maar het zintuiglijk waarneembare. Zodra we ons bezighouden met de wereld ‘voor ons’ ontbreekt elke grond om overwegingen over het bovenzintuiglijke buiten te sluiten. Wel dienen we ons dan steeds te realiseren dat al onze beweringen een menselijke intersubjectieve status hebben en dus niet gaan over hoe de wereld los van het menselijke ervaren en denken in absolute zin ‘in zichzelf’ is.

Metafysica mag zo weliswaar niet langer gaan over ‘het absolute’, over de werkelijkheid ‘op zichzelf’, maar ze gaat nog altijd over datgene wat voor ons als mensen daadwerkelijk van belang is, namelijk de wereld zoals zij ‘voor ons’ is, de wereld zoals wij die als mensen ervaren en denken, de wereld waarbinnen wij onze weg moeten vinden, en waarbuiten wij als mensen nimmer kunnen treden.

En mag dat genoeg zijn? Wij zijn immers mensen en geen goden. De wereld ‘voor ons’ is voor ons als mensen het allesomvattende, het niet overschrijdbare. Al onze beweringen zijn slechts legitiem als beweringen over de wereld ‘voor ons’, over hoe wij als mensen de werkelijkheid ervaren en denken.

Dit alles hoeft ons helemaal niet te verontrusten. Integendeel zelfs. Het is juist deze benadering die een moderne vruchtbare metafysica mogelijk maakt: een metafysica die zich uitsluitend richt op de wereld ‘voor ons’ en niet langer op hoe de wereld in absolute zin ‘op zichzelf’ is.

We hoeven zo de menselijke hoop op het verkrijgen van inzicht in het bovenzintuiglijke niet op te geven, zolang we ons maar blijven realiseren dat ook deze inzichten, net zoals alles wat we zeggen, slechts gaan over de wereld zoals deze ‘voor ons’ als mensen is en dus nooit gaan over het absolute ‘op zichzelf’ van de werkelijkheid. Maar dan kunnen wij ook de rationele argumenten voor en tegen het bestaan van God serieus in overweging nemen. Want ook deze argumenten gaan over hoe de wereld ‘voor ons’ is en niet over de ontoegankelijke absolute aard van de werkelijkheid ‘op zich’.

Zodra deze denkstap is gezet, kunnen ook de intellectuele agnosten zich weer gaan bezighouden met het bestuderen van de verschillende rationele argumenten voor en tegen het bestaan van God. En tot welke conclusies een dergelijke analyse redelijkerwijs leidt, heb ik elders al vaker uiteengezet.

Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

9 opmerkingen:

Hans Opdam zei

Maar dan wordt "praten over God" vergelijkbaar met "praten over liefde" of praten over moraal , levenskunst, enz. Een uitspraak als "God is liefde" heeft dan de betekenis "ik vind (of wij vinden) dat het leidend beginsel in mijn (ons) leven de liefde is". Het woordje 'liefde' moet dan nog wel worden verhelderd, maar verder is daar niks mis mee, behalve dat gebruik van het woordje 'god' in het discours soms beter vermeden kan worden, vanwege de negatieve theocratische connotaties die dit woordgebruik voor velen heeft.

Emanuel Rutten zei

Beste Hans,

Waarom zou wat ik schreef impliceren dat het woord "God" vermeden kan worden? Dit is juist helemaal niet het geval. De uitspraak "God bestaat" betekent nog altijd wat ze betekent wanneer wij ons afwenden van de-wereld-in-zichzelf en ons gaan richten op de-wereld-voor-ons. Door metafysica te bedrijven binnen de-wereld-voor-ons veranderen we niet de betekenis van onze uitspraken. Het woord "God" verwijst ook dan nog steeds naar een zelfbewust wezen dat de eerste oorzaak is van de werkelijkheid. Wat verandert is dan ook iets héél anders, namelijk de kennistheoretische status van onze beweringen. Onze beweringen zijn niet langer beweringen over de wereld zoals deze in absolute zin op zichzelf is, maar beweringen over hoe wij als mensen de wereld ervaren en begrijpen. Door ons te richten op de-wereld-voor-ons kunnen uitspraken als "God bestaat" bovendien uitstekend rationeel beargumenteerd worden. Alle rationele Godsargumenten kunnen namelijk netjes gegeven worden binnen de context van de-wereld-voor-ons. Juist binnen deze context zijn ze buitengewoon effectief. Wat we zo krijgen is een God "voor ons". En laat dat nu voor ons mensen genoeg zijn. We zijn als mensen immers niet in staat een absoluut archimedisch gezichtspunt op de werkelijkheid in te nemen, zoals ik in mijn bijdrage uitleg.

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Ons praten over god en het beredeneren van zijn bestaan speelt zich af binnen "de wereld voor ons". Het kan ook niet anders. Buiten die wereld kunnen wij niet treden tenzij door de dood.
Jij zegt: laat een god "voor ons" nu voor ons mensen genoeg zijn. Helemaal met je eens.

Binnen de wereld van het kind is sinterklaas een werkelijkheid waaraan niet getwijfeld wordt. Het kind kan binnen zijn wereld ook prima "beredeneren" waarom sinterklaas wel moet bestaan. Het heeft hem gezien en misschien wel eens bij hem op schoot gezeten en aan zijn baard gevoeld. Als je zo'n kind zou vragen of Sinterklaas echt bestaat zou het je aankijken alsof je een beetje dom bent. Geen twijfel mogelijk, sinterklaas bestaat echt....zoláng je maar binnen de wereld van het kind blijft.
Als een kind begint te twijfelen is dat een teken dat het buiten de kinderwereld begint te treden. Buiten die wereld zal het kind een andere werkelijkheid gewaar worden en tot het besef komen dat sinterklaas niet bestaat.

Veronderstel nu eens dat wij, zoals het kind buiten zijn kinderwereld treedt, buiten de "wereld voor ons treden". Dit hoeft niet moeilijk te zijn want wij gaan allemaal een keer dood. Dan is er geen "wereld voor mij" meer. Maar als er geen "wereld voor mij" meer is, is er dan überhaupt nog wel een wereld?; zo ja, dan toch niet voor mij zou ik denken. Laten wij het "Die Welt an sich" noemen.
En als ik je nu goed begrijp neig je naar de gedachte dat niemand ons kan garanderen dat er in die "Welt an sich" (zijnde niet de "wereld voor ons") een god is, waarvan wij het bestaan in de "wereld voor ons" voor waar hebben gehouden.
Een "God voor ons" mocht toch immers voor ons mensen genoeg zijn. Met deze gedachte kan ik het helemaal eens zijn.

vr. groet,
Herman

Emanuel Rutten zei

Beste Herman,

De analogie met Sinterklaas gaat mank. De uitspraak dat Sinterklaas niet bestaat kan namelijk uitstekend rationeel gerechtvaardigd worden als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Wij zijn binnen de context van de-wereld-voor-ons dan ook alleszins rationeel gerechtvaardigd om te beweren dat Sinterklaas niet bestaat. De kennistheoretische status van de propositie "God bestaat" is binnen de context van de-wereld-voor-ons daarentegen volstrekt anders. In vele wijsgerige bijdragen heb ik namelijk laten zien dat de bewering dat God bestaat uitstekend rationeel gerechtvaardigd kan worden als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Kortom, binnen de-wereld-voor-ons hebben we geen goede reden om te geloven in het bestaan van Sinterklaas, terwijl we juist hele goede redenen hebben om te geloven in het bestaan van God.

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Dat de uitspraak dat sinterklaas niet bestaat uitstekend rationeel gerechtvaardigd kan worden als uitspraak over de-wereld-voor-ons is ongetwijfeld waar, maar wat ik wou zeggen is dat wij dat pas kunnen als wij buiten de-wereld-van-het-kind getreden zijn. Welnu,zoals buiten de-wereld-van-het-kind de werkelijkheid (of datgene wat het kind voor werkelijk houdt) anders blijkt te zijn dan het kind binnen zijn wereld voor mogelijk hield, zo hebben wij, als ik jou goed begrijp, geen garantie dat de werkelijkheid buiten de-wereld-voor-ons hetzelfde is als die, welke wij nu ervaren en kunnen beredeneren.
De vraag of de god-voor-ons ook buiten de-wereld-voor-ons bestaat wordt dan eigenlijk irrelevant, omdat wij nu eenmaal niet buiten de-wereld-voor-ons kunnen treden tenzij door de dood, die "ons" van de wereld haalt. De vraag of er dan nog iets over blijft lijkt onbeantwoordbaar.
Overigens ben ik het helemaal met je eens waar je zegt: laat een god-voor-ons voor ons mensen genoeg zijn. Dat kan heel mooi zijn, veel goeds teweegbrengen en heel troostrijk zijn.....Áls het maar niet ontaardt in onverdraagzaamheid en IS-achtige waanzin, zoals helaas maar al te vaak gebeurd is en nog steeds gebeurt.

vr, groet,
Herman


Emanuel Rutten zei

Beste Herman,

Wij hebben inderdaad geen enkele garantie dat de werkelijkheid buiten(*) de-wereld-voor-ons hetzelfde is als de-wereld-voor-ons. Sterker nog, wij kunnen en zullen nooit iets weten over hoe de wereld "op zichzelf" is. En ja, wij dienen ons dan ook te richten op het rechtvaardigen van uitspraken binnen de context van de-wereld-voor-ons, de wereld waarin wij als mensen zijn geworpen en waar wij onze weg dienen te vinden. Het heeft geen enkele zin om ons met de-wereld-in-zichzelf te blijven bezig houden. Het absolute blijft voor de mens onbereikbaar. Ook ben ik het met je eens dat Godsgeloof redelijk is en dient te zijn, en nimmer mag ontaarden in waanzin. Maar dit geldt eigenlijk voor ieder geloof, religieus of seculier.

Groet,
Emanuel

(*) Eigenlijk is spreken over "buiten" al teveel. Precies omdat wij helemaal niets weten over de-wereld-in-zichzelf kunnen wij ook niets zeggen over de (ontologische) relatie tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf. Wij weten dus ook niet of het adequaat is te zeggen dat de-wereld-in-zichzelf zich "buiten" de-wereld-voor-ons ophoudt. Wie weet, misschien vallen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf wel samen, zodat er geen sprake is van een "buiten". We weten het niet en we zullen het ook nooit weten.

Anoniem zei

Beste Emanuel,

Je lijkt nu een stap verder te gaan dan ik.
Vond je het niet nodig om aan je laatste zin: "We weten het niet en we zullen het ook nooit weten" nog iets toe te voegen, bijvoorbeeld: "tenzij wij mogelijk, als wij de-wereld-voor-ons verlaten hebben, nog iets gewaar kunnen worden"?

vr. groet,
Herman

Emanuel Rutten zei

Beste Herman,

Het hermetische van de-wereld-voor-ons kan nauwelijks overschat worden. Werkelijk alles wat wij zeggen en denken heeft betrekking op de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons vormt voor ons het allesomvattende. Wij kunnen als mensen er nooit buiten treden. Ook de uitspraak dat wij ooit dood zullen gaan is dus alléen epistemisch gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Sterker nog, zelfs de uitspraak dat we een verschil moeten maken tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf is uiteindelijk alleen gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Tegelijkertijd heb je gelijk dat de uitspraak "Misschien zal ik na mijn dood contact maken met de-wereld-in-zichzelf" eveneens gerechtvaardigd is. Maar let wel, alléén gerechtvaardigd als precies weer een uitspraak over hoe de wereld voor ons is, als uitspraak over de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons is en blijft dan ook het subject van al onze predicaties. Zie eventueel ook http://goo.gl/9Ll6cs

Groet,
Emanuel

Anoniem zei

Beste Emanuel,
Dit antwoord overtuigt mij.
Ik ben het met je eens dat de filosofie en trouwens ook geen enkele natuurwetenschap, garanties kan geven betreffende een realiteit die geen realiteit-voor-ons is (als zo'n realiteit überhaupt al zou bestaan).

vr. groet.
Herman